GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS-SCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SCHOUW.

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

Instructionisme.

Bovensitaaniden term' Z'ullen onz© lezers in den laatsten tijd nogi al eens ontmoet hebben. Wat er onder verstaaai moei worden? Het artikel van Iden heer Van Wijlen in „D© School miet den Bijbel'' geeft 'hieromtrent uitsluitsel.

Dat woord is oioirspronljelijk van den heer Lohïaan, 'uit een reiievo'erinig. in de THveede Kamer op 20 Dteoetmbeir j.l.

Hij bedioelde er mee het streven om het jonge leven steieds meer te stelten tassohen scboolmUTen en in. schoolsche manieren.

Dat streven beetaiat.

In weerwüj dat dei scbool voor allen en halar restdtaiat nog: laltijd is een voorwerp, van veler geklaag. Ik vind daiar juist oen oiudei „Standaard" (van 5 J'uni 1917), die begint: „Ons Lager ondeir-"wijs beeft niet voldaan". Voor eien paar 'weken citeerde ons blad Dir Gunning, , diei sprekend van liet onderwijs, izei: „Ho o weinig blijft er van hanig-en". Dat was diao, wel niet de schtijd van de school, miaar eien deel van haar werk liep dan toch maar tut op niets. En de heer F'abius, onze oüdinspecteiuT, herinnert oog; eens aam de eenstemmige uitspraak der drie inspei& tetirs van het lager onderwijs, dat dei üitltioniisten van ons lager onderwijs onbevredigend izijn .(„De Nederlander" 29 Jan, j.l.)

En vraag ik den jongen ond& rwijjziers, die als reserve-Mtenants den niobilisatie-tijd hebben meegema; akt, naar ton bevind bij onderzioek van de schoolkennis hunner recmten, dan is het bijna penparig getuigenis: izij zijn alles vergeten. Als kennisschool, instituut tot het aanbreaiigfen van algemeene kennis bij de grootei massa, sdhijnt onizo school vrij wel misliikt.

Ons werk gaat te veel in 't blinde voort; dat heb ik '20 jaar geleden al beweerd. 'Wat doen wij toch eiigenlijk ? Namelijk 'Eils wij in 't oog' hotaden de oude spreiuk: non scholaie, sed AT, tae discim'as, voor het leven, niet voor de school zelf leeren we.

Nu izion men denken, dat de school toch even ging nadenken over reformatie, over zelf-verbetering. ET is weinig] van te zien. Eer doet ze denken aan den dokter, wiens drankje niet had geholpen! en dio toen ordineerde: neem voortaan tweemaal iziooveel.

Wat dan weer rechtvaardiigt de vraag: Kan men look te veel en te lang de menschen beschoolmeesteren? Die vraag nu beantwoorden èn de heer Lotoian èn de heeir Fabinis met een volmondig; : ja.

Als vroeger o'aders, die ia 't buitenland betrekkingen hadden, bij mij kwamen om advies, ried ik vaak: neem n'u den jongen (met zijm 15de jaar) van school af, neem hem een jaar in uw ziaak en stuur hem dan een iaa.r of drie naar handelsvrienden in Daitscihland en inl Enigelaind. Greloof mei, dan is hij klaar. Beter dan door de verdere scholen.

Veltman bromde indeitijd ook al op de scbool: „We izijn al 25 jaar lang vol ergeirnis wegens de overheersching; van de school over 't leveft. En ik verwonder me^ dat we ons „Hoe vaar je" nog niet hebben ingewisseld voor een „Hoe school je? " (Faed. T. v. 'h. Chr. Ond. Vit 289). D'e school heeft ook haar^ schadUwizijdiei en haar scha. Oo'k onze Nederiandécbo school met haar vaiak laUwe tucht.

En toch grijpt ize naar steeds meer gebied.

Na 't izielken, wil , zij nu ook hebben het lijf.

Nu in vrij spel, dat den m-ensöh leert üitkomebi in spontanen lust en kracht, miaar ini dei gebonden oefening onder commando. En dat liefst aan één stuk: van 6 tot 20 jaar. Altijd door, week in, week Uit, dat futselen van menschen aan de zielen der kinderen en jongeluiden.

't Zo'u ©en verloochenen zijn van mijn eigen jeugd en wat ik hiaiar in den weg van Gods Voorzienigheid daiÜ!: , als ik daarmee meeging.

