GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Van de Kerk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de Kerk

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Doch ijvert naar de beste gaven; en ik wijs u eenenweg, die nog uitnemender is. I Cor. XII:31.

LV.

Doch ijvert naar de beste gaven; en ik wijs u eenenweg, die nog uitnemender is. I Cor. XII:31.

Op Canada moet even nader afzonderlijk ingegaan, niet alsof het op zichzelf voor ons van zoo overwegend belang was, maar om de bijzondere beteekenis van dit bijna ongemeten land voor de toekomstige ontwikkeling van het godsdienstige leven in geheel Amerika. ')Uit het dusver besproken deel van Amerika bleek overduidelijk, op welkeen principieele tegenstelling men in het godsdienstige leven van Amerika afstuit. Vreemd is die godsdienstige gedeeldheidin Amerika op zichzelf niet. Men vindt toch gelijke gedeeldheid in Azië tusschen China en Japan eenerzijds, en anderzijds tusschen de Turken, Indiërs en Perzen. Ook in Europa faalt het aan godsdienstige eenstemmigheid op alle manier. De Protestanten, de Roomsch-Catholieken, en de Slaven betraden elk hun eigen weg. In Amerika echter doet zich het internationale verschil op veel scherper afgekante wijze voor. Zuid-Amerika met Midden-Amerlka vertoonen een Kerkelijk leven, dat van meetaf zijn eigen weg ging, en nog op geenerlei wijze merken liet, dat het op vereeniging en saambinding met de Vereenigde Staten of met Canada bedacht was. Nu is Canada noch onder het régime van de Vereenigde Staten, noch onder dat van Zuid-en Midden-Amerika te rangschikken. Wel vromelijk. Steeds toch is men er in Canada op bedacht geweest, deregeeringsvormen van de Vereenigde Staten zooveel het ging na te bootsen, en te Londen bestreed men dit streven nimmer. Van meetaf doorzag men te Londen het gevaar waaraan men in Canada blootstond, zoodra de vrijere en meer ongedwongene staatkundige vormen van de Vereenigde Staten in Canada navolging zouden vinden. Voorzichtigheidshalve schikte men zich daarom in wat voor verschikking vatbaar was, en deed al wat denkbaar was, om binnenstaatschen strijd en wedijver af te snijden. Canada was oorspronkelijk op vr'j breede schaal door de Franschen in bezit genomen en ten deele bevolkt. Deze Fransche volksverhuizers stonden er van meetaf ten zeerste op, om hun Roomsch-Katholieken godsdienst met onverkort en ongeschonden recht in hun oorspronkelijke koloniën stand te doen houden. De Roomsche Religie gevoelde zich in Canada steeds ten deele bedreigd. De oorsponkelijke volksplanters in het Midden en Noorden van Amerika waren voor een oogenblik uit Nederland overgekomen, maar later toch bijna uitsluitend van Engelsche, Schotsche en lersche herkomst geweest. De Franschen waren in Canada derhalve als een geheel vreemd element, tengevolge van den oorlog, er tusschen ingeschoven. Toen ze nu in dien oorlog een schitterende overwinning hadden behaald, stelden ze er prijs op, in grooten getale naar deze noorderstreek in Amerika te verhuizen en van Montreal en Quebec uit de bezetting van deze geheele streek te ondernemen. Die toeleg is hun toen gelukt, en zóó gelukt, dat zich schier uitsluitend een Roomsche Fransche groep hier neerzette. Dat hebben ook wij in Paramaribo, en eerst zelfs in Nieuw Amsterdam, gewaagd. Wat