GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Leestafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestafel.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

1. DR. J. C. DE MOOR, Dienaar des Woords, bij de Gereformeerde Kerk te 's-Gravenhage, DE HEMEL GEOPEND, Predikatiën over de Openbaring van Johannes, Hoofdstuk I—III. Kampen, J. H. Kok ~ 1913.

Met dezen bundel van negen preeken heeft DR. DE MOOR zijn homiletische bewerking van het laatste Bijbelboek voltooid en daarmede de OPENBARING VAN JOHANNES metterdaad nader gebracht tot het bewustzijn der Gemeente van onzen tijd. Inzonderheid wij Gereformeerden mogen den Haagschen prediker dankbaar zijn voor de uitgave van deten zijn kanselarbeid. De niet minder dan XXXVIII leerredenen, waarin hij heel de Apokalyps behandelt, zijn niet alleen — wat van een ook literair geschoold man als DE MOOR niet anders te verwachten was —, ten opzichte van taal en stijl goed verzorgd, maar dragen ook wat verklaring en toepassing betreft, het gereformeerde stempel. Zeker, wat de verklaring betreft, moge men, bij de omstandigheid, dat het stuk der ESCHATOLOGIE of der „laatste dingen", wat althans de detailpunten aangaat, ook onder ons, nog niet tot die dogmatische vastheid gekomen is als de andere leerstukken, — hier en daar bedenkingen hebben, over het geheel zal men zich, als Gereformeerde, in de hier gegeven verklaringen wel kunnen vinden. En ook waar mes, op sommige punten, met de exegese niet geheel kan meegaan, moet men den prediker toch de eere geven, dat zijn verklaring steunt op ernstige en degelijke uitlegkundige studie.

Onder de lezing van DE HEMEL GEOPEND kwamen zulke bedenkingen uiteraard het minst op bij dat deel van het werk hetwelk bier voor mij ligt, wijl juist over wat daarin wordt behan deld, de uitlegging vrijwel vast staat.

Het maakt eeneenigszins zonderlingen indruk, wanneer men boven de preek over Openb. I. : 1—8 het cijfer XXX ziet staan.

Toch kon dit wel niet anders.

Toen DR. DE MOOR zijn werk begon uit te geven, meende hij de preeken over de eerste drie hoofdstukken van de OPENBARING te moeten weglaten, en hij liet het dus beginnen bij hoofdstuk IV.

Over die eerste hoofdstukken en met name over h. 2 en 3, waarin de „de brieven aan de zeven gemeenten" voorkomen, bestaat toch een zoo rijke homiletische literatuur, dat het hem onnoodig dacht deze nog te vermeerderen.

Dan, op aandringen van zijn Haagsche hoorde's en tevens van de lezers van DE HEMEL GEOPEND, is hij er toe gekomen om ook die aanvankelijk niet voor den druk bestemde preeken aan zijn werk toe te voegen.

En zoo hebben wij dan nu vin zijn hand de OPENBARING van hl — hXXIIinXXXVIII predikatiën.

Gelijk over de andere, reeds vroeger hier besproken bundels, waaruit dit werk bestaat, kan mijn oordeel ook over dezen niet dan gunstig zijn.

Deze bundel bevat de vo'geade leerredenen. Uit h I DE OPENBARING VAN JEZUS CHRISTUS (vs. X—8) en DE VERSCHIJNING VAN DEN VER­ HEERLIJKTE (vs 9—20) Uit hll worden achtereenvolgens behandeld: De brieven aan EPHESE, SMYRNA, PERGAMUS en THYATIRE, en eindelijk uit hlll die aan SARDIS, PHILADELPHIA en LAODICEA.

