GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Van de Voleinding.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de Voleinding.

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

CXCVII.

ZESDE REEKS.

XX.

De heidenen zullen liet zien en beschaamd 7ijn, vanwege alle hunne macht; zij zullen de hand op den mond leggen; hunne ooren zullen dool' worden. Mich. 7 : 16

Het laatste stuk in Micha, dat de twee laa'tste hoofdstukken, .kapittel VJ en VII, omvat, heeft een geheel andere strekking dan de beide voorgaande deelen. In de beide eerste hoofdstukken ging de dreiging van het komend oordeel uit; in het tweede stuk, hoofdst. V, VI en \"1I, trad ook de belofte van den komenden Messias tusschen in; nu, in de beide laatste kapittelen, volgt ten slotte de oproeping tot boete en be-.keering, In het eerste stuk komt de scheiding tusschen den Heere en zijn Bondsvolk op, omdat zij zijn Bond gebroken hebben. In het tweede stuk verschijnt de Middelaar die de' breiike helen zal. En in dit laatste is nu het begin van de terugvinding van het Bondsvolk. De. .scheiding maakt nu plaats voor zoen. Hierbij doet zich nti in het \-i.)rmelijke een soort van samenspraak tusschen God en z-ijn-volk voor. De afstooting iieeft nu uit. Ge ontdekt weer een spoof van wederzijdsche toenadering. Zoo heet het in VI:3—5: o. Mijn volk, wat heb Ik u gedaan? En waarmede heb Ik u vermoeid? Betuig tegen Mij! Immers heb Ik u uit Eg)-pte!and opgevoerd en u uit het diensthuis verlost, en Ik heb voor uw aangezicht henen gezonden Mozes, Aaron j en .Mirjam!" En hierop nu .antwi/ordt het; volk, bij monde van den Profeet; Waarniede zal ik den Heere tegen komen, en mij bukken voor' den hoogen God ? Zal ik Hem tegenkomen met brandofferen? Zou de Heere eenig welgevallen hebben aan duizenden van rammen ? Zal ik mijn eerstgeborene geven voor tnijn overtreding ? De vrucht mijns buiks voor de zonde mijner ziel? " Op dien hoe goed ook bedoelden, toch zoo onzinnigen uitroep, antwoordt dan de Heere weder in vs. 8 v. v.; zulks nogmaals bij monde van den Profeet: Hij heeft u bekend gemaakt, o, mensch, wat goed is, en wat eischt de Heere van u, dan recht te doen, en "weldadigheid lief te hebben, en ootmoediglijk te wandelen met uwen God? De stem des Heeren roept: oort de roede en wie ze besteld heeft!« En zoo gaat 't op en neder, tot aan het slot toe, keer om keer een betuiging van Godswege aan het volk, de ééne maal van God zelf 'uitgaande en dan door den Ziener in 's Heeren naam tot het volk komende, en op die ^betuiging des Heeren antwoordt clan telkens het volk in zijn boetvaardige verlegenheid, om te hoóren wat God wil dat de Joden doen zullen. Voor de doorzichtigheid is het schade, dat dezedialoogvorm niet in onzen vertaalden tekst is aangegeven. Indien wat God tot Israel spreekt en Israel als in antwoord hierop aan zijn Bondsgod betuigt, hetzij door een regel wit, 'tzij door een streep, van elkander onderscheiden ware, zou men bij het lezen terstond gevoelen, dat men met een tweegesprek of dialoog te doen had, en de saambinding van deze beide zou u gevoelig toespreken. Nu daarentegen loopt 'taalles dooreen, en dit schaadt aan de helderheid in niet geringe mate. Onze indeeling van den tekst in kapittels en verzen is niet oorspronkelijk, doch eerst veel later , in den tekst aangetra^ht. Het zou daarom in niets aan clen tekit gedeerd hebben, indien hier en daar zulke afscheidingen of streepkens de ver: schillende stukken onderscheiden hadden, en het zou bij de lezers zeer doeltreffend het spoedig en recht verstand van den tekst hebben bevorderd.

