GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Leestafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestafel.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

1. DR. T. HOEKSTRA, GEREFORMEERDE PBEDI­ KING. Uitgevers-Maatschappij E. J. Bosch Jbzn., Baam.

»Nu onze preekèn tegenwoordig van onderscheidene zijden zoowel naar inhoud als naar vorm becriiiseerd worden, scheen bet gewenscht na te gaan, aan welke vereischten Gereformeerde prediking behoort te voldoen."

Aldus Prof. HOEKSTRA, die te KAMPEN, aan de THEOLOGISCHE SCHOOL onzer Kerken, o. m. ook de homilitiek of de preekkunst doceert. Resultaat van het nagaan dier vereischten biedt hij in dit boek van bijkans 100 bladzijden, hetwelk hij, met al te groote bescheidenheid, 'n »brochure" noemt.

Kritiek is zelf 'n kunst, al wordt ze vaak wat licht beoefend; iets wat met name geldt van hen, die, zonder van preek-kunst ook maar eenige notie te hebben, zich de vrijheid veroorloven als rechters 'n preek voor hun vierschaar te dagen. Daarbij gaat het dan vaak even vermakelijk toe als wanneer bezoekers van 'n schilderijen-tentoonstelling, die met de schilderkunst even slecht overweg kunnen als 'n matroos met een velocipede, hun oordeel ten beste geven.

Kritiseeren is beoordeelen en daartoe zijn »noimen" of richtsnoeren noodig, waaraan hetgeen beoordeeld wordt behoort te beantwoorden en de kennis van die normen is niet alleen noodig bij kunst-beoefening, maar ook bij kunstgenieting.

Zoo voor het een als het ander heeft DR. HOEKSTRA met het publiceeren van dit zijn boek een nuttig werk gedaan. «

En hij bezit de daarvoor noodige kwaliteiten. Als homileet van professie, vertrouwd met de predikkunde of de theorie van de preekkunst, is hij, ook als prediker, een van de meest gelukkige beoefenaars dier kunst. Onverdacht gereformeerd Theoloog, is hij, in cultureelen zin, 'n modern mensch. EQ door de gelukkige combinatie van de vakken, die hij aan onze Theologische School doceert, is hij ook vertrouwd geraakt met vakken, die wel buiten het gebied der Theologie liggen, maar er toch niet in kunnen gemist.

’n Niet geringe charme heeft dit boek van PROF. HOEKSTA dan ook voor mij, doordien, — om nu maar bij één dier, er wel buiten-liggende maar toch onmisbare vakken te blijven, de psychologie of de zielkunde, — hij er 'n psychologie in voordraagt waarin ik mij goed vinden kan. 'n Psychologie, want gelijk er Philos ophieën zijn, zoo zij a er ook Psychologieën.

Ik kan op de Psychologie van HOEKSTRA niet te ver ingaan, maar moet toch even naar voren brengen wat hij, naar aanleiding van het begrip ^bevindelijkc op p. S2 schrijft. Onderscheidend de niet te scheiden functies van kennen, gevoelen en streven, schrijft hij daar, naar ook ik het zie, terecht: aActen als geloof, vreugde in God, begeeren naar Gods gemeenschap, zijn geen acten van de functies (of vermogens) maar v^n den mensch, van de persoonlijkheid, van het ik. Al domineert bij een acte ook een bepaalde functie, de andere functies zijn op dat moment niet inhoudloos of werkeloost. Hiermede toch toont ook HOEKSTRA f te zijn van die Psychologie, volgens welke het > ikc rustig zit te kijken wanneer de drie > vermogensc hun kunsten vertoonen.

De drie hier boven genoemde qualiteiten van den auteur komen uit in dit zijn boek.

Het gaat bepaaldelijk over Gereformeerde prediking; gereformeerde prediking, die zich aansluit bij de cultuur van onzen tijd \ gereformeerde prediking, met psychologisch moment als inslag.

Aanleiding tot het opstellen van dit geschrift was voor Prof. HOEKSTRA, naar ik reeds mededeelde, het tegenwoordig becritiseeren van ónze, d.i. van de in onze gereformeerde kerken gehouden preeken.