't Beste wat ik in wefFeldscbe dingen Uit haar in mijn herinnering meiedroeg, dat waren mijini sommetjes maken en mijn spelen-Hollands veld met zijn slooten en boiomen, dat was ons speelterrein. En moest ik ooit eens ©en leus opheffen, ik aoU roepen: goe'ft een jongen vooral, geef den jongen man zijn veld. Niet zijn gymnastiek-lokaal, miet zijn commando's en izijn reklceni, m'aar zijn veld.

Maar 't past heekmaal in den geest van dezen tijd miet baar wajan van knap zijn en alleis kunnein' — grootste schreeiuwleielijk, volgens Jager, aller eeuwen —, om steeds verder te girijpen, om allesi zelf te willen do'en.

Wij liggen in tusschen twee landen: Duilschland en Engeland. Duitscbland met zijn harde scholen en zijn paradepas, Engiedand toet zijn milde tucht en zijn spelen. Tusschen die twee liggen we im niet alleen geografisch, maiar ook in onze paeda, goigiscbe waardeoringen.

Met de voorgestelde drilop'voieding gaan wiji den D'uitscben kant op. En dien wil ik niet. Ik voel veel meer voor de vrije beweging; op het ruime Hollandiscbe veld.

In 'het spel komt uit de opvoeding van gelijken.. In den dril, in de gymnastiek die van den meerdere op de minderen. Van die K.g. on'middellijke opvoeding met baar vaak twijfelachtige uitwerking hebben wij al genoeg'. Ik geloof veel meer 'aan de waardeen bet belang en de Uitwerking van de korte, scherpe, wedenzijdsche tucht van gelijken in jaren en ran, g. Waarbij op zijn best dei ouder© beeft te waken m^et de kracht van zij'n persoon, zijn woord en de schijnbaar kleine daad voor den goeden geest der massa en tegen de excessen van uitbundigheid en woestheid. Aan de gpede vrucht van dat speelwerk hecht üc boog^i waarde.

En als de 'Rogeering dat wil aianmoedigen met eerbie-diiging van dei rechten , ^van standen en kringen, dan zal ik haar mede prijzen.

Maar omgiekeerd, als zij door baar overvloed van ondea'wijs eer omgekeerd de kans op ontwikkeling van het spel en zijn mogelijke opvoedende werking, wil belemmei'en, dan doe ik niet mee.

Heilgymnastieik moge mooi zijn voor gebrekkigen en slapgespierden, gymnastiek tot heil vas de groote massa lijkt mij een averechtsch middel:

Bovendien ligt er in het spel voor ons vrij zich vo'elend volk een lokking en hekorim'. Een lot-

king, die dwang op den duür overbodig maakt.

Wij mioeteix Nederlanders blijven. En geen dwar^ aa-nraarden, waar viijiheid nog opening biedt. Maar ' dan dient ook gekoizien de maaier^ waiarin die vrijheid, dioor goièdei, ^ natuurlijke middelen, hier het ' lokken van het spel van jongelui, die daarin als kameraden kiunnem verkeeren, kans heeft van slagere.

Wij hebben in principe altijd getuigd voor izedelij-' ken leer p 1 i o h t — jammer miaar, dat onze luiden ' dat te iZieer bij woordeii hebben gelaten — en tegen staatsleer d wam g. Welnu hier mogen onze menschen nu eens ijveren voor oefeni p 1 i c h t^ niet tooieA - woorden enkel, maar door bet aanwijzen van krachtige middelen en het schenken van-zedelijke stoffelijke aanmoediging-

Bescheidenheit ist ©ine Zier, geldt ook voior de paedajgogen. 't Is Montessori, die ben tot wat bescheidenlieid maant in de eerste jaren, waarom moeten , zij hun schijnbaar verhes weer dubbel in-' halen voor hooger leeftijd? 't Is niet noodig. In de kracht der bescheidenheid, in het zich meer teruigtrekken om izijdelings te steunen en te richten^ in het wakker waken met scherpe oogen, niet met ©en laltijd gereeden mond zoeken zij haar kracht. Vooral in de rijpere jaren, die heengaan naar het volle leven, waar het kerkelijk en het maiatschappelijk leven juist zoo heel veel vragen van het onderling, elkander steunen en richten, in de verhoudinig van gaarne erkend gezag en vaa gelijkheid. Dan kan ons pogen een zegen' zijn voor ons voUf in zijn jnationaal bestaan.