Xa volgt reeds uit dezen vorrrÉ^^^et tweegesprek iii deze twee laatste hoofdstukken, dat het herstel van den vrede tusschen God en zijn volk naderende; is. Zoolang de rechter den schuldige voor zich daagt is er eer afstooting; zoodra de twee die in strijd waren, weer saam onderhandelen gaan, neigt de wederzijdsche verhouding tot verzoening. Dit hebt ge zelf wel ervaren, als scherp uw conscientie u aanklaagfle over wat ge verkeerdelijk deedt, of zondig naliet. Dan toch overviel u bij het eerste weeropzien tot uw God iets dat u afschrikte en terug, deed deinzen. Doch bij wie een kind van God mag zijn, blijft 't daar niet bij. Strkks toch verkrijgt dan een gevoel van «.verootmoediging de overhand, ge valt op de knieën, en uw God spreekt u weer in ontferming toe. En niet lang meer of ge ervaart dan, hoe uw God uw zonde weer van u heeft genomen. En juist zoo nu is hier. f)ok het verloop liij iMiciift. lüist .sloeg God (\i: Hf-ere (irii .'ïciirik in (.Ie valsrhclijk gerust'^ volk'sconscientic. Toen die conscientie geraakt was, trad het Evangelie tu.s.schen beiden in liet wijzen op den komenden Messias. E.n toen dit weer toenadering mogelijk had giMuaakt, kwam nu als van zélf de gewaarwording van boete en dorst naar verzoening op. En 'ten slotte i.s het of de Goddelijke ontferming den schuldige weer in heilige teederheid omarmt. Vandaar dan ook het heerlijk drietal laatste verzeil in - Micha's zoo aangrijpend geschrift: »Wie is een God gelijk Gij, die de ongerechtigheid vergeeft ? Hij houdt zijn toorn niet in eeuwigheid, maar heeft lust aan goedertierenheid. Hij zal zich weder ontfermen. Hij zal onze ongerechtigheden dempen, ja, (iij zult al hun zonden in de diepte der zee' werpen. (lij zult Jacob de trouw, ? \braham^ de goedertierenheid geven, die Gij onze vaderen van oude dagen af gezworen hebt.-'. Het is juist door dit zoo rijke zielkundig verloop van den gedachtengang, dat Micha's profetisch geschrift zoo hoog staat. Het, is. of ge hier in die zeven kleine hoofdstukken van Micha de zes en zestig kapittelen van Jesaja als saamgeperst terugvindt, IMicha is niet Jesaja in 't klein, iHjiar Jesaja in 't kort, En ge kunt ti zoo voorstellen hoe die beide heilige inannen, die deels in gelijken tijd saam te Jeruzalem geleefd hebben, dan ook saam voor hiui (iod op dit keerpunt van Israel» geschiedenis met het diepste van hun heilig besef getuurd hebben.

