GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„om den Heere na te wandelen”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„om den Heere na te wandelen”.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De koning nu stond aan den pilaar, en maakte een verbond j^yoor des Heeren aangezichte, om den Heere na te wandelen, en Zijne geboden, en Zijne getuigenissen, en Zijn inzettingen met ganscher harte en met ganscher ziele té houden, bevestigende de woorden dezes verbonds, die in dit boelc geschreven zijn. En het gansche volk stond in dit verbond." 2 Kon. XXIII : 3.

»Het nawandelen des Heeren*, is 't beeld ontleend aan de kinderen, die door een hun onbekende straat trekkend, niet zelf hun weg bepalen, maar achter hun vader, die. voorgaat, volgen, om, saÉlm, met hem, veilig en behouden . aan de plaats hunner besteraming aan te komen.

Deze beeldspraak vindt thans weinig toepassing meer. Immers zelfs de Jongere kinderen kennen zei ven den weg, dien ze te volgen hebben, en gevoelen aan leiding geen behoefte meer. Doch heel anders was het in de dagen van Josia. De ouderen moesten toen de jongeren voorgaan op den weg, dien ze te gaan hadden. En zoo was het volstrekt niet alleen in Josia's dagen. In de Middeleeuwen duurde gelijke toe­ j stand zelfs in Europa voort. Steeds had men behoefte aan een gids en leidsman dife voorging, en, van plaats tot plaats trekkend, had men, althans in het vreemde land, steeds behoefte aan een kenner van den weg, die meeging en voorging. Op allen weg kon onraad en gevaar dreigen, men kon verdolen en het rechte pad verlaten. En dan alleen wandelde men stil en rustig van plaats tot plaats, zoo men wist een gids bij zich te hebben, die den weg kende, waar we heen moesten, en die ons veilig en zeker op den weg geleidde.

De gedachte hiervan nu past de Schrift ook op ons gaan langs den levensweg toe, en op dien levensweg is het dan de Heere die ons voorgaat en veilig geleidt, terwijl wij dan achter onzen God aanwandelen, en zoo 't doel bereiken van onzen gang door het leven. De rijke uitdrukking hiervoor is, dat we niet anders hebben te doen, dan den Heere na te wandelen. Hij gaat ons dan voor en Zijn schreden wijzen ons dan den weg aan, waarop we volgen zullen' Zóó echter, dat we op den weg zelven nauwelijks letten of merken, maar eeniglijk met het zielsoog staren op den Heere die ons voorgaat, om aldus veilig den eindpaal te bereiken, waar ons pad heen moet leiden.

Sterk sprekend is hier vooral dat twandelem. In wandelen ligt het denkbeeld van rust en kalmte. Wie er zoo aan toe is, dat hij niet loopt of draaft, maar wandelen mag, gaat rustig van schrede tot schrede voort, geniet van 't schoon der natuur waardoor hij zich heenbeweegt, en voelt zijn gewaarwordingen en gedachten stil en rustig onder het wandelen in zich voortwerken.

Wandelen met den Heere onzen God drukt alzoo uit, dat we in volledig vertrouwen op onzen Herder en Leidsman afgaan, op Hem onze gedachten richten, en alle zorge voor het kiezen van den juisten weg, en zoo ook voor het zijwaarts afslaan van den weg, waar afgeslagen moet worden, geheel aan onzen Leidsman en Gids overlaten, zelve daar nauwelijks op denken, en zelfs bij het doorsnijden van de gevaarlij k'Ste keerpunten van den weg, geen oogenblik van angst of zorge kennen, omdat we in volkomen vertrouwen op onzen Leidsman afgaan. Bij bergtochten doorleeft de bergstijger nu nog gelijke gewaarwordingen. Hij gaat dan niet alleen, maar neemt een gids met zich. en in dien gids stelt hij zoo volledig vertrouwen, dat hij de gevaarlijkste punten geheel veilig doorkomt, zonder ook maar een zweem van bezorgdheid in zich te voelen opkomen. Zoo wordt 't dan op die bergen een wandelen in stille genieting en de gids bant alle zorge uit 't hart.

Eu jaist zóó nu is 't ook op ons levenspad. Ook op dit levenspad ontsluiten zich op elk punt schier doolwegen, die ons oorzaak van jammer konden worden. Immers God de Heere alleen kent ook voor ons persooalijk leven het juiste pad, dat we te bewandelen hebben. En zij 't al, dat ouders en vrienden en eigen onderzoek ons hieibij ten deele hulpe kunnen bieden, in dieper zin genomen, is toch de keuze waarvoor het leven ons telkens plaatst, in haar verstrekkende gevolgen alleen Gode bekend, en kan er van een stil en rustig voortwandelen alleen sprake voor ons zijn, indien we wandelen mogen onder de leiding van onzen God.