De Jeugdoiuderling en het Kerlcrecht.

Het is leen verblijldeö-d teettela, dat thans aan de jeugd de volle aandacM woirdt gewijld. En vanzelf deelt d© jemgdiouderling nog .altijd mee in die belanigsbelling. Als ifc bBW. hier in verband breng met het fcerrkrecht, dan geschiedt dit niet om hem noig een nienw stuidievaK in den ambtelijken ransel mee te gievien. Hij' woirdt zoo zoetjes aan ial zwaar genoieg belaidien om öen langen marsch met de jeugd te kuimiem uithoiuiden. Maar de vraag as gesteld: veridraagt zij'n positiie zich wel met het G-ereformieewdö Keiirecht. Soimmigen ontkehden dit ten stelligste. Anderen verdeidigden het daarentegen weleens op gronden, die niet al te deugdelijK mogen heeten. Prof. H. H. Kuyper geieft in „De Heraut" in deze heldere voorlichüng.

Maar al steimmen we dit toe en erkennien we, dat buiteng'ewone nooden ook wettigen tot het nemen van buitenigiewone maatregelen^ toch neemt dit niet weg, dat wanneer men niet opportunistisch wil te werk gaan^ miaar onze kerkelijke huishouding in Gereformeerden stijl wil houden, de vraag toch wel opkomen moet, ho© dit nieuwe instituut het best in onze kerkelijke sajamleving kam ingebracht en geregeld worden. En daarbij heeft meni niet alleen met de nooden der practijkj maar Oiok met de beginselen te rekenenj, die ons Gereformeerd kerkrecht beheers chen.

En dan , zij in de eerste plaats opgemerkt, dat op .zich .zelf het Gereformeerd kerkrecht er zich zeker niet tegen verzet, dat aan ambtsdragers eeni bepaalde taak wordt opgedragen. Al heeft men lals ouderling opizicht over heel de gemeente te houden, toch wordt, althans in onize groote geoneentein de kerk in wijken verdeeld en voor elke wijk bepaalde ouderlingen aangewezen. En gelijk mein aldus het arbeidsveld in wijken kan verdeelenj, zoo kan men ook aan een ouderling meer bepaald de taak opdragen, om toeizicht op de jeugd te houden en izich vooral te geven aan hun leiding. Maar dat fcan dan alleen geschieden in zooverre dit toezicht op de jeugd en deze leiding metterdaad uit het ambt van ouderling zelf voortvloeien. Gesteld, dat een kerkeraad op een plaats, waar geen Christelijke school was, voor het Christelijk onderwijs der jeugd wilde zorgen, dan zou er op izichzelf geen bezwaar tegen bestaan, dat de kerkeraad voor dit doel een onderwijzier aanstelde. Maar het zou niet aangaan dezen onderwijzer als o U d d r - ling te vorkieizen, hem a, ls ouderling op te dragen onderwijs te geven en hem dan den naam van onderwijizei'-ouderling to schenken. Het geven van Miderwijs behoo'rt nu eenmaal niet tot de taak van den ouderling, eU het leidt alleen tot verwarring wanneer meni aoo de maatschappelijke en kerkelijke ambten izou verrhengien. Wat het ambt van ouderling, is, staat in de Heilige Schrift duidelijk genoeg aangegeven; het wordt ook in ons bevestigingsformulicr uitvoerig omsdhi-even; en wie tot ouderling benoemd wordt, heeft dan ook die taak te vervullen.