Juist daaroin e^^^WoCT op den st.-ind van dit geding tusschen God en zijn H-indsvolk hier nog dieper worden inge gaan, tjeiijk men toch weet, werkt zelfs nu nog in onze Nederlandsche Kerken de vraag na, of het aan. Gods volk geoorloofd is, zoo de overmacht van het ongeloof en .wangeloof zich van het heilige terrein meester maakt, zich daartegen te verzetten, dan wel of we dit logisch moeten laten doorwerken, het moeten ondergaan, en voorts moeten wachten op den tijd, dat het God gelieven zal, er ons van te verlossen. Het is vooral in den kring die uit Eiberfeld zich den levensregel liet geven, dat deze vraag in laatstgemelden. zin beantwoord is, en dan steeds beantwoord, onder verwijzing naar wat aan het volk (iods in het Heilige land geboden .werd, toen Xebucadnezar aan het Koninkrijk van Ju da en aan Jeruzalem ten slotte den genade-.sl.ag toebracht, In Jeruzalem was er tnen een groep, die tot het uiterste toe met het zwaard in cle vuist tegen den Babylonischen overheerscher wilden optrekken, terwijl de profetie van Jesaja en Micha hiervan afried. Onderwerping was nu eisch geworden, en het lijden der ballingschap inoest in stille berusting worden aanvaard. Dit gaf toen een geestelijken strijd onder de Joden, De één achtte doorstrijden tot men er bij neerviel, plicht en achtte het een laf verzaken en prijsgeven van de zaak des Heeren, zoo men niet liever zich dood vocht, dan dat men voor den vijand zwichten zou, en hierin sprak dan een heilig patriotisme, dat liever strijdend onder de muren van Jeruzalem den dood tegenging, dan dat men den vijand zonder verzet en weerstand zou iaten geworden. Doch clit juist kon het zegel der profetie niet erlangen. Op zichzelf mocht dit heroïsme van een te loven moed getiu'gen, maar het .Bondsvolk had door zijn afval van Jehovah en zijn afgoderij het recht omin den glans van dit heroïsme te schitteren, verbeurd. In wat Xebucadnezar over )eruzalem getuigde, sprak zich een oordcel Gods .uit, Xiet uit zichzelf was Salmanassar voor Samaria .gekomen, en kwam ook een .Xebucadnezar niet voor Jeruzalem. Beide X'orsten, de één uit Xinevé, en de-ander uit Babylon, waren door Jehovah als zijix instrument tegen Palestina uitgezonden. Dat ze eerst Samaria en toen Jeruzalem ternederwierpen, was alzoo niet anders dan een oordeel Gods dat ze aan deze ontheiligde steden voltrokken. En hierdoor kwam het .er ten slotte op neder, dat God aan de zijde van Xebucadnezar stond tegenover zijn eigen Bondsvolk, . en dat Israel in verzet tegen God kwam, zoo het een worsteling tegen Xebucadnezar ondernam, om mtt het zwaard in de hand het oordeel af te wenden.

De ballingschap IMS niet meer af te keeren, en Israel moi'st zich, eer het uittoog, daarin vinden en daarin berusten, • Lijd smart en arbeid om voort te brengen, o dochter .Sions, als een barende vrouw« (IV : 10) werd aan'het volk toegeroepen, en juist zooals een barende vrouw wel beeft onder de smarten die haar overvallen, en er desnoods hare weeën onder uitgilt, maar toch ze \vi'\ n-iissscn wil, en i-!ct ongenblik zcgeiKió T.iarop ze aaiuingen, zoD' ook moest V. iitet Israel zijn, lucn de bange uittoi lü uit .'^ion naar .Babel Voor de deur .stond, (lij zult nu, zon vervolgde cle profeet, wc' uit < !c stad uitgaan, en op het veld wn-ncn, en UA in Babel komen, maar ald-iar zult gij gered worden, en aldaar zal u de Heere verlos-.sen uit de hand van uw vijanden. (t\': d). Over en weder was er verschuiving der gedachten. De Heidenen beeldden zich nu in, dat hun triomf over Jeruzalem hun victorie over Jehovah zou zijn. Israel was immers Jehovah's volk. Inclien ze dan nu heel Israel ten onder brachten, en zelfs op .Sion hun banier plantten, wat-zou dit dan anders beduiden, dan dat Baal, als we 't zoo zeggen mogen, over Jehovah had getriomf> ; erd. »Xu, zoo heet "t xv. vs. II, zijn wel vele Heidenen tegen u verzameld, die daar zeggen: aat ze ontheiligd worden en laat ons oog schouwen o]) .Sion. Maar, zo(i vervolgt de Godspraak, i ze-.i'cteni de gedachten des Heeren niet en verstaan zijn raadsiag niet, dat P-Iij deze Heidenen vergaderd heeft als garveti \'o, ir den croischvlner". Hieruit nu verklaart zich het aTiders zoo raadselachtige " zeggen in \'11:8: 'érblijd u niet over mij, o mijne vijandin ! (Babel) wanneer ik gevallen ben, zal ik weder opstaan. Ik zal des Heeren gramschap dragen, want ik heb tegen Hem gezondigd". Maar straks zal diezelfde God die mij nu onderzijn oordeel ternederwerpt, zelf opstaan om mijn twist tegen ute twisten en mijn recht uitte voeren. En wat die vijandin aangaat, die een oogenblik zich inbeeldde voor altoos over mij getriomfeerd te hebben, haar zal de schaamte iaedekken, en dat booze Babel, dat mij toeriep : ïWaar is de ' leere uw (.j(.)d ? " • t^tzeiri'e rui zoo •tvia(-i-i*-., .ï'-liabe-; - z? \l strriks worden tot een vertreding als slijk der straten", (VII : lu')

