GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Toen spogen zij in zijn aangezicht”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Toen spogen zij in zijn aangezicht”.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen spogen zij in zijn aangezicht, en sloegen hem met Vuisten. Mattfe-20-, 67.

In iemands gelaat, in zijn aanschijn, in zijn aangezicht spreekt zijn wezen. Al 't overige wat aan' hein ' is, kunnen we ons wegdenken, ZOO"'de uitdrukking-van iijn gelaat ons maar bijbjijft.' Om'ifemand te herkennen, zien wé hem "aan in zijn gelaat. Als hij van ons gaat, - blijft 't beeld van zijn aanschijn ons in de herinnering of op 't portret bij. Zijn oog verraadt ons wat in hem omgaat, door zijn gehoor geeft hij ons gemeenschap, van zijn Uppen spreekt zijn-woord ons toe, zijn levensadem komt ons' .tegen. Daar in zijn gelaat, in zijn aanschijn' vindt en ontmoet, onze ziel zijn ziel. Zelfs van den Heiligen God lezen we gedurig, dat zijn engelen geduriglijk zijn aangezicht zien, en dat ook-'wie wegstierf straks voor het »aangezicht des' Heeren* zal. verschijnen, zoodat alle kinderen Gqds Hem, eens aanschouwen zullen van aangezicht tot aangezicht.

Hoe kan 't dan anders of de hoogste kunstenaars met het penseel en even hoogstaande kunstenaars' in 't marmer hebben zich steeds pogen 'voor te stellen, hoe toch het gelaat, het aanschijn van den Heere Jezus moet geweest' zijn, en' dan getracht dien indruk op 't doek of in 't marmer weer te geven, o. De duizenden en nogmaals duizenden, die veor nu haast 2000 jaar het zoo éénige voorrecht genoten, om Jezus van aangezicht tot aangezicht te zien, ze hebben niét geweten wat zaUg privilegie hun ten deel viel. Uit de profetie kwam ons de naroep ; sGelijk als velen zich over u ontzet hebben, zoo verdorven was zijn gelaat«; op Thabor zag een drietal jongeren, hoe zijn gelaat blonk als de zon; -en op Pathmos heeft Johannes het gelaat van Jesus in den glans der verheerlijking aangestaard. Maar ook, afgezien van die drievoudige wisseling-moet er uit hgt gelaat van Jezus een uitdruklSng hebben gesproken, die alles te boven ging Wat ooit iemands oog en iemands trekken hadden • uitgedrukt. Dat Goddelijk reine ., en hooge in 't menschelijk beperkte. Die diepte van gevoel met dat meesterschap van beheersching door den Geest. Nu eens die heilige lach, 'dan die tranen van weemoed. Toornend dat oog'-de ééne maal, en dan weer in Goddelijk riiededbogen-het hart van den ongelukkige verteederend en vertroostend. Er zou een historie op zich zelf van zijn te boek te stellen van wat Jesus tijdens zijn omwandeling op aarde alleen • door de sprekende trekken van zijn gelaat, ' door de diepe inwerking van zijn oog, door den weerschijn van zijn aangezicht op de schar*' heeft uitgewerkt. Wat de "beste schilders ons in-een JECCC H^pio boden, zinkt in 't niet, en verdwijnt, zoo we het, eenige, werkelijke gelaat van Jesus er bij konden halen. Er is nooit op aarde iets gezien, noch er kon ooit op aarde iets geweest zijn, - zoo vol van heiligen inhoud, zoo innig rijk van beteekenis, zoo alles doordringend in uitdrukking, als het , niets verbergend, stilheilige, - en toch zoo echt menschelijke gelaat van öngen-HeilantJ,

En wat meer nog zegt, de alles beheerschende uitdrukking van dit heilig aanschijn moet, toen het lijden des doods naderde en aanving, nóg aandoenlijk, er en treffender dan vroeger geworden, zijn. 'Wie 't zich indenkt, wat de uitdrukking van, Jezus' aanschijn moet geweest zijn, toen hij zoo bitter klaagde, en met een traan inhet oog zuchtte: »Mijn ziel is geheel bedroefd tot: -den. dood toe!«, voelt dat hij dien aanblik niet zou hebben kunnen uithouden, dat ze hem overmeesterd en, als" teruggeworpen zou hebben.

Denk u nu den Verrader, die vlak daarop Jezus-nadert, op hem toeloopt, en op dat een wereld van smarten uitsprekend gelaat, zijn ruwen, valschen kus drukt, en toen dat oog van Jezus dat zijn oogopslag neersloeg, o. Tot in de diepte de? verderfs zal 't den verloren discipel voor eeuwig vervolgen.

