GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS-SCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SCHOUW.

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

De richting van de klassieka pinKv 1 ogie in den nieuw©ren tijd.

Bat was 'het onderwerp van de reötorale oratie, door prof. Dr R. Hj Woltjelr biji , de overdracht van het rectoraat aan de Vrije UniversibeiiL gehouden.

In verschillende bladen vond men het volgende persverslag:

Wat voor de volken geldt, geldt ook voor de voortbrengselen van hun geest, geldt^ O'ok vooï de wetenschap', die met bet leven-gelijken tred houdt: ook zij maakt thans de rekening op' van haar verlies. En het resultaat schijnt Qok bier aanvankelijk h'opieloios. Maar wie dieper ziet, dien teekenen zich' toch in den chaos de lijnen van eene nieuwe ontwikkeling af.

Ook voor de wetenschap dör oudheid is er thans, reden zich te bezinnen. Hoezeer zij reeds uiterlijk van het leven afhangt, is de eeuwen door wel • zeer duidelijk gebleken. En zooi is dan ook dei geesel van dfen grