Leestafel.
L. E. LEVENSBEELDEN. Utrecht. — G. J. Ruijs. — 1915.
II.
IN DE GENERAUTEIÏSLANDEN, düs is in LEVENSBEELDEN de titel van het derde onderdeel dat, in onderscheiding van de drie historische STUDIËN, een historische NOVELLE is. Met IN DE GENERALITEITSLANDEN toch zijn wij, niét als met de STUDIËN, op het gebied der »nuttige«, maar der sfraaies: letteren.
Wat den titel dezer NOVELLE betreft, zou ik Mej. L. C. in overweging willen geven dien, bij een tweeden druk van LEVENSBEELDEN, — iets wat ik haar boek van harte toewensch — te veranderen.
Waren toch de Generaliteitslanden, in de dagen der Republiek, de landen, die niet tot de Vereenigde Zeven Provinciën der Unie behoorden, maar rechtstreeks door de Algemeene Staten werden beheerd, zooals Staats-Brabant, Staats-Vlaanderen, Limburg en Gelders-Overkwartler, — deze titel van een NOVELLE, die onderdak is gebracht in een boek, dat LEVENST BEELDEN heet, doet niet anders verwachten, dan een LEVENSBEELD van de menschcn in de Generaliteitslanden. Aan die verwachting nu beantwoordt deze NOVELLE niet, "want de plaats der handeling is slechts het dorp DEURNE in STAAÏS-BRABANT en hoewel wij in dit beperkt milieu ook wel iets van het leven der Brabantsche menschen ten tijde der Republiek te zien krijgen, concentreert het gebeuren zich toch om het gezin van Heer Louvs CAESTECKER, DROST van de HEERLIJKHEID DEURNE EN LIESSEL IN PEELLAND en nader nog, om diens dochter FRANQOSA CAESTECKER, de hoofdpersoon uit het verhaal. Mij dunkt, dat daarom de titel FRAN-50SA CAESTECKER voorkeur verdient.
De situatie is deze.
FRAN90SA, de ruim twintigjarige dochter uit het eerste huwelijk van Heer LOYS, voelt zich niet gelukkig te DEURNE in het gezin van haar, tot hooger stand opgekomen maar nog Wat ruwe vader en haar in-goedhartige en ook godsdienstige, maar min-beschaafde stiefmoeder. Niet gelukkig, omdat zij daar niet kan bevredigen haar neiging tot high-life^ die ze van haar moeder schijnt te hebben geërfd.
Zij woont al twintig jaar op het marktpleintje, in het oude huis met het wapen van Heer CAESTECKER boven de deur, doch hoe gewichtig ÏRANgosA zich als dochter van den DROST der HEERLIJKHEID DEURNE in PEELLAND ook voelt, zij zou den dag zegenen als haar vader eens een hooge positie kreeg in een stad.
„Maar vader zit in dat DEURNE vastgeroest." (p, 66).
Zoo staan de zaken, als FRANCOSA op een Juli-middag van 1701 even met de groote wereld in aanraking komt.
De Heer van het dorp. Baron VAN LEEFDAEL, die ook toen weer, als elk jaar, eenige weken op zijn kasteel te DEURNE doorbracht, had den Drost met vrouw en dochter, dien middag bij zich op salet gevraagd. Ongehuwd als hij was, nam zijn zuster, een Mevrouw SULJARD, de honneurs waar en behalve de CAESÏECKERS was de predikant van DEURNE, DS. RAUWERS, genoodigd. Op het Huis logeerde toen ook een Mevrouw SWEERTS DE LANDAS uit den BosCH.
Heer CAESTECKER was dien middag niet bijzonder spraakzaam, zijn vrouw zei heelemaal niets en de Dominé, met zijn grove, gebruinde gezicht, die legerpredikant was geweest vóór hij op DEURNE kwam, was met zijn soldatenmanieren ook al geen gezelschap voor IMevrouw SWEERTS DE LANDAS, wier md, n Heer van OIRSCHOT was. Zoo kwam het, dat zij zich maar wat ging bezig houden met FRAN^OSA. Al pratend en vooral toen zij hoorde, dat het meisje aan Fransche literatuur deed, kwam zij er toe FRANCOSA te beloven haar "eens bij zich in DEN BOSCH te zullen inviteeren.