Het is wel noodzakelijk dit uit te spreken, omdat dit blijkbaar door al onze kerken niet geA^oeld wordt. Zoo lazen we ©enigen tijd geledeni, dat een kerkeraad buiten het gewone aantal ouderlingen één broeder-ouderling in het ambt wilde behouden Uitsluitend om de notulen der kerkeraadsvergaderingen te schrijven, aangezien hij dit zoo uitnemend deed. Dit nu is niet geoorloofd. De taak van eeni ouderling is niet om secretaris van den kerkeraad te izijn, maar om opzicht over de geoneente te houden. Wil de kerkeraad z'ulk een ouderling tevens heiasten met het scribaat, dan bes, 'taat hiertegen niet het minste bezwaar. Maar ©en ouderling', die alleen en 'uitsluitend zou dienen om correspondentie te voeren en notulen te houden, is geen ouderling meer ©n kan als zoodanig ook ni'et gekozen worden. Hij Bou, zonder aan een leugen] zich schuldig te maken, niet kunnen antwoorden op de vragen van het beves'tigingsformulier. Wil de kerkeraad voor het scribaat alleen iemand aanstellen, dan kan dit Uitnemend goed. Maai' dat kan niet geschieden door hem tot .ouderling te benoemen. Hij mo'et dan door den kerkeraad 'als secretaris worden aangesteld, izooals bijv. ook het college van Curatore'n een secre-. taris benoemt, die izelf geen Curator is en dien titel O'ok niet draagt-

Tegan het aanstellen van een jeugd-ouderlilig geldt dit bezwaar niet, jnits zulk een leider dan ook 'metterdaad ouderling, is, d.w.iZ, . de taalt en roeping van ©en ouderling vervult. Zelfs achten we het niet eens wenschelijk, dat hij als B ood'ani g! door den kerkeraad aan de gemeente voorgesteld en gek'Oizen zou worden. Niet alleen, omdat met het oog op 'de bepalingen onzer kerkenorde dit moeilijk iZ0U gaan, 'maar ook omdat daardoor de schijn , zou worden gegeven, 'alsof daarmede een apart soort ambtsdrager in de kerk werd ingevo'erd. Daartoe nu izoU noch de Schrift noch het onder ons geldend kerkrecht het recht geven. Wat met het jeugdouderlingschap alleen bedoeld kan wezen, is, dat men uit de ouderlingen ©en bepaald persoon aaa-Avijst, en aan dazen meer bijzonder de taak opdraagt om voor de jeugd tei aorgen. Het mag niet wezen een nieuw ambt met een nieuwe taak, maar het moet izijn een verbijzondering van de ta'ak, die aan do ouderlingen jn 't algemeen is opgedragen. Alleicn wanneer meü bij de nadere regeling dat wel in 'het 'Oog; hoiadt, loiopt de lijm zuiver.

Buitenkerkelijke catechisatie.

Ook ons blad heeft zich 'met het vraagstuk van de jeuigd blijveind bezig te houden. De artikelepi van prol. Hoekstra over de Catechisatie, in onzei kolommen verschenen, vonden in onzie pers algeimeene waardeering. 'Trouwens, het is z; aak, dat de Catechisalie steeids de belangstelling trekke, vooral waar er proefbalonnetjes worden opgelaten lOm ioi buiteinikerkielijk© .óatechisatie te komen. Ds J. Gispen heeft het diaaroiver dn de „Groningw Kerkbode".

Maar — en daarop komt het in deize op aan — treift de kerk nu alleen schuld? Is zij werkelijk de hoofdschuldigie wat de tegenwoordige eigenaardige beweging en beroering onder de jeugd betreft?

En dan ben ik nog iZioo vrij, vooral wat het werk der kerk in 't onderwijs op catechisatie betreft, te antwoorden luit voUe overtuiging: neen.

't Is heel gemakkelijk te aeggen in den vorm van een laxioma: de óatechisatie deugt niet of er wordt over 't algemeen' slecht gecatechiseerd. Maar is dat oordeel op waarheid gegrond en billijk?

Bijzonder treft m© steeds dat dit oordeel uitg'esproke'U wordt op gj^ond van wait sommige catechisanten zelve zeggen, 't Wordt tegeniwoordig steeds meer gewoonte biji de leerlingen een onderzoek in te 'Stellen naar hnni oordeel over het godsdienstig onderwijis. Dat oordeel wordt dan gepubliceerd in vlugschrift of "hoek en het vonnis wordt geveld i er deugt niet veel van. Want de leerlingen vonden 't onderwijs saai en itaai. Zij vonden het niet te doen een Zondag van den Catechismus van buiten te mioeben leeren. Ze keurden het ten izeerste af, 'dat de meest onbegrijpelijke dingen door hen maar meesten worden aamgenomen O'p gezag. Ze vonden het heelemaal.jiiet goed, dat de dominee geen debat of discussie 'toeliet, ja , zelfs een beetje iuit zijn humeur scheen te komen als zij de aanmerking maakten, dat het toch wel beneden de waardigheid van een ontwikkeld mensch is om allerlei ongerijmdheden zoo maar te gelooven alleen omdat het in den Bijbel staat.