Zoo ge even doordenkt, ' stuit ge aanstonds op de 'verwarring in de geesten, die door deze toedracht van zaken èn te Babel èn te Jerusalem ontstaan kon. Het scheen wel 't voorspel van wat Jesaja in zijn 45e hoofdstuk ons van Cores meldt. Wie oppervlakkig in dat 4.5e hoofdstuk leest, hoe Cores hier voorkomt, ontvangt bijna den indruk, dat Corgs een geheiligde koning van het Volk'des Heeren was. Of heet. 't daar niet: Alzoo zegt de Heere tot zijn gezalfde, tot Cores, wiens rechterhand ik vat, ova de volken voor mijn aangejicht neder te werpen. Ik zal voor uw aargizicht heengaan en Ik zal de kromme wegen recht maken, en Ik zal u geven de schatten die in de duisternis zijn, opdat Gij moogt weten, dat Ik de Heere ben, die u bij uwen naam roept, de God van Israel!* Leg nu naast deze lofzegging vanden Heidènschen koning v.an Perzië, die hier Cores heet, ' maar ons meer als Cyrus bekend is, de bedreiging die over Jerusalem uitging, dat het geploegd zou worden, en tot steenhoop zou ^\> orden«, (.MichaIII : 12), en ge zoudt toch metterdaad u een oogenblik kunnen inbeelden, dat het nu een omgekeerde wereld werd. Het i.s hier toch de afg'odische, heidensche C\TUS die op schier teedere wijze in eere gesteld wordt, en daartegenover het heilige Sion dat aan de wilde, woeste wraakzucht van een Xebucadnezar wordt prij.sgcgeven. "V^erkreeg het hierdoor nu niet den schijn, alsof God de positie in de antithe-se tusschen zijn volk en de heidensche volken had omgekeerd ? " Of was het niet zoo, dat Jehovah inet Xebucadnezar tegen Jeruzalem optrok, en dat 't Gods bestel was, om zijn volk in ballingschap, naar .l? ab\-lon te doen uittrekken. Het is zoo, de ontzettende slachting die in .Sanheribs leger, toen 0()k dit uit Babel kwain, nog zoo kort te voren, vlak bij de muren van Jeruzalem was aangericht, wekte gansch andere gedachten, maar het droeve eindresultaat bleef dan toch, dat die heidensche macht als door God zelf voor de poorten van Jeruzalem werd gebracht; dat God ain die heidensche macht de overwinning over zijn eigen bond.svolk schonk; en dat 't volk van Abraham in balingschap terug moest als naar datzelfde Ur der Chaldeön, van waar 't eens op Gods roepstem in den eersten Patriarch was uitgetogen.

