GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Staatscommissie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Staatscommissie.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Met nadruk wezen we er op, hoezeer we het betreuren, dat de Regeering, toen ze een Staatscommissie instelde om aan den bestaanden schoolstrijd een einde te maken, uitdrukkelijk verklaard heeft, dat het Hooger Onderwijs van de taak dezer Commissie was uitgesloten. Natuurlijk kan de Commissie hieraan thans niets meer veranderen; ze is aan de opdracht, door de Regeering haar gegeven, gebonden; buiten die opdracht om, de Regeering van advies te dienen over een onderwerp, waarvan de Regeering verklaard heeft: daarvan blijft ge af, kan ze niet. Of het juist daarom niet wenschelijk ware geweest, dat men van Rechts, voordat men besloot in deze Commissie, zitting te nemen, zich vergewist had, dat /teel het vraagstuk van het onderwijs in deze Commissie aan de orde zou mogen komen, laten we thans in het midden. Nu men dat verzuim eenmaal gepleegd heeft en de Regeering daardoor de vrijheid kreeg hèt mandaat der Commissie te beperken, kan de Commissie achteraf, ook al wilde ze hèt, hierin geen verandering brengen. Het advies dezer Commissie zal daarom zich moeten bepalen tot het Lager, het Middelbaar en het voorbereidend Hooger Onderwijs; over het Hooger Onderwijs in eigenlijken zin zal ze moeten zwijgen.

Maar al kunnen onze geestverwanten in de Commissie, nu de Regeering haar taak zoo beperkt heeft, het pleit voor het bijzonder Hooger Onderwijs niet voeren, toch volgt daaruit geenszins, dat de pers zich bij dit Regeeringsbesluit als een fait accompli zou moeten neerleggen. Veeleer is het juist thans dubbel haar roeping, om.de Regeering er op te wijzen, dat een herstel van het onrecht, dat jarenlang op onderwijsgebied ons is aangedaan, ons niet bevredigen kan, wanneer een der belangrijkste takken van het onderwijs daarbij buitengesloten blijft. Indien evenals bij vroegere subsidiewetten het doel alleen was, om op den weg naar de gelijkstelling van bijzonder en openbaar onderwijs een flinke schrede verder te komen, zou tegen een dergelijken Regeeringsmaatregel minder bezwaar bestaan. Maar nu het doel heet om den schoolstrijd definitief op te lossen en tot een duurzamen vrede te komen, staat de zóak geheel anders. Niet alleen dat zulk een duurzame vrede onmogelijk is, zoolang de zaak van het Hooger Onderwijs niet is geregeld, maar, gelijk we reeds een vorig maal opmerkten, juist deze thans voorgestelde pacificatie zou öp geen geringe schade uidoopen voor degenen, die voor de vrijmaking van het Hooger Onderwijs strijden. Het zou heeten, dat doorBè concessies van liberale en socialistische zijde gedaan, nu aan eiken tedelijkeh eisch onzeS-iijds was voldaap en wie daarmede nóg-niet-tevreden '• was, 'tof 'de. 'onverbeterlijke m'alcc*»t©nt«to-~behoorde, met wien niet - te piöëgeH of H^^y. éggert" valt." En dé •Voorstaiid< Srs: -vaé-het'J bijzonder Hooger Onderwgs"^ zouden dèïi., . steun miS'sën die'vCor-beri-Jn h& t*-'fe; it'lag; ; dat hün actie deel uitmaakte van de-actie, welke'dp heel de lijn rechtsgelijkheid wilde ; verwéryeh voor het Christelijk onderwijs.

Het 'is daarom, dat we op het vraagstuk van het Hooger Onderwijs thans-^terugkomen, om aan te toorièn, waaroiïi-.idit-.. vraagstuk waartijk • niet 'minder' ut^ertt'is , dan', dat Van-het lagêf, iniddelbaaf' en gymnasiaal onderwijs en-het' méér dart tijd ^ is, dat ook bij het Hooger Orrdèrwijs f op rechtsgelijkheid bij dé' Régeeririg worde aangedrongen.