Van de leidslieden die we in onze ouders en vrienden bezitten, is hier dan ook van zelf geen sprake. Er wordt hier niet gedoeld op de keuze van den weg nocb op de kleine ongelegenheden van ons dagelijksch leven, waarvoor de raad en voorlichting van ouderen van jaren ons gedurig te stade komt. Er wordt hier etniglijk gedoeld op de groote levensbeslissingen., waarvoor we zoo herhaaldelijk geplaatst worden. Levenskeuzen, die vaak niet anders dan aan een enkele schrede naar rechts of naar links hangen, doch die, is die ééne schrede eenmaal gezet, beslissen over geheel otize verdere levenstoekomst. Denk, om^op dit ééne slechts te wijzen, aan de belofte van huwelijkstrouw die vaak in een onbezonnen oogenblik gegeven wordt. Niet anders is het bij de keuze van ons levensberoep. En soms zelfs komen we in nog dieper zin voor zulk een levenskeuze te j staan, als 't gaat om de reinheid van ons hart, en om 't afkeeren van onze ziel van een zedelijk gif dat bij ons in wil sluipen. Het nemen van al zulke beslissingen voor heel ons leven brengt ons gestadig in het pijnlijkst gevaar, zoo we er niet in slaagden om onzen God tot den Leidsman onzes levens te doen worden.

Niet, versta dit wel, om op een gegeven oogenblik, als de angst van een pijnlijke levenskeuze ons bekruipt, op de knieën te vallen, en licht van Boven in te roepen. Ook dat kan nog voorzeker, doch het is niet de rustige ziels toestand, waarop hier gedoeld wordt. Zóó genomen toch gewenden we ons aan een keuze van onzen eigen weg, om alleen in een oogenblik van dijzondere sfa.nniDg, o{ va.n dreigend gevaar, 't^ licht bij onzen God te zoeken, terwijl wat hie' bedoeld wordt, getuigt van een geestesdispositie die heel ons zielsleven nabij God doet verkeeren, en niet slechts een enkel maal, doch veeleer gestadig en vanzelf ons doet rusten in de leiding die van onzen God op ons leven uitgaat.

Er spreekt zich in dat mawandelen van den Heere», zoo zalig de gemoedsgewaarwording uit, dat 't met zijn God verkeeren, de gewone, de normale gesteldheid van ons hart is, en die daarom niet kan doelen op wat we een enkel maal bij dreigenden nood durven wagen, maar iiet op de gestadige gesteldheid van ons innerlijk zielsleven. Zal ons leven metterdaad, niet slechts een enkel maal in buitengewonen nood, maar bestendig en gestadig een wandelen achter onzen God zijn, dan moet ons zielsoog steeds op Hem zien, gelijk Hij voor ons uitgaat, en onze schreden richt op 't einddoel, dat Hij voor ons bestemd heeft.

Dat wandelen achter onzen God is ondenkbaar als uitzondering. Het moet een gestadige zielsbevinding zijn, dat onze God voor ons uitgaat, dat we aan Hem alle beschikking over den weg kunnen overlaten, en dat we op niet anders dan op dit ééne liebben te merkeu, dat we Hem, onzen trouwen Vader, geen oogenblik uit het oog verliezen, en niet, nu en dan, onze eigen keuze van den weg tusschen Zijn plan pogen in te schuiven, doch dat we steeds en bestendig, tot zelfs in de hachelijkste oogenblikken van ons leven, alle vrees en alle benauvydheid bannen, en met volle gerustheid Hem die ons voorgaat, van schrede tot schrede volgen.

Niet op een incidenteele, maar op een duurzame gemeenschap met den Heilige komt 't dan ook aan. Ge vindt daarom dit stille, rustige Godsvertrouwen gemeenlijk meer bij de vrouw dan bij den zelf vaak alles bedisselenden man. Ja, zelfs soms meer bij een kind dan bij wie volwassen is. Wie wandelen zal achter zijn Lotsbeschikker, moet de kunst van het zich overgeven verstaan. 'Immers om met den Heere te wandelen, moet uw zelfovergave aan uw God een volstrekte zijn.

Dr. A. K.

< ) In de Meditatie „Uw volk en de schapen Uwer weide" sloop een stuitende vergissing in, die hiermede verbeterd zijn moge. Het stond er alsof Abel de landbouwer was en Kain de schaapherder, wat, gelijk Gen. 4 : 2b toont, er juist omgekeerd had moeten staan.

K.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 februari 1919

De Heraut | 4 Pagina's

„om den Heere na te wandelen”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 februari 1919

De Heraut | 4 Pagina's