Raadselachtig moet dit 'dan ook tot op 't laatste oogenblik toe voor het volk des Heeren in het. Heilige Land gebleven zijn, en alleen de profeten konden hierover licht spreiden. Xoch voor Micha, noch voor Jesaja bleef het dan ook een raadsel. Hun toch was van Godswege tweeërlei geopenbaard, ten eerste, dat cle ^afval van Gods volk niet anders kon verzoend noch als schuld uitgedelgd, dan door een algeheele opoffering van Israels volk. Van eeuw tot eeuw had zelfs de heilige kern in dit heilige volk zich door den afgodischen zin, die~in de groote menigte 'werkte, l.-".ten betooveren en Ijinden. Wat ook beproefd was, duurzaam had niets geholpen. Onder David en Salomo een tijdelijk-opleven, nia: u-vlak daarop reeds een scheuring, en bij tien stammen van de tuaalf, de geesieliji< e ontaarding. C )nder het wi.sselen der koningen van luda een enkele opleving ontler een ]oas en Hiskia, maar straks weer een inzinking en uitglijding onder een Athalia en een Manasse. Er was geen blijvende beterschap. Het moest daarom tot een scheiding tusschen de kern en de massa komen, q|| dit kon eerst tot stand komen, zoo geheel het ontredderde volk.sböstaan vernietigd werd, en uit wat dan nog overbleef een//Av/ïc volks-, bestaan kon opkomen, gelijk dit dan ook onder Zerubbabel, P> .ra en Xehemia is opgetreden. Maar geheel de overgang hiertoe gaf in "de eerste ontreddering het onbegrijpelijke, waarin men zich niet thu.is kon gevoelen. Tweeerlei was hier de strijd. In de eerste plaats was er de-strijd tuHsch-en Israels Gotl en de heidensche macht, die in afgoderij was verzonken, en in de tweed.e [)laats was er de strijd tusschen de heiligheid van den Bondsgod en het oiit.iarde Bondsvolk, Oppervlakkig bezien zou men zeggen, dat voor dien dubbelen strijd de meest voor de hand liggende oplossing ware geweest, die reeds in .Mozes dagen aan het woord kwam. toen de Heere er tegen Mozes van sprak, kortweg heel Israel te niet te doen. De Heere bleef immers vrijmachtig om zich een niettw Bondsvolk uit te verkiezen en desnoods te scheppen, ICn toch mocht 't zoo juist niet loopen, Gods raad moest bestaan, en daarom bad Mozes voor het volk, en zijn bede wertl verhoord. Ten deele kan zelfs gezegd, dat her , 'iezc vra.-^.!g was, tlie van 't Par-idijs af de historie beheersch.t heeft. Tcjt driemalen toe kon men vragen, waarom God in zijn Almacht wat van Hem. af viel, niet. verdeed, orn in nieuwe schepping zijn raad te voleinden. Men kan dit vragen bij den val in het Paradijs, Ware .Adam en Eva verdaan, en een nieuw menschenpaar geschapen, zou 't dan niét heel anders geloopen zijn? Zoo ook kan men bij Mozes worsteling vragen: Had God niet''t volk in de woestijn kunnefi te niet doen, en aan een nieuw volk zijn roeping voor het PX'angelie kunnen doen toekomen ? En zoo ook stond 't hier. Ook hier 'toch kon gevraagd, waarom God de Pleere niet kortweg, niet tijdelijk, maar voor altoos Jeruzalem evenals Samaria te niet deed ten einde daarna een geheel nieuw volk .te roepen. En juist dit is het probleem dat heel de historie van het Oud-Verbond, en nog altoos den gang van het E.vangelie beheerscht.