Reeds. op .zichzelf schijnt het ons toe, • dat de thans ingestelde ' Staatscommissie haar .taak. niet behoorlijk zal kunnen volvoeren, wanneer het Hoögerdndèrwijs voor - haar een verboden terrein blijft. Het doel-van deze commissie is toch niet alleen, om tot. een betere subsidieregeling - voor dé '-• bijzondere school te komen, maar ze zal ook moeten trachten een_ voorstel tot herziening van 192 der Grondwet te formuleeren, waardoor het beginsel van rechts-' gelijkheid in de Grondwet wordt vastgelegd. • Anders zou zulk een-verbeterde subsidièregehng wel eens zeer weinig kunnen baten voor de toekomst. Ook al twijfelen we allerminst aan de oprechtheid van de liberale en socialistische woordvoerders, die. op dit. oogenbhk tot zeer be-langrijke concessies bereid schijnen om de Schoolquaestie op te lossen, toch staat niets ons" borg, dat na enkele jaren de opinie niet weer omgaat en een andere Regeering onder een ge; heel andere politieke constellatie de bestaande subsidie-regeling verandert of althans aan de uitkeering dezer subsidie voorwaarden verbindt, die voor de paedagogische zelfstandigheid onzer school onoverkomelijke bezwaren zouden opleveren. Alleen wanneer in de Grondwet de nieuwe regeling, wat haar hoofdtrekken aangaat, vastgelegd wordt, zou dit gevaar afgesneden zijn, omdat wijziging van de Grondwet niet mogelijk is zonder medewerking der rechtsche partijen. Herziening van art. 192 der Grondwet zal daarom de condido sine qua non moeten wezen voor het welslagen van den arbeid der coirimissie.

Nu zou deze herziening zeker mogelijk wezen, zonder dat , het Hooger onderwijs hierbij behoefde betrokken te worden, wanneer men volstaan kon met in dit artikel een nieuwe alinea in te vlechten, waarin deze subsidieregeling voor de lagere school, het middelbaar onderwijs en de gymnasia werd opgenomen. Toch weet ieder wel, dat daarmede aan de eischen der Christelijke partijen zeker niet zou voldaan zijn, want dat tegen verschillende bepalingen die in dit artikel voorkomen, van onze zijde zeer ernstige bezwaren bestaan. Raakte de inhoud dezer bepalingen nu alleen het lager onderwijs, dan zou dit geen bezwaar opleveren, maar dit is niet zoo. Wanneer in Art. 192 van onderipijs gesproken wordt, wordt daarmede overal het geheele onderwijs bedoeld, d. w. z. ook het Hooger onderwijs. Reeds de eerste ahnea van dit artikel zegt gansch algemeen, dat het openbaar onderwijs een voorwerp is van de aanhoudende zorg der regeering; evenzoo heet het in de tweede aline; a, dat de'inrichting van het openbaar onderwijs, met eerbiediging van ieders godsdienstige begrippen, door de wet geregeld wordt. Alleen de derde alinea handelt over het lager onderwijs, dat, dan ook uitdrukkelijk zoo genoemd wordt, want hier staat, dat overal in het Rijk van overheidswege voldoend openbaar lager onderwijs gegeven worden. De beide laatste ahnea's spreken daarentegen weer van het onderwijs in al zijn .yertakkingen; aUnea 4 zegt, dat het geven van het onderwijs vrij is, behoudens het toezicht der Overheid en bovendien, voorzbover het middelbaar en lager onderwijs betreft, behoudens het onderzoek naar de bekwaam-.heid en zedelijkheid der onderwijzers; het een en ander door de wet te regelen; en alinea 5 bepaalt, dat de Koning jaarlijks een uitvoerig verslag zal geven aan de Staten-Generaal van den staat der hooge, middelbare en lagere scholen. Er kan dus geen twijfel over bestaan, dat met name de algemeene bepalingen in de beide eerste alinea's van dit artikel, niet alleen op de lagere, maar ook op de middelbare en hoogere scholen slaan. Gewoonlijk denkt.men hieraan niet, omdat de strijd het meest over de lagere school heeft geloopen en , deze beide alinea's in de eerste plaats met dien strijd in verband zijn gebracht; maar zoodra men het artikel zelf inziet, is elke twijfel omtrent de 'bedoeling van den grondwetgever uitgesloten. Juist het feit, dat in alinea 3 uitdrukkelijk van \iti openbare lagere onderwijs wórdt gesproken, bewijst, dat in de beide voorgaande alinea's niet het lager alleen, maar heel het openbaar onderwijs wordt bebedoeld.

