GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Zonde en recht - pagina 18

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zonde en recht - pagina 18

Rede, gehouden bij het overdragen van het rectoraat der Vrije Universiteit

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

12 tot een Vader zijn, en Hij zal Mij tot een Zoon zijn." (Hebr. 1:5) Hier heeft men reeds eene rechtsbetrekking tusschen den eersten en den tweeden persoon van het Goddelijk Wezen. Maar ook verder nog. De Zoon is gezalfd tot Koning over Sion, den berg van Gods heiligheid. Gelijk de Zoon zelf van het eeuwig besluit verhaalt: „de Heere heeft tot Mij gezegd: Gij zijt mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd. „Eisch van Mij, en Ik zal de Heidenen geven tot uw erfdeel, en de einden der aarde tot uwe bezitting. „Gij zult hen verpletteren met een ijzeren scepter; Gij zult hen in stukken slaan als een pottenbakkers vat." (Ps. II: 7—9) Omdat Hij Koning over Sion is, waartoe zullen komen uit de Heidenen en van de einden der aarde, zal Hij alle vijanden zijner Kerk, die Sion hebben gehaat, verpletteren met zijn scepter. Dit alles is den Zoon geschonken. Daarop heeft Hij recht. Konde het Hem ontnomen worden, in strijd met het eeuwig besluit, zoo ware er onrecht. Maar dit kan niet worden gedacht, omdat in God geen onrecht is. Er is ook eene rechtsbetrekking tusschen den Heiligen Geest en de beide andere Goddelijke personen. De Heilige Geest toch werd, gelijk de Zoon van eeuwigheid gegenereerd is, van eeuwigheid gezonden door en uit kracht van een huishoudelijk verdrag. Gezonden van den Vader en van den Zoon. En Hij is uitgegaan in den tijd om te volvoeren, zooals Van Mastricht zegt, „zijnen huishoudelijken Ambtsplicht, volgens welken Hij de Vertrooster is." i5) Voorts wordt in het Goddelijk Wezen aan den Vader toegekend het recht over de schepping. Uitdrukkelijk wordt dit' recht op den voorgrond gesteld in de vraag: „is het mij niet geoorloofd te doen met het mijne, wat ik wil?" (Matth. XX: 15) En ook in het beeld van den pottenbakker, dat reeds bij den Profeet Jeremia voorkomt, (XVIII: 2 en volgg., XIX: 1 en volgg.) en straks door den Apostel Paulus wordt gebezigd: „heeft de pottenbakker geene macht over het leem, om uit denzelfden klomp te maken het eene een vat ter eere, en het andere ter oneere?" (Rom. IX : 21) Vandaar dat reeds in de schepping ook ligt een recht Gods met betrekking tot den mensch, het maaksel zijner handen. Het

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 21 oktober 1895

Rectorale redes | 100 Pagina's

Zonde en recht - pagina 18

Bekijk de hele uitgave van maandag 21 oktober 1895

Rectorale redes | 100 Pagina's