de Franschen hier ondernamen was, zij 't ook in geheel anderen trant, de stichting in het hooge Noorden van Amerika van een bloeiende nederzetting, en zulks niet alleen gelijk dit ons in Suriname gelukte, zoolang de slavernij dienst kon doen, maar ook in volstrekt nationalen zin. De verhuizing naar dit noorderdeel van Amerika was voor Frankrijk een niet enkel Kerkelijke, maar meer nog in volstrekten zin een politieke onderneming. Zooals Cromwell het in Ulster ondernam, en zoo krachtdadig ondernam, dat 't hem gelukte, zoo waagden de Bourbons het in Quebec en Montreal. Men was er te Parijs op uit, om aan het Engelsche prestige in het noorderdeel van Amerka een gevoeligen knak toe te brengen, en al was het hierbij nu ongetwijfeld meer om het politieke dan om 't Kerkelijke succes te doen, het Kerkelijke succes kon en moest toch als middel dienst doen, om er den Franschen, en hiermede den Roomschen invloed duurzaam te vestigen, en zóó te vestigen, dat men in het bestuur van den geheelen staat meê kon spreken. Die Fransch-Roomsche bezetting van een deel van deze noorderstreek in Noord-Amerika is dan ook Kerkelijk en politiek met zulk een volharding en zulk een kracht doorgezet, dat thans in de 20e eeuw de beteekenis van dit noeste ondernemen nog in niets verflauwde; en een schier ongekend succes werd, dat Engeland steeds, bewoog, deze Fransch-Roomsche Kolonie op alle manier te ontzien. De laatste officieele opgave stelde vast, dat nog in 1901 ni^ minder dan 31 percenten der geheele bevolking naar afstamming en oorsprong van Fransche herkomst waren, een cijfer waardoor de Franschen het zelfs numeriek nog altijd van de Engelschen wonnen, althans indien men de Engelschen van de Schotten en Ieren onderscheidt. Op zich zelf beschikken de Ieren over 18, 5 en de Schotten over 15 procent. Duitschers waren er slechts 6o/o, waar dan nog öo/o negers en I34 half-negers bijkwamen. Neemt men nu geheel Groot-Brittanje, dan beschikt dit alzoo over de besliste meerderheid, maar de Fransche Roomsch-katholieke kolonie mag toch geen oogenblik uit het oog worden verloren. De Gouverneur-Generaal heeft zijn residentie te Ottawa. Zijn bewind oefent hij uit door een bijna geheel parlementaire constitutie en Engeland gaf hier blijkbaar den toon aan. En zoover zelfs liet men het zelfstandigheidsideaal hier voortschrijden, dat Canada thans over een eigen leger en over een eigen vloot beschikt. Was er nu in den loop der historie sprake van geweest, dat deze reusachtige Engelsche bezitting de sterk sprekende verscheidenheid op godsdienstig en kerkelijk gebied allengs tot eenheid herleiden zou, zoo waren hier beter dan ergens elders de gegevens aanwezig geweest, om zulk een proces te laten intreden en te doen doorgaan. Niets anders toch ware hiervoor noodig geweest, dan dat de transformatie, die in de 17e eeuw in Groot-Brittanje tot standkwam, ook hier ware doorgezet, en dat men hieraan had toegevoegd, dat ten eerste een Kerkelijk regime, gelijk ook in Scandinavië, vasten voet verkreeg, dat de Gemeene Gratie toepassing vond, en dat de bezoldiging der kerkelijke dienaren een volstrekt privaat karakter erlangde. Zoo zou men nog niet anders hebben gedaan, dan de winst die in de Vereenigde Staten van Protestantsche zijde behaald is, ook hier toepassen.