Anderen weer gronden hun oordeel, dat de catechisatie toch maar alles behalve goed en doeltreffend gehouden wordt op de Uiterst geringe res'ultateni van 'dat onderwijs. Die resultaten zijn meer dan droevig, vinden ze. Zelfs de intelleotueele jeugd weet izoo goed als niets van de leer der wa'arheid! En daarmede is 't vonnis over 't catechetisch ond©r-•wijs geveld. De predikanten izijn niet voor hun taak berekend. Ze Icunnenj, z.e willen of ze durven niet met hun tijd meegaan en een aJgeheele ivijiziging van hun onderwijs invoeren. Daarom moet de kerk m, aar in gebreke worden gesteld. Als ze niet voor haar taak biferefcend is en voor haar werk onbekwaam is, welnu dan moet ze wat catechisatie betreift maar uitgeschakeld worden. Zoo oordeelt tenminste Dr M. van Rhijni die in aijn ook voor Gereformeerden izeer merkwaardig boek „Taak en arbeid der Nederlandsche Christen Studentenvereeniging" pagina 150 en 151 zegt:

„Naar mijn vaste overtuiging is het absolu'ut noodiz-aielijk, dat er binnen' den kortst mogelijken' tijd in de cultuuroentra van ons land als: Haarlem en omstreken, Den Haag, Hilversum, Baarn, Amster-'dam, Zeist, Driebeirgen e.a. vanw-^e de kerk, e'U wanneer dit niet gelukt, dan helaas maar O'p particulier initiatief, katechetische scholen worden opgericht, waaraan ©enige theologen, die goed hebben gestudeerd en met jongens kunnen' omgaan, respectievelij'k als rector en leeraren zijn verbonden. In deze scholen zou, tegen betaling, onderricht in de Bijibelsche geschiedenis en Jiet eigenaardige van het christendom, in de hedendaagsche geestelijke stroomingen moeten worden gegeven, terwijl rector en leeraren in de •vrije Uren met de jongens op de aan de catechetische school verbonden sportvelden in aanrakinig zouden moeten komen, zomerkampen zouden moeten orgianiseeren of eens met hun geheele katechi, satie-klas een stuk van Shakespeare of Ibsen zouden kunnen gaan zien, om er na afl'Oop nog eens rustig met elkaar óver te praten. Daarnaast zouden de docenten voorzoover izij tijd overhouden, bij de ouders der leerlingen huisbezoek moeten doen, een gedeelte van het jeugdwerk in de jongelingsveireenigingen' e.a, , dat nu nog "i'oor rekening van-de predikanten komt, kunnen overnemen en den arbeid der dominé's, die dan in het geheel niet meer behoeven te katechiseei'en, maar vooi-namelijk mogen preeken en hun wijkwerk hebben te verrichten, tenminste eenigermate kunnen verlichten. Worden er dergelijke katechetische scholen in onze cUltuurcentra geopend, dam bereikt men verder, dat wij in den loop der jaren — en het wordt werkelijk hooig tijd — weer een geslacht kunu'en krijgen, dat over 't geheel genomen wat beter is gekateehiseerd dan het ooize."

Een hopeloos idee.

Nu behoeven wij ons over 'die buitenkerkelijke acties ook weer niet al te ongerust te maken. Telkens blijkt het weer, hoe hecht en §teTk de kerk, die den band aain het Woord strak houdt, dank zij' de inwe'rking des Geestes is. De heer Dorst, die de idee bepleitte van een Vrij'-Gereformeerde Gemeente^ welke dan bepaaldelijk tegenover onze kierken, !zou ^ko'meln te staan^ plaatst in „Bergopwaants" een artikel, dat Van. wreede ontnuchtering spreekt. Hi| noemt thans zijn Vrij-Gereformeerde-iGemieente-pian een hopeloos idee.

Zoo moet wel ongeveer de indrul!; zijn, die mijne pogingen tot propaganda voor de Vrij^Gereformeerd© Gemeente tot nog toe wekten. Er is geen sprake van een nog zoo gering: resultaat en voor zoover men zich de moeite geeft er zich een oogenblilc mee te moeien, schudt men er het hoofd over' en vraagt •men wat .ziulk ©en miniatuurkerkje beteekenen zou.