Zoo scheen het, ^Isof Jehovali, als we het zoo mogen uitdrukken, de rollen verwisseld had, en alsof nu het volk van Babyion zijn volk, en Israel Hem ten vijand Vi& 's, geworden. Zoo trok de Heer met Xebucadnezar tegen de kinderen L-jraels op, en de mannen van l> abel konden genieten in de gun, st die Israels (ïod hun ten deel deed vallen, onderwijl het zaad Jacobs leed, en onderging en versteende, Xu is deze bange tegenstelling bij .Micha nog geenszins rnet die kla ' ' 'tspi'oken, waarmede dit in Jesaja' 'ken geschiedt, maar toch ligt gchec, ...elfde ook aan Micha's vergezichten ten grondslag. Het zaad Abrahams had zich zoowel te Samaria als te Jeruzalem door de Heidensche cultuur laten'vergiftigen, Xiet de gedachte aan wat Boven is, maar wereldzin had steeds meer de ontwikkeling van den geest in de beide landen overheerscht. Dit had er van zelf toegeleid om ook den dienst van Jehovah steeds meer voor den dienst der Bai'ils en Asteröths te doen wijken. Het echte Israel kromp ineen 'en was nauw herkenbaar, en Jeruzalem was allengs even als Samaria een succursaal van .Xinivé en Babel geworden. Soms viel voor den reiziger het onderscheid niet meer te bespeuren, of hij in Babel of in Jeruzalem was. Dit zou nu nog minder gehinderd heben, inclien, gelijk mén het zich jarenlang heeft voorgesteld, het hoogcr cultuurleven slechf's een smalle zelfkant van het sociale leven zoo in Babel'als in Jeruzalem ware_ geweest. Doch juist dit weten we thans beter. Zoo hoog zelfs stond destijds reeds deze cultuur in weelde en zinlijkheid, dat men zich soms afvraagt, of de toenmalige cultuur, het technische nu uitgezonderd, destijris niet reeds hooger stond, dan zulks thans bij ons het geval is. Maar in elk geval, het moest nu tot een besli.s-, sing komen. Het moest nu blijken, of die cultuur het van de roeping Gods, dan wel de roeping Gods, die tot Israel gekomen was, het van die onheilige cultuur zou winnen. Zoo moest er een algeheele ommekeer komen, die er toe leidde, om do gezonde kern van Israel uit de kranke massa los te wikkelen, en tevens die gezonde kern (e sterken en te heiligen. Dit nu was, zoo lang het volk in Palestina bleef, ondenk baar. Daarom kon en mocht de kastijding niet uitblijven, die Israel eerst ter neer sloeg en uit zijn land zette, om het daarna in gesmaldeelden, nieiuv gewijzigden vorm te doen opstaan. Instrument nu tei; volbrenging \-an deze kajïtijding zou ditzelfde afgodische Babel zijn, door welks geest Israel zich had laten verleiden. Om straks weer voor God te knielen, moest het zondige Israel eerst voor I5ab\ion le'eren bukken, en uit dat Babel zou 't niet zichzelf verlossen, maar om 't uit dit afgodische Babel te verlos, sen, zou God zelf in der Perzen koning zijn dienstknecht beschikken. Eigen verzet tegen ? éien ook, tegen Egypte, tegen Tyrus, tegen. Xtnive of tegen Babel, kon daarom het volk niet meer' redden, Israel moest bukken, moest zich vernederen, moest de zelfkastijding willig ondergaan, die Jehova over het volk beschikt had. Het had nu te doen, niet wat 't zelf verkoos of wildo, inajir gedwee te volgen in wat God over Israel beschikte, Israel moest ondergaan en tijdelijk v'erdwijnen. Wilhg moest het des Heeren gramschap dragen, erkennend en belijdend, dat het tegen Hem gezondigd had (Vil : 9), Tijdelijk moest daaront de verhoutling omgekeerd zijn. Jehova optrekkend met .Salmanassar en Xebukadnezar, en door dezen als instrument zijn verkoren volk ter nederw'erpend.. Maar juist onder deze kastijding zou de geestelijke levenskiem weer in Israel werken gaan. Het bange lijden zou tot boete, de boete tot berouwen wederkeering leiden. YA\ ZOO eerst zou 't openbaar wgrden, dat Israels God niet enkel de God van Sinai, maar ook de God van de Messiaansche verwachting was. In den Messias toch zou de God van het strenge recht der - wet zich nog rijker en heerlijker als de l'ontein van genade en ontfcnning openbaren. »Hij houdt zijn toorn niet in eeuwigheid, maar Hij zal zich onzer weer ontfermen, en in de diepte der zee zal alle zonde van zijn volk verzinken < . Zoo blijkt wel, hoe in Micha's gezichte ons een der rijkste bijdragen voor de Messiaansche belofte is toegekomen. Alleen maar, - tot nadere uitstalling van bijzonderheden over wat voor Israel het Kruis, en na het Kruis de verrijzenis, en ten slotte na dé plaatsbekleeding aan Gods rechterhand, de wederkomst des Heeren en de Voleinding zou zijn, leent ook Micha's God.sspraak zich nog niet. Boven de eerste komst van den Me, ssias gaat ze niet uit.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 februari 1916

De Heraut | 4 Pagina's

Van de Voleinding.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 februari 1916

De Heraut | 4 Pagina's