En nu verschijnt Jezus in den Raad van 't Volk • des, Heeren, want dat was Israel nog steeds, en dat was het Sanhedrin. Hoe moet toen die groep van Oversten en Schriftgeleerden met •Wraak en bitterheid in hun eigen oog, in dat heilige oog van Jezus getuurd hebben. Kort duurt 't verhoor dan ook, doch nu bireekt hun woede los. Eerst een schelden^, een uitmaken van, Jezus voor Godslasteraar. Maar nauwelijks is dit ontzettend woord over hun lippen, of't rijst alles van de banken en stoelen op, en nu vHegt '.t op .Jezus aan, het omstuwt en verdringt hem, en nu komt 't vreeselijke, dat dertig, veertig mannen beginnen Jezus op dat heihg gelaat te spuwen, . en met gebalde vuisten slaan ze Jezus op 't kinnebakken, zoodat heel Jezus'heilig hoofd op en neer wordt geduwd, en de een zich uitput, om nog gemeener te spuwen, en nog feller de vuist op Jezus' aangezicht te doen neerkomen, dan de ander.

Laat. nu die pijn van de kinnebakslagen voor wat ze was, maar zoek er nu in te leven, wat dat pp zoo laaghartige wijze bespuwd worden, •en bespogen vlak in het gelaat, voor Jezus moet geweest zijn. Het is zoo, straks in het rechthuis van Pilatus herhaalt zich 't schandtooneel. De Romeinsche soldaten in hun ruwheid en driestheid hebben Jezus ook bespogen, maar daar.staat ten minste niet bij, dat ze hem spogen in het gelaat. Maar hier wel: »Toen, zoo verhaalt ons Jezus eigen discipel, spogen zij in zijn aangezicht en sloegen hem met vuisten, en anderen gaven hem kinnebakslagen.« Met het gifi-yan den haat in hun speeksel, plaatsen ze •zich recht tegenover den Heere, en dan spuwen ze hem, zoo laaghartig ze slechts kunnen, vlak in het heihg gelaat.'" -

Niet eens en even, maar aldoor. De een voor, - de. ander na. Man na man. Heel 't onheilig , gezelschap. Zoo schandelijk, dat 't Jezus van iict heilig gelaat afieekt. En dit alles om de bitterste verachting, de diepste menschelijke minachting over den Heilige Gods uit te drukken.

Het is zoo, nu nog is in heel het Oosterland het spuwen op elkaar, en vooral 't iemand spuwen in zijn aangezicht, veel meer dan bij ons gewoonte. In ons Westerland had de woede zich allicht anders vertolkt. Maar juist daarom \va, s, dit van allen kant op 't goorst en gemeenst .bespogen worden, voor Jezus zooveel banger. Het Kruis was hard om aan te sterven. Maar dit hemeltergende tafereel in Cajaphas opperzaal moet voor Jezus' teedere fijngevoeligheid haast nog banger zijn geweest.

Weerloos aan zulk een dertig-, veertigtal ruwe mannen te zijn overgeleverd. Van allen kant geduwd, gestooten, aangerand, geslagen en gesard te worden, en dan uit alle hoeken van hun schuimbekkende lippen dat ziedende vocht te zien uitspuwen, tot't op 't teedere Godmenschelijk gelaat, neerkomt en het bevuilt, — het zou voor ieder xinzer niet om uit te staan zijn geweest; maar wat moet 't dan niet voor Jezus geweest zijn, te voelen en gewaar te worden, hoe de smadelijke verachting als met volle teugen over hem werd uitgegoten. w

Wat men onder lieden van teeder gevoel elkaar ook aandoe, .van iemands gezicht blijft men af. Wie daaraan in zijn bitterheid ook maar raken durft, doet iemand de gruwelijkste beleediging aan. Een beleediging, die zoo 'verregaand wordt geacht, dat menig ridder er zijn leven voor gelaten heeft, om zoo diep-veniederende beleediging te bestraffen.

Zooals 'Jezus daar in het Sanhedrin mishandeld is, is geen onzer ooit met erger dan slijk overworpen. 'Men verstaat 't dan ook, dat Jezus straks met hel kruis op den weg neersloeg. De mishandeling, eerst in het Sanhedrin en toen in het rechthuis, had zijn krachten gebroken.

En in dat bange oogenblik geen oog dat hem meedoogend aanzag, geen deelnemende blik om hem te troosten. De verlatenheid van den Vader nu reeds aanvangend. En dan die helsche woede, die van aller lippen op hem aanspoog.

Is er een smaad, die 't van dezen smaad met nog hooger smaad won?

Een worm en geen man!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 maart 1914

De Heraut | 4 Pagina's

„Toen spogen zij in zijn aangezicht”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 maart 1914

De Heraut | 4 Pagina's