Er is geen beter middel om zich te bezinneni, aJs ©©'U izoo schijnbaar volkomen desillusie. Wat danj indien ik nog altijd m^een hij dit hopelooize idee te moeten blijven?

In de eerste plaats kan ik in ©Ik geval een scheeve voorstellinig recht izetten. Ik bedojel n.l. geen miniatuurkerkje. Als er anders niets: komen kan^ dan in vredesnaam, dan maar niet. Maar als dit nu een vergissing is ligt dan de sch'uld wel bij mij ?

Heeft het niet door het optreden van een groep Jong-Gereformeerden geschenen alsof er heel wat broeide? '

Werd niet door deze groep Ds Netelenbos bijna in een triomftocht het land doorgeleid, toen die ongelukkige actie met de G-ereformeerde Kerken gaande was?

Mocht toen iemand, van méér dan Noord-Hollandschen ernst, niet denken, dat er inderdaad ieta was, dat naar Nienw Leven geleek en dat zich ©en geheel eigen Uitweg zocht?

En nu? W^aar zijn nu de breede scharen, die belangstelden in het proces-Netelenbos, waarvan ik izself - dit mag bekend worden verondersteld - niet het minste resultaat verwachtte?

Weet gijl, geachte lezers van „Bergopwaarts", wat izij doen?

Zij keeren terug naar hun wijnstok en •vijgeboom en zeggen t©gen Dis Netelenbos: Zóó bedoelden •wij het niet.

Zij wilden wel reloirmatie, maar zij hebben geen idee ervan hoe het moet. Is er nu bitterheid in mijn hart? Een beetje wel en laat men nu zeggen of er g^en reden voor is. Wil men mij eveni bitter antwoorden, goed. Dat is altijd beter dan te strijden als de mollen: blind en ónder den' grond.

Ik had weinig verwachting van de Jong-Gereformeerde actie, maar zij is toch in hare onbeduidendheid nog beneden het minimum mijner verwachtingen gebleven.

Het enige wat er van over blijft schijnt het anonym© geschrijf in de Meuwe Rotterdammer en wat onderhandsch gehefcel. Zou het woinder zijn, dat wie de zaak dieper en ernstiger opvat piet langer m-ee woU doen?

In zodk schrijvien ligt iets tragisch. De eerlijkheid om' idë' mislukking van eigen streven reeds zoo spoedig' te erkienn©n moet op prijls gesteld.

Jammer ©dutier, dat ihet bij' hem nog. niet tot klare bezinninigi.kwam.

Hij' büjft nog laltijd miolkken. En dat jtnoikken leidt hem' tot verdachtrnakeia.. Of, hoe kan in'èm. lainders oordeelen over, iheit sloit van zijh lartikfel:

Doch er is heel iets anders'. Ik mag niet aannemen, dat de Gereformeerde theologen, die mede Ds Netelenbos veroo'rdeelden tot Uitbanning, doch toch thans op eigen mainier ajan 't reformeeren zijn, in Vi r ij - Ge reformeerden izin, niet ter goeder trouw zijm. Wat is er echter over van het „afg^cheiden" element in de leiding van „Reformatie"? Men , ziOU toch zeggen: als het izóó mag en moet, dan^ had men) in 1920 niet moeten gaan Idbhelen over de D'rie Dieren! Waar is dan de vaagheid ©n onibelijndh©id. IMag m'cn all© resultaten der wetenschappelijke critiek, het allernieuwst© op het gebied van culfraur wel aanvaarden, als men maar niet zegt dat de Bijbel niet letterlijk waar is enz; . ? Er izijn wel Vrij-Gereiformieerden genoeg, maar (ZiJ doen nog altijd aïsóf

Het ka; n brat .aan ^mij' liggön, maar ö© bedoeling van dit laatst© Ugt voor miji in het duister. Zinspeelt hij', op' ons blad?

Men zou het bijina zeggein. Ma.ar wat hi|, daaroniLrent schrijft, lijkt w©l wat op abakaidabra.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 april 1921

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS-SCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 april 1921

De Reformatie | 8 Pagina's