Nu valt er met wie van 'n gereformeet de ^x^diking niet gediend willen wezen, doordat ze zelf nog-niet of ook niet-meer gereformeerd zijn, op dit stuk niet te praten. De bèoordeeling ÓQzer prediking door zulk'een hoorder zal een vèroordeeling blijven, niet anders "dan de beoordeeling van 'n REMBRANDT-schilderij door 'n CtJBisT of die van 'n SHAKEsPEABB-drama door 'n dweper met CATS.

On-en anti-gereformeerden zullen, na lezing van dit boek, naar aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid hun oordeel over onze predi­king niet herzien.

Anders staat het echter met die onzer kerkleden, welke, zonder op de hoogte van de preekkunst te zijn, onze gereformeerde prediking becritiseeren.

Die kunnen er uit leeren welke, de normen zijn waarnaar hier te beoordeelen is en de lezing van dit boek zal hüln dan ook deugd doen. Dan, die lezing kan dit ook nog in ander opzicht.

Op p. 18 schrijft HOEKSTBA, »dat de critiek (op onze preeken) in vele gevallen uit een verkeerden hoek komt en ongegrond is". »Maar, dat we gegronde bezwaren, indien eenigszins mogelijk, moeten wegnemen " En daarop volgt dan: > Ook in de prediking ihoeten we, staande op den hechten bodem van de Gereformeerde confessie, toonen in den goeden zin des woords kinderen van onzen tijd te zijn, we moeten preeken naar de behoeften en nooden van de menschen onzer dagen." Ook dit is zeker een vereischte van gereformeerde prediking, en bij zijn nagaan aan welke déze prediking heeft te voldoen, is ook dit door DR. HOEKSTBA niet overzien.

Den weg, door hem bij dit «nagaanc gevolgd, teekent hij ons aldus: «Dezevereischtenworden gevonden, wanneer men uitgaat van de lijnen, die "onze Gereformeerde Vaderen in hun handboeken hebben getrokken, en tegelijk rekening houdt met de ontwikkeling, die het Gereformeerde leven sinds de XVIIde eeuw ten onzent heeft doorgemaakte.

Getrouw aan deze methode worden dan in GEBEFORMEERDE PREDIKING, na 'n Inleiding, achtereenvolgens besproken: HET WEZEN VAN DE PBEDIKING, DE VERKLARING, DE TOEPASSING, DE TEKSTKBUZE, DE BESTE FRESKMETHODE, TAAL EN VOOBDRACHT.

Het boek dient zich niet aan als een Gereformeerde Homilitiek. Het bevat echter de verblijdende mededeeling, dat de auteur hoopt over eenigen tijd zijn HOMILITIEK te kunnen uitgeven.

Inmiddels zullen zich niet alleen onze kerkleden in het algemeen, maar in het bijzonder, die onder hen, welke de preekkunst beoefenen of straks zullen beoefenen en ik denk hier aan onze Studenten, goed doen het zich aan te schaffen.

Ik zelf ken er zoo groote waarde aan toe, dat ik, als de gelukkige bezitter, het zuinig zal bewaren ; het 'n plaats geven op mijn schrijftafel; en, als ik weer eens 'n preek ga maken, niet verzuimen zal het te raadplegen.

Zelfkritiek prediker. toch is zelfplicht ook voor den

2. DR. J. C. DE MOOR, REKENSCHAP VOOR GOD, W. ten Have, Amsterdam 1920.

Dit is de preek waarmee DR. DE MOOR den 13en October j.l., afscheid nam, als dienaar des Woords, van de gereformeerde kerk van AMSTERDAM.

Het trof gelukkig, dat onder de vele ons ter beoordeeling gezonden publicaties mij deze preek van DE MOOR tegelijk met het zooeven besproken boek van HOEKSTRA in handen viel. De lezing toch van het laatste heeft mij de beoordeeUng van de eerste verlicht. Het bekende woord, afkomstig van den Franschen blijspel-dichter DKSTOUCHES: »De kritiek is makkeiijk en de kunst is moeilijk", is, ik weet het bij ondervinding, een woord van toch maar betrekkelijke juistheid. Kritiek, en vooral kritiek op preeken, valt mij althans lang niet makkelijk. Komt waarschijnlijk doordat ik maar al te zeer weet, hoe moeilijk de beoefening van de preekkunst is. Maar nu door dat boek van HOEKSTRA mijn kennis van de preek-techniek weer zoo pas opgefrischt is, zet ik mij niet zonder moed tot de beoordeeling van deze preek van DE MOOR.