Toen deze met haar vader en stiefmoeder vertrokken en ook Ds. RAUWEBLS verdwenen was, kwam Mevrouw SWEËBTS VAN OIRSCHOT met haar kritiek.
Van de CAESTECKERS vond ze de dochter verreweg de beste en toen mevrouw SULJARD, die wilde uithuwelijken aan Ds. 'RAUWERS, vond zij dat die twee bepaald niet bij elkander behoorden; FRANgosA zelf had haar al gezegd, dat «hij soms nog erge soldatesqnemaniereii had.»
Dan zijn wij drie jaar verder.
Mevrouw SWEERTS DE LANDAS heeft haar belofte niet gehouden.
Op een kouden November-Zondagmorgen zijn wij nu met FRAN^OSA te DEURNE in de groote' WiLLËDRORDUSkerk, sedert ruim vijftig jaar, toen BRABANT aan de Republiek was afgestaan, svan Paapsche dwalingen en Paapsche tooi gezuiverd." In het kille kerkgebouw, voor de kleine gereformeerde gemeente veel te groot, preekt Ds. RAUWERS over den oorlog. Straks geeft bij, als middenzang, de verzen 3 'en 5 van Psalm 90 op. Aan de laatste drie regels van vers 5 verbinden zich dan onwillekeurig FRA.NyosA's toekomstgedachten-Zij krijgt een bange visie van zichzelf, ziet zichzelf, als zij, over vijftig jaar, tusschen de 70 en 80 zal zijn en dan a!s doelloos-levende oude-juffrouw CAESTECKER op DEURNE zal zitten.
's Middags komt Dominé bij haar familie eten.
Het tafelgesprek loopt vrij vlot. Loopt eerst over den oorlog en daarna over een plan van den DROST om Woensdagmiddag, met paard en wagen, naar een dorp in de buurt te gaan. Ook wordt afgesproken, dat FRANCOSA dan zal meerijden tot aan den zijweg naar VLIERDEN, waar zij de Schoolmeestersvrouw wil bezoeken. Als haar vader op zijn terugtocht om ruim vier uur weer bij den zijweg is, zal zij weer op den wagen komen.
l3s. RAUWERS, die »met het oog op een eigen tehuis", reeds lang zijn keuze had gevestigd op de dochter van Heer CAESTECKER „al stond zij wel heel ver van hem af", — merkt bezorgd op, dat die zijweg zoo eenzaam is en het al om half vier begint te donkeren.
Maar FRANCOSA neemt zijn inmenging koel op
En nu hét slot.
De terugtocht van VLIERDEN was, hoewel blij-eindigend voor FRANCOSA, toch niet zonder tegenheden geweest. Vergezeld van een ouden knecht, de jongere moest bij vader op den wagen blijven, was zij over den verregenden zijweg, met natte voeten bij de schoolmeestersvrouw gekomen. Toen zij van dat bezoek terugkeerde werd het weer slecht en als zij nog vóór vier uur met den ouden knecht aan den zijweg is donkert het en is van vaders paard en wagen nog niets te zien. Wind en regen doen haar schuilen in een naburig huis waar Roomschen woonden, terwijl de knecht bij den zijweg blijft. De schrille, hartstochtelijke klaagstem van de oude moeder der huisvrouw over al wat haar geloofsgenooten te lijden hebben gehad, beangstigt haar. Doch dan komt JACOB, de knecht vertellen: „Juffer ik zie nog geen kar, maar de Dominé loopt langs den weg."
JACOB moet den Drost tegemoet gaan en Ds. RAUWERS . brengt FRANgosA naar DEURNE.
In dien mistigen November-avond, onder stroomenden regen, op modderigen landweg heeft hij haar gevraagd. En als hij den volgenden dag om het antwoord zal komen, wil zij geen neen zeggen. Want „FRANCOSA CAESTECKER zou nu een doel in haar leven hebben; zij zou ergens voor kunnen leven." (p. 143).