Wat „de zeven brieven" betreft, wijst DE Mo3R reeds in zijn preek over die van EPHEZE er terecht op, dat zij in hoofdzaak naar eenzelfde model zijn ingericht. „De Heere Jezus geeft na de aanspraak, waarin altoos een trek uit hetgeen in h. I van den Christus gezegd was, vermeld wordt, die bijzonder van toepassing Is op de geadresseerde gemeente, een door de uitdrukking „Ik weet uwe werken" ingeleide beschrijving van haren tegenwoordigen toestand. Daarna gaat Hij zeggen, wat Hij tegen deze gemeente heeft en dus in haar veranderd wil zien. Eindelijk geeft Hij eene heerlijke belofte aan die overwint, om daarmede te bemoedigen tot den strijd”.

Bij steeds vasthouden aan dit Schema is het den prediker toch volkomen gelukt het eigenaardige van elk der zeven brieven in al zijn rijkdom te doen uitkomen.

3. ANNUARIUM der SOCIETAS STUDIOSORUM REFORMATORÜM. 1913.

Naar aan de meesten onze lezers wel bekend zal zijn, richtten Smdenten van Christelijkgereformeerden huize aan onze openbare Universiteiten op: de Unie HENDRIK DE COCK.

Dit geschiedde den 9en Febr. 1886.

Het gebeuren op kerkelijk gebied is oorzaak, dat zij later haar naam HENDRK DE CCCK verwisselde voor dien van SOCIETAS STUDIOSORUM REFOSMATORUM en een Unie werd van gereformeerde Studenten aan openbare hoogescholen in Nederland.

Deze Unie heeft, vóór nu enkele dagen geleden, haar ANNUARIUM of Jaarboek, weer in het licht gegeven.

Het is uiteraard allereerst bestemd voor de leden van S, S. R., maar ook oud-leden zullen er gaarne kennis mee maken, en bovendien maakt het, als periodiek van een zoo specifiek Gereformeerde Vereeuiging, aanspraak op de belangstelling van heel öos publiek. Inzonderheid zullen Gereformeerde ouders, wier zonen met September wel naar een openbare hoogeschool moéten, omdat ze een studievak kozen, dat noch te KAMPEN, noch te AMSTERDAM wordt onderwezen, goed doen dit Jaarboek, dat hen kennis doet maken met „de Unie van Gereformeerde studenten aan openbare hoogescholen in Nederland", te koopen en te lezen. De opiug is door de Cominissie van Administratie uit de S. S. R., om licht te bevroeden redenen, Biet al te groot gemaakt; toch zi^'n nog enkele exemplaren voor twee gulden te verkrijgen bij < len heer J. P. A. KOOPMAN», Mcd. Stud., aan diens vacantie-adres te GRIJPSKERKE in ZEE­ LAND.

Dit tweede Annuarium hetwelk de S. S. R. thans het licht doet zien, bestaat uit tweedeelen: VEREENIGINGSLEVEN en BIJDRAGEN.

De rubriek VARIA is ditmaal achterwege gebleven.

Uit de rubriek: VEREENIGINGSLEVEN waarin ook de STATUTEN, goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 3 Augustus 19x1 zijn opgenomen, en waarvan Art. a luidt: De grondslag der Unie wordt gevormd door de Drie Formulieren van Eenigheid, — zij hier het volgende vermeld.

De Unie telt thans over heel het land 129 leden en heeft haar Afdeelingen te AMSTERDAM, LEIDEN, UTRECHT, DELFT en GRONINGEN. De Theologanten vormen verreweg de minderheid, op de Naam-en Adreslijst vind ik er slechts % en wel in de Afdeeling UTRECHT. Iets grooter is het aantal der Litteratoren, terwijl de meerderheid der leden Juristen, Medici, Natuurkundigen, Technici, Indologen, Tandheelkundige en Veterinairen zijn.

De rubriek BIJDRAGEN opent met de Unie-Rede, die op 6 Febr. 1.1. te LEIDEN, ter gelegenheid van de systen Dies, dcor mij is uitgesproken,

De titel is: ONZE VÖÓR-OORDEELEN, waarmee bedoeld zijn de gereformeerde grondbeginselen van wereld-en levensbeschouwing en waarmee dan in verband is gebracht de verhouding zoo van het Ik tot zijn denken en willen, als van denken en willen onderling. Doel van deze Rede was, het sterken in de van huis-uit meegebrachte gereformeerde grondbeginselen.