Al is deze preek geen gewone, maar > 'n gelegenheidspreek", ik kan het niet anders zien dan dat zij aan de normen, die HOEKSTRA voor gereformeerde prediking stelt, ten volle beantwoordt ; en dat zoo naar inhoud als vorm.

Deze preek toch is naar haar inhoud, wat een gereformeerde preek' naar haar WEZEN behoort te zijn: erkondiging van Gods Woord. De VERKLARING getuigt van nauwgezette en bezonnen exegetische studie en de TOEPASSING, waarin het psychologische moment tot zijn recht komt, houdt voldoende rekening met het peil van ontwikkeling, waarop het gereformeerde leven in onzen tijd staat. De TEKSTKEUZE: eremia 17 : 16: k heb toch niet aangedrongen^ meer dan een herder a hter U {betaamde) ; ook heb ik den doodelijken dag niet begeerd^ Gij weet (het) ; wat uit mijne lippen is gegaan^ is voor Uw aangezicht geweest^ - de keuze van dezen tekst is voor oèie gelegenheid teekenend. De inhoud en daarmee de eenheid van dit Schriftwoord is zuiver weergegeven in het THEMA: EKENSCHAP VOOR jGoD, en in de VERDEELINO komt, wat HOEKSTRA als eisch stelt, »het karakteristieke van het thema en dus van den tekst tot zijn recht". De dispositie toch, on'nomen aan het thema, is REKENSCHAP VOOE GOD :

I. aangaande het volgen van den oppersten Herder.

II. aangaande het zoeken van het heil der gemeente.

III. Aangaande het verkondigen van den volten Raad Gods. '

Bij de verbinding van de synthetische en analytische methoden zijn hier explicatie en applicatie op gelukkige wijze dooreengestrengeld.

Verklaring en Toepassing zijn, zooals HOEKSTRA schrijft, wat de oude Gereformeerden noemden, het lichaam van de predicatie, en daarvan is dan te onderscheiden de inleiding en het slot.

De INLEIDING ZOU voor een gewone preek . iets te lang zijn, maar bij een afscheidspreek kan het er mee door. Tusschen lichaam en slpt ook hier TOESPRAKEN, bij een afscheid-en intree-preek onmisbare invoegsels. Deze toespraken zijn van een voorbeeldige kortheid en soberheid.

Het is mij niet bekend of die toespraken door de verschillende firactionarissen tot wie ze gericht werden, na afloop van de prediking, zijn beantwoord. Ia sommige onzer kerken schijnt dit laatste thans almeer een gebruik. Iets wat, naar mij voorkomt, minder navolgenswaardig is. Mij heugt nog, dat ik, in een kerk, waar men bij een intree-preek dezen usus ook volgde, toen de avonddienst er allerbedenkelijkst door gerekt werd, den prediker almeer vermoeid zag worden en de stichting, die ik van zijn preek had gehad, almeer bij mij wegdook onder het onlust-gevoel van hongerende zenuwen.

»In het slot van de preek, » schrijft HOEKSTRA, moet de hoofdgedachte van den tekst nog eenmaal in helder licht geplaatst, », en ook aan dien eisch is het SLOT van deze preek conform.

Dat het »taalgewaad», om nog eens met HOEKSTRA te spreken, waarin het Woord van den avond van 13 October in Amsterdam's kerk tot de gemeente kwam, voornaam was zonder opzichtig te wezen, was. Van een zoo fijn stilist als DR. DE MOOR, evenmin anders te verwachten, dan dat hy, geschoold homileet en begaafd prediker als hij is, op dien avond, ook wat den mhoud betreft, anders zou prediken dan hij het deed in deze preek, die hier in druk vastgelegd voor mij ligt.

’n Preek voor de kerkleden van AMSTERDAM 'n dierbaar souvenir; bij die van UTRECHT 'n groote verwachting-wekkende introductie; voor onze THEOLOGANTEN een regulatief op het gebied van homiletische praktijk.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 31 oktober 1920

De Heraut | 4 Pagina's

Leestafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 31 oktober 1920

De Heraut | 4 Pagina's