') De positie van Canada is zoo eenig als zelfstandige kolonie, dat het thans aan Frankrijk een schuldvordering toezond van 1871 millioen Dollar, geheel buiten de Engelsche schuldvordering om.

Juist hiervan is intusschen niets hoegenaamd gekomen. Tegenover de 41.4 Roomschen, staan zelfs nu nog slechts 16 pCt. Presbyterianen, 13pCt. Anglicanen, 17 pCt. Methodisten, 6 pCt. Baptisten, en voorts nog, echt Amerikaansch, een dertigtal uiterst kleine secten, wier cijfers ter nauwernood mêe rekenen. Blijkt nu van achteren, dat deze sterk golvende Kerkelijke beweging toch in de grond verhoudingen ter nauwernood een merkbare wijziging heeft aangebracht, zoo kan de conclusie moeilijk een andere wezen, dan dat van een radicale omzetting van het Kerkelijk leven ook in Canada geen sprake is geweest. Het blijft er nog alles op de aloude grondvormen drijven, en de verdeelheid neemt eer gestadig toe, dan dat ze haar einde naderen zou. Dit nader voor de geïsoleerde districten van Canada aan te toonen, loont de moeite niet. Nu toch duidelijk bleek, hoe men ook in Canada, wel verre van een rijkere ontplooiing van het Kerkelijk léven te bevorderen, veeleer nog vaster in de oude banden beklemd geraakte, is hiermede uitgemaakt, dat een rustig van eeuw in eeuw voortkruipend proces hier geen voleinding brengen kan. Staat 't alzoo voor ons vast dat de Voleinding naderende is. We zeggen niet op staanden voet noch aanstonds. Immers ook naar luid Johannes Openbaring kan het proces dat het einde naderbij brengt, een duur van beteekenis erlangen. Maar zóó dan toch, dat het proces de steeds rijpende ontwikkeling voleinden zal. En indien aldus almeer de ontbinding , nadert, dan moet hieruit voor ons onverwijld vastklemming volgen aan de machtige finale: »Ziet, ik ben. met ulieden al de dagen tot de Voleinding der wereld.*-

Uiteraard mag bij elke beschouwing van de wederkomst des Heeren ten gerichte nimmer uit het oog worden verloren, dat de oorspronkelijke voorstelling die ons in de Heilige Openbaring gegeven wordt, van meetaf neigde naar een met spoed haasten, zou men soms zeggen, van den jongsten dag. De gemeene voorstelling die ge in zake het einde onder de geleerden en de geloovigen aantreft, stemt, wat den grondtoon betreft, niet dan zeer zelden met deze Schriftuurlijke voorstelling overeen, iets wat volstrekt niet alleen van de voorstelling der Apostelen geldt, maar even beslist terugslaat op hetgeen de Christus zelf ons in zijn redevoerin­ gen over het einde dat te komen stond, vaak ten beste gaf. Ongetwijfeld protesteerde de Christus in een gewichtige redevoering, te vinden in Matth. XXIV, ten ernstigste tegen de voorstelling, alsof onverwijld de worsteling ten einde zou loopen, en de beslissing voor eeuwig onmiddellijk zou ingaan. Veeleer is 't een gansch andere profetie die vaak van den Christus uitging. In geheel de wereld zou zijn Evangelie gepredikt worden, en zulks wel tot een getuigenis voor alle volkeren. Ontkend kan zelfs niet, dat de Christus anderzijds een voorstelling gaf van wat te komen stond, die ver over vele geslachten heen reikte. Maar toch zij nimmer vergeten, dat de Christus er even beslist bijvoegde: «Voorwaar zeg Ik u, dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, totdat alle deze dingen zullen geschied zijn.« Hier zweeft derhalve over den duur van den in te wachten tijd gewisselijk onzekerheid, maar van meetaf wordt hier toch het einde dat te komen staat, met het geslacht dat toen den dood nog moest tegengaan, in verband gezet. En zulks wel, let hier van nabij op, niet in vagen, algemeenen zin, maar zóó sterk verbijzonderd, dat de Heere sluit met de zeer omstandige en verbijzonderende uitspraak: »Alsdan zullen er twee op den akker zijn, de één zal aangenomen en de ander zal verlaten worden. Daar zullen twee vrouwen malen in den molen; de ééne zal aangenomen en de andere zal verlaten worden. Waakt dan, want gij weet niet in welke ure uw Heere komen zal.« Klaarlijk komt hier uit, hoe eenerzijds door den Heere gewezen wordt op een rijk ontplooide geschiedenis, die na zijn Hemelvaart zal volgen, alsdan lange tijden zal voortduren en allengs de geheele wereld in alle lengte en breedte zal omvatten. Doch hoe duidelijk de Christus hier ook waarschuwde, en men kan zonder overdrijving zeggen, een verschiet van allicht meer dan eeuwen ontsloot, toch is er geen sprake van, dat de Heere daarom een verschiet van • eindeloozen duur zou ontsloten hebben. Dit geschiedt nergens in de Schrift. Ook niet in de Openbaring van Johannes, en in elk geval, hoe diep het woord van den Christus, of later van zijn Apostelen, ook op de te wachten toekomst ingaat, toch omsluit de Christus steeds zijn geheele voorstelling met een geestelijken band, die ten slotte alles weer terugbrengt op de zaliging of de verwerping van de enkele personen. Breed meet de Christus den kring van wat te komen staat uit, maar steeds blijft toch zijn drang aanhouden om op het finale einde aan te dringen, en de geloovigen terug te roepen naar den oordeelsdag, die ook over hun eeuwige toekomst beslissen zal.