Reeds de wijze waarop deze vrij eenvoudige situatie mèt haar 18de eeuwsch miheu door L. E. in scène is gezet, maakt deze historische-NovELLE tot een kimstwerk. En dat is te meer te waardeeren, wijl dit genre in onze hedendaagsche literatuur niet al te druk wordt beoefend. Het vereischt dan ook niet slechts een door-endoor kennen, maar ook een zich geheel-kunneninleven in wat naar tijd en plaats vèr is, en daartoe is noodig een talent als van déze Schrijfster. Haar is het ook nu weer gelukt historische stof, die tot belletristische verwerking vaak zoo weerbarstig kan zijn, volkomen te beheerschen.
Als Mej. L. E., ben ook ik geweest te DEURNE, waar in de 18de eeuw onze bekende natuurkundige MARTINET en in de vorige, onze tijdgenoote Mevrouw NOORDERWIER-REDDINGIUS, wier vader er predikant was, zijn geboren.
Wel anders dan in 1701 zal het er uitgezien hebben, toen ik het, voor nu veertig jaar, zag. Maar nog was er toen het dorpspleintje en de sedert lang weer roomsche WILLEBRORDUSkerk en het kasteel en het Peelland. En niet alleen dat vond ik weer terug in de Novelle, maar ook het ouderwetsche milieu waar pRANgoSA in optreedt is door L. E. zoo in scène gezet, dat aan de uitbeelding niets ontbreekt. Het interieur der kamers en zalen, de japonnen en kapsels der dames, de steekhoeden en mantels der heeren, de landweg met zijn voren en gaten, de karossen en karren, tot de Datheensche psalmen toe, — heel die schikking zou de bekwaamste regisseur haar niet verbeteren. Zeg nu dat dit alles maar techniek is en ik zal het niet tegenspreken. Maar L. E. heeft hier ook nog iets anders gedaan, iets veel hoogers dan knappe regie leveren.
Ik wil niet spreken van de mooie brokjes natuurschildering in deze historische NOVELLE, want ook dat raakt nog maar den buitenkant. Maar wel moet ik spreken van wat er de grootste charme aan geeft, de karakterteekening, de uitbeelding van het, in hun spreken en doen, naar buiten-komend zieleleven der menschen uit lang verleden.
Het zieleleven der menschen uit 1700 dat, bij al zijn overeenkomst met het onze, vooral in zijn voelen, toch van het onze verschilt.
Want over het-geheel genomen, voelden die menschen anders dan wij.
En L. C. weet dit niet alleen, maar zij verstaat ook zoo bij uitstek de kunst om zich in het gemoedsleven van de menschen uit lang verleden in te voelen en door het dan ook düs uittebeelden, maakt zij haar werk zoo echt. Laat mij dit, om bij het gebeuren waarop het uitloopt in de NOVELLE te blijven, mogen verduidelijken aan FRANgosA's mariage de raison met Ds. RAUWERS.
Zeker, de situatie waarin zij verkeerde, komt zoo, althans bij een jonge - vrouw van stand en ontwikkeling, in onze „eeuw van de Vrouw" bijkans niet meer voor. Toch kunnen ook bij déze motieven werken, die als bij FRANCOSA CAESTECKER, leiden tot een huwelijk, dat niet precies een 'mariage d^amour is. Maar in dat geval zal de jonge vrouw van onzen tijd anders voelen. Zal zij tegen een veel intenser onlustgevoel hebben te strijden, dan haar zusteren uit vroeger eeuw.
De cultuur heeft het gemoedsleven van den mensch onzer dagen, ik zeg niet verreind, maar toch verdiept en verfijnd.
Voldoende bezinning zal zelfs in het bange wereldgebeuren der laatste maanden hiertegen geen instantie kunnen vinden.
Ook L. E.'s medegevoel, uitkomend zoo in haar vroegeren als ook nu weer in dit haar werk, met het lijden onzer Roomsche landgenooten „onder de Republiek" is mij bij haar, de overtuigde Protestante, niet anders dan een bewijzend teeken van dit verfijnd en verdiept en laat mij hier ook zeggen, verreind gemoedsleven.
Moge het Mej. L. E. gegeven zijn met nog vele LEVENSBEELDEN als dit van FRANCOSA CAESTECKER de vaderlandsche belletrie te verrijken.
VERBETERING. In de 2e alinea der laatste kolom van de vorige LEESTAFEL kwam te staan: „als die twee", terwijl er had moeten staan: „als niet die twee".
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 4 juli 1915
De Heraut | 4 Pagina's