Zonde en recht - pagina 54
Rede, gehouden bij het overdragen van het rectoraat der Vrije Universiteit
48
genoot, dat de Heere zelf, onmiddellijk, de Koning was van het volk zijns eigendoms. Om de smet, die naar de gemeene opvatting door een zondigen wortel kleeft aan den Staat, moet hij door de Kerk geheiligd worden, van haar zijn recht ontvangen, om voorts zijne macht te haren dienste te gebruiken 135). In gevolge die verhouding worden de grenzen van het wereldlijk recht (leges) door het geestelijk recht (canones) bepaald 136)^ en wordt ten slotte het wereldlijk gezag een kerkelijk ambt 13')^ gelijk Alvarius Pelagius uitdrukkelijk leert, dat alle wereldlijk ambt evenals het geestelijke eene kerkelijke bediening is (gradus in ecclesia). Zoo is alle wereldlijke macht onmiddellijk afkomstig van den Paus, slechts middellijk van God; en was men door het miskennen van den Goddelijken oorsprong der Overheid, de verwarring tusschen het zijn om en het zijn uit de zonde, — aangeland bij de pauselijke theorie, die slechts in verband met dat verleden wordt begrepen 138). Onder de Romeinsche keizers was echter de Kerk meer of minder aan den Staat ondergeschikt geweest. Hoezeer dit nooit vergeten werd, waagde slechts een enkele het argument der eenheid, der ordinatio ad unum, te bezigen ten behoeve eener volledige onderworpenheid van de Kerk aan den Staat i39). Over het algemeen pleitten de tegenstanders der pauselijke theorie voor het bestaan van twee gecoördineerde machten, zelfstandig elk in haren kring; voor de eigene, autoriteit van het wereldlijk recht, onafhankelijk van de canones; voor het beginsel dat het imperium onmiddellijk is a Deo en non dependef ab ecclesia i^o). Het zelfstandig recht der Overheid is met name door de Hervorming op den voorgrond gesteld, met de erkenning, dat haar oorsprong niet ligt in de zonde, maar dat zij is om de zonde uit de genade. Wel verhelen wij niet, dat zelfs in Calvijn's Institutie, — immers waarlijk geen wonder, — de zelfstandige beteekenis der Overheid niet genoeg is uitgewerkt, waar hij haar onder de uitwendige middelen der zaligheid rangschikt. Maar toch zegt hij uitdrukkelijk, hoe uit het woord: „Door Mij regeeren de koningen, en de vorsten stellen gerechtigheid" (Spreuk. VIII: 15), blijkt, dat' niet door de boosheid
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 21 oktober 1895
Rectorale redes | 100 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 21 oktober 1895
Rectorale redes | 100 Pagina's