Ge moogt da'^rom wat te wachten staat, nimmer naar een toekomst zonder grens of maat verschuiven. Veeleer omgekeerd moet geheel de geloofsvoorstelling u steeds naar het alzijdig heden teruglokken, ja terugtrek ken naar die alles beheerschende eindbeslissing, die geloovigen en ongeloovigen voor nu en voor eeuwig scheiden en uiteenwerpen zal. Zoo stuit men schier allerwege op deze tegenstelling, dat onder de onzuivere theologen de zucht steeds is en blijft heerschen om het straks naderend einde te verschuiven, zoo 't kan naar schier eindelooze toekomst. Men is er bijna zeker van dat, wel niet de eenvoudige geloovigen, maar dan toch ook enkele zich orthodox noemende geleerden, liefst het einde in een verre toekomst wachten. Ze geven ook nu wel toe, dat de geschiedenis der wereld en de geschiedenis van Christus Kerk op een eindelijke ontbinding en oplossing blijft aansturen, j maar liefst verschuiven ze de ure dezer beslissing, zoover 't bij eenige mogelijkheid kan, naar al verder afgelegen toekomst. En juist hierover nu mag niet heengeloopen. Het moet niet alleen voor ons vast staan, maar veel meer nog ons uitlokkend toespreken, dat het einde niet alleen nadert, maar met merkbaren spoed naderende is, en dat de Christus reeds van verre staat, om ons met alle geloovigen onder zijn heerlijke hoede op te nemen. In de officieele, wetenschappelijke kringen mijdt men schier allerwegen de al te spoedige nadering van de eindglorie, die dan tevens de eindcatastrophe voor de afvallige wereld met zich zal brengen. Men geloolt en belijdt wel, dat dé eindcatastrophe komen moet en zéil, alleen maar men rekt den nog vrijgelaten tijd, men stelt uit, wat ook maar eenigszins voor verschuiving naar verdere toekomst vatbaar is, en aan de twee vrouwen op den akker, waarvan de ééne ten leven ingaat, en de andere omkomt, wordt niet meer gedacht. Zonder overdrijving mag daarom gezegd, dat een ieder die thans met het oog op de ontzettende tijden, die we doorleven, weer naar > de vrouwen op den akker* verwijst, aan de profetie der Schrift nader omt, dan wie heil zoekt, en blijft zoeken, n een verschuiving zonder eind van het inde.