Volgt BILDERDIJKIANA door PROF. DR. H. VISSCHER, een fraai gestileerd en van diep wijsgeetig inzicht getuigend stuk, waarin de Utrechtsche hoogleetaar den invloed van LEIBNITZ op BiLDERDiJK, maar ook het verschil tusschen de^en en diens leermeester teekent. „Hij (Bilderdijk zoo eindigt VISSCHER, kende een waarhe d, wier bronwei niet was zijn rede, maar waarvan Gods Geest getuigenis gaf in zijn gemoed. En dit groote goed had BILDERDIJK niet ontvangen in de philosophenschool van LEIBNITZ, hij had het niet gegrepen door de streefkracht zijner zoo energieke ziel, maar hij had het ontvangen als een kind, want hij kende genade door zoen. Maar om BILDERDIJK te verstaan in veel, dat op den eersten aanblik vreemd schijnt, is het noodig steeds in gedachten te houden, dat hij LEIBNITZ verheerlijkt heeft „als meer dan enkel sterveling“.

Hierna komen in de BIJDRAGEN de leden van S. S. R. zeif aan het woord en wel allereerst S, T. HEIDEMA, Med. cand., met een studie SCHEPPINGSVERHAAL EN NATUURWETENSCHAP.

Een met zaakkennis geschreven principieel stuk, waarin de passus, dien ik hier laat volgen, mijn volle instemming heeft: „de feiten blijven vast staan, en die hebben ook wij als zoodanig te aanvaarden; dis moeten in overeenstemming zijn met wat de Bijbel ons leert; maar geheel anders is het met de theorieën en hypothesen, die hun eigen ongewisheid zoo duidelijk bewijzen, doordat zij vaak veranderen; daartegenover hebben we steeds met groote voorzichagheid ons stanpunt in te nemen.“

Volgt een bijdrage van den heer D. J. LAM-BOOY, student aan de Hoogescbool te DELFT, IETS OVER DE EÜRYTHMIE DER GOIHIEK waaric op, ook voor ons leeken, zeer bevattelijke wijze de geschiedenis van de strijdvraag op kunsthistorisch gebied omtrent grond en oorzaak van de evenmaat der gotbische bouwwerken wordt behandeld.

Een dergelijk technisch stuk leverde ook de heer G. DE ROOY van DELFT onder den titel: OORLOGSCHEPES, waarin deze toekomstige Scheepsbouwkundige Ingenieur tot goed begrip van wat hij vermeldt omtrent de oorlogsvaartuigen van den tegenwoordigen tijd, ook zeer interessante mededeelingen doet uit de geschiede nis der vloten. ­

Tusschen deze twee technische bijdragen in: TERUGBLIK door J. A. HENDRIKS, Med. Cand. De schtijver tracht er de ontwikkeling van het intellectueele leven in te schetsen en toont daarbij, dat bij studie gemaakt heeft van kenleer, maar ook van psychologie, bepaaldelijk van de psychologie van het kind.

Een niet mindere kennis van de psychologie en wel van die der dieren toont de heer C, J. v. D. HORST met zijn kort overzicht van den tegenwoordigen stand der dierpsychologie.

Met deze interessante verhandeling, waarvan de titel is: PSYCHOLOGIE DER DIEREN, eindigen wat ik zou willen noemen, de bijdragen op het gebied der nuttige letteren.

Maar ook die op het gebied der fraaie letteren ontbreken niet.

Een drietal gedichten waarvan een de legende van LIDEWEY bezingt en een prozastukje GROOTMOEDER door D, J. COÜVÉE toonen, dat er onder de leden van S. S. R. ook zijn, wien het niet aan belletristisch talent ontbreekt.

Dit ANNUARIUM maakt een gunstigen indruk. Het is een boek in meer dan een opzicht van blijvende waarde. Een Jaarboek waardig de hoop van het gereformeerde Nederland.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 juni 1913

De Heraut | 4 Pagina's

Leestafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 juni 1913

De Heraut | 4 Pagina's