Nu r^akt het bezwaar, - dal van Christelijke zijde tegen dit artikel ia ingebracht, niet zoozeer de beide slotalinea's, die handelen over de vrijheid om onderwijs te geven en over het verslag van. het onderwijs door den Koning, maar wel de drie eerste alinea's, die over het openbaar onderwijs handelen. - De derde alinea, die over de lagere school handelt, zou natuurlijk kunnen gewijzigd worden, zonder dat hei Hooger onderwijs hierbij betrokken werd, maan de bjeide eerste alinea's, die over het onderwijs in het algemeen handelen, • niet. En toch schijnt het niet wel mogelijk, dat een voorstel tot wijziging van Artikel 192 zou worden ingediend, dat alle Christelijke groepen bevredigde, wanneer deze beide alinea's onveranderd in de Grondwet blijven staan.

Rwids^aê-tWëedè-SlÖKffltrdJeliet karakter

van het openbaar onderwijs regelt en bepaalt, , dat dit gegevïsn. moet worden met eerbiediging, van ijeders godsdienstige begrippcn^ oattïjp^ .bij , de Christelijke partijen: zeer ernstige .bezwaren. Vooral van Christelijk-historisché MJde Vil m< ; n . de^e alinea . wijzigen, om duidelijk ïé 'doen'uitkomen, dat de hier voorgeschreven neutraliteit niet in abspluten, maarinjfilatievéh zin moet verstaan worden, zoodat op plaatsen, waar de bevolking nog in haar geheel : één religieus type vertoont, de openbare school daarmede rekening moet houden, en voorts in onz^ groote steden de mogeïijkb^id moet worden geopend, dat, de openbare: scholen onder toezicht der ouders zullen komen te staan, die dan de religieusegeziridheiddier school kunnenbepalen. Het verderfelijke gevolg van het neutrale karakter der volksschool zou daardoor althans ten deele worden getemperd óf voorkomen. Zopdra men echter aan deze alinea wijzigen gaat, zal daarmede vanzelf heel het vraagstuk van het neutraal karakter van 't openbaar onderwijs, niet alleen voor de lagere school, maar voor alle openbare scholen, dus ook voor de Gymnasia en de Universiteiten, aan de orde moeten komen, want deze alinea slaat op Aeel het onderwijs in al zijn geledingen en vertakkingen. Nu is het zeker waar, dat aan deze bepaling door niemand meer de hand wordt gehouden, zoodra men de volksschool uitzondert. Wel heeft men op grond van dit artikel de neutraliteit doorgevoerd op de lagere school, maar men heeft dit nooit gedaan op de gymnasia en nog veel minder bij de Rijksuniversiteiten. Op dè lagere school mocht, wanneer ook maar één roomsche leerling bezwaar had, de bijbel niet meer gelezen worden, of wanneer ook maar één joodsche leerling ontzien moest d^ naam van Jezus niet genoemd worden. Maar of op onze openpare gymnasia de leeraren allerlei stellingen verkondigden, die zeer hinderlijk waren voor de godsdienstige begrippen der leerlingen, deerde niemand, en wat onze Rijksuniversiteiten betreft, zou het als een aanranding der wetenschappelijke vrijheid beschouwd zijn, wanneer men daar aan de Hoogleeraren als eisch had gesteld, dat zij op hun colleges de neutraliteit hadden in acht te nemen om de godsdienstige begrippen hunner studenten te eerbiedigen. Er waren hoogleeraren zelfs in de Theologie, die op de meest spottende wijze zich uitlieten over de belijdenis der Kerk, over de geloofswaarheden doof heel de Christenheid erkend, over den Bijbel als het Woord Gods, zonder dat hierop ooit aanmerking werd gemaakt. Heel deze bepaling is daarom een leugen en onwaarheid. IZe heeft alleen dienst gedaan om van de volksschool alle christelijke elementen te bannen, maar op onze Hoogere Burgerscholen en Gymriasia en op onze Univertèiten werd door niemand aan deze grondwettelijke bepaling gedacht. Zoodra men 'met het oog öp de volksschool deze bepaling wijzigen gaat, zal men daarom, of men wil of niet, voor het geheelc vraagstuk komen te staan, welk karakter het openbaar onderwijs, .in het algenieen, dus ook aan onze Hoogescholen, moet dragen.