In verband hiermede zij nog op een weede historisch verschijnsel de aandacht evestigd, dat in de woeling van het heden terk meê spreekt; we bedoelen op het terk sprekend verschil tusschen hetgeen n de geloovige Kerken omging ten eerste ijdens de wreede heerschappij van Rome's eizers, ten tweede tijdens de Reformatie, elijk deze door Luther en Calvijn slaagde, n ten derde thans. Onder de vervolging er Romeinsche en ten deele van de Byzanijnsche keizers stonden de Kerken met ezielden moed, en met geestelijke overacht tegen de ongeëvenaard machtige eizers over. Resultaat hiervan was het schiterende Martelaarsschap, dat niet de Romeinche of Byzantijnsche Keizers, maar juist mgekeerd de belijders van den Christus in ere bracht, en hen de toekomst deed innen. Bijna ditzelfde nu geldt van den trijd der Calvinisten en Lutheranen in de agen der Reformatie. De Doopsgezinden aven toen aan het eind ook hunnerzijds en Martelaarsboek uit, en al kan niet geegd dat de toenmalige vervolgingen van de panjaarden even bitter toegingen als die der Roomsche en Byzantijnsche keizers in die ooze dagen, toch stond 't ook toen tusschen en zich wonderbaar maintineerend geloof n de woedende bloedzoekende Inquisitie uist hiervan echter is thans geen spoor eer te ontdekken. Het staat nu niet als in e dagen der Reformatie tusschen twee Kerk roepen, de ééne vanRoomsche en de andere an Protestantsche herkomst, maar van allen kant komt thans de antithese uit, dat de nheilige wereld zich als één ongebroken kracht, tegen alle Kerk, van - wat oorsprong ook, keert, en dat de Kerken de geestelijke macht blijken te missen, om zich door geestelijke aaneensluiting hier tegenover te wapenen. Noch in Europa, noch in Amerika waakt er een wakkere geest op, om het Kerkelijk leven te verjongen en te vernieuwen, maar in beide werelddeelen houdt men streng vast aan de aloude onderlinge krakeelen en jaloerschheden, en althans in Europa wordt er zelfs niet aan gedacht om de aloude krankheden, die uit den Reformatietijd dagteekenen, dan nu eindelijk toch te boven te komen. En al geeft men op zichzelf toe, dat regeneratie zich zoowel in Europa als in Amerika ten slotte zeer wel denken liet, tot dusver ontbreekt nog elk levensteeken, dat op innerlijk herstel van geestelijke kracht wijst, en op den eenigen grooten strijd, waartegen het ten slotte zoowel in Amerika als in Europa zal zijn op te nemen, doet hopen. Iets wat te meer ernstig stemt met het oog op het Socialisme en Communisme, daar deze beiden niet rusten kunnen en niet rusten zullen, eer èn in Amerika èn in Europa hun haan koning kraait, en de Kerken niet slechts aangerand, maar onder den voet geloopen zullen zijn.

Kon men er nu nog in roemen, dat de Protestantsche Kerken in de Vereenigde Staten en in Canada zich met beslistheid aan haar Confessie hielden, en in vollen zin konden gezegd worden de Belijdenis der I7e eeuw in haar volle strekking te doen gelden, zoo zou men hierin althans een vast uitgangspunt bezitten en behouden, vanwaar nieuwe scheppende kracht voor de toekomstige ontwikkeling van deze Kerken kon uitgaan. Doch uist hieraan hapert het. Reeds wezen we er op, wat verwikkeling en verflauwing van de Belijdenis ingevolge de aan Darwin gegeven toeneiging, was aangebracht. In verreweg het grootste deel der Protestantsche streken van Amerika, die van oudsher op onze lijn lagen, beheerscht thans Darwinistische afwijking geheel de gesteldheid der geesten. Bij kleine groepjes zijn er nog Kerken die in hun oude Belijdenis staan bleven. Warfield is hun leider en voert zijn leiding op uitstekende manier. Toch neemt dit niet weg, dat in tal van Kerken die voorheen trouw Calvinistisch waren, allengs een geheel andere geest zich van de predikers en leiders der Kerken meester maakte. Gevolg hiervan nu kon niet anders zijn, dan dat elke groep Kerken in haar eigen stroom afdreef, en de Confessioneele gedeeldheid hand over hand toenam. De finantieele vrijmaking der Kerken blijft daarom niettemin de vrijheid, en door die vrijheid de zedelijke kracht, van deze Kerken in hooge mate in zelfstandigheid oefenen, en zoo haar beteekenis voor den historischen gang van het nationale Kerkelijk leven sterken. De vrijmaking van het pastorale Kerkelijk leven is Amerika's glorie, en zonder overdrijving mag gezegd, dat 't vooral aan die pastorale vrijmaking is dat de Protestantsche Kerken haar opkomst en bloei dankten. Slechts blijft 't te betreuren, gelijk we reeds vroeger opmerkten, dat met deze vrije Kerken nog altoos te vele Kerken meegingen, die er feitelijk niet bij hoorden wijl ze te weinig geestelijke veerkracht in zich droegen. Men kan zich in die vrijmaking niet genoeg verheugen, maar er moet van alle zijden tegen gewaakt, dat niet duurzaam ongeloovige elementen onder deze vrije Kerken meêloopen, gelijk helaas van meet af het geval was. Schifting is en blijft daarom noodzakelijk. Doch ook al gelukt het om die schifting op zulk een voet door te zetten, dat allicht nog voor 't minst een tiende van deze Kerken zich straks afscheidt, toch zal teederder, geestelijker aanvatting van deze zoo kiesche moeilijkheid onmisbaar zijn, om deze Kerken, heel 't land door, bij het zuivere oude stempel te bewaren. Reeds nu sloop velerlei misbruik in.

Doch hoe uitnemend men ook in het keeren van zulke misbruiken slage, gelijk dit in Michigan bij de Nederlandsche Kerken metterdaad gelukte, toch blijft de toekomst in hooge mate bedenkelijk. Tegenover de Roomsch-Katholieke kerken in Zuid-en Midden-Amerika, en deels ook in de Staten die men van uit Washington, beheerscht, staat men in letterlijken zin machteloos. Van een nieuw element van bezielende geestdrift, dat van de nu vrijgemaakte Kerken zou uitgaan, is schier nergens sprake. Gelijk er in de 16e en 17e eeuw een Reformatie in de Europeesche Kerken tot stand kwam, zoo ook moest thans een algemeene actie de Protestantsche Kerken in Amerika aangrijpen, om ze in bezielend contact te brengen met de finale levensontplooiing die op staatkundig en oeconomisch gebied zich allerwegen begint te roeren. En juist dit ontbreekt nog ten eenenmale. Er is geen sprake van een positieve actie, die van de Protestantsche Kerken van Amerika uitgaat, om een gelukkiger en geestelijk-rijker toekomst in te roepen. Niet actief maar passief van aard is, wat thans het Amerikaansche leven op godsdienstig gebied beheerscht. Een geestelijke factor, die heel 't volk zou aangrijpen en tot rijper en rijker bezieling zou kunnen opvoeren, is noch in Amerika noch in Europa waar te nemen. Er is actie te over. Zeer bedenkelijke actie zelfs. Edoch, een hoogst bedenkelijke actie die van de Socialisten en Communisten uitgaat en er op gericht is, om het Kerkelijk leven terug te dringen, het van zijn invloed op Staat en Volk te berooven, en ten slotte geheel het ontkerstende volk aan godsdienstlooze zelfgenoegzaamheid prijs te geven. Het staat thans niet als in de eeuw der Reformatie. Eerstaat 't op het kerkelijkterrein vlak omgekeerd. En juist hierom is het dat de Kerken zoo jammerlijk onmachtig blijven, om den geest der volken te beheerschen. Haar invloed kromp in, haar macht werd geknakt. En het is met het oog hierop vooral, dat we niet meer aan een komende opleving van het Kerkelijk proces gelooven kunnen. De Heere zal ons niet verlaten, en ons ook door dezen strijd heen helpen. Maar bij den strijd, die komende is, zullen alle Kerken saam te staan komen tegenover de gevaarlijke Bela Kun's uit alle landen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 juni 1920

De Heraut | 4 Pagina's

Van de Kerk

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 juni 1920

De Heraut | 4 Pagina's