En nog sterker geldt dit ten opzichte van de eerste alinea van dit artikel. Wanneer meermalen van liberale zijde bezwaar is gemaakt om de bijzondere school te subsidieeren, omdat in deze alinea staat, dat het openbaar onderwijs een voorwerp van de aanhoudende zorg der Regeerihg is, dan moge dat bezwaar niet geheel juist zijn, maar wel geeft deze alinea voet aan de voorstelling, alsof het openbaar onderwijs recht heeft op bijzondere voorrechten en privilegiën van Regeeringszijdé. Wie voor de volkomen rechtsgelijkheid van het openbaar en bijzonder onderwijs opkomt, moet er daarom wel op aandringen, dat ook deze alinea gewijzigd worde. Ze is ook . met de werkelijkheid niet in overstemming, nu de Regeering al meer ook het bijzonder .onderwijs tot een voorwerp van haar aanhoudende zorg maakt, door het te subsidieeren. Het eenvoudigst zou deze wijziging kunnen verkregen worden door het woord openbaar weg te laten, evenals dit Woord in ..Art. 193 G. W. bij de zorg van de Regeering voor het armbestuur ontbreekt, , r en te lezen, dat het onderwijs een voorwerp is van de aanhoudende zorg der Regeering. Maar welke oplossing men ook voorsta, het is onmogelijk deze alinea te wijzigen, zonder dat daarbij niet tevens het bijzonder hooger onderwijs betrokken wordt, want met het woord onderwijs is in deze alinea wederom niet alleen . het lager, maar ook het hooger on-'i derwijs bedoeld. Wil men dus om aan de „ bevoorrechte positie der openbare school • een einde te maken en de subsidieering der bijzondere school het karakter te geven , , van rechtsgelijkheid met de openbare school deze alinea zoo wijzigen, dat he , bijzonder evengoed als het openbaar onder . wijs een voorwerp wordt van dé zorg der , Regeering, dan sluit' dit vanzelf in, dat dit niet alleen geldt van het lager, maar ook van het hooger onderwijs. Wel zo men aan deze moeilijkheid kunnen ontkomen, door uitdrukkelijk een uitzondering voor het bijzonder hooger onderwijs te ma ken, maar juist het maken van zulk een uitzondering zou dan wel degelijk een principieele beslissing inhouden, maar het zo een beslissing wezen, die in dit geval juist tegen het bijzonder hooger onderwijs zich keerde.

Het is op deze gronden, dat Grondwetsi herziening van Artikel 192. althans wanneer bedoeld wordt daarmede de rechtsgelijkheid van de Christelijke en de openbare school vast te stellen, ons onmogelijk toeschijnt, zonder dat tegelijk een beslissing over het bijzonder Hooger onderwijs wordt genomen. De eigenaardige economie van Artikel 192 dwingt hiertoe.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 januari 1914

De Heraut | 4 Pagina's

Staatscommissie.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 januari 1914

De Heraut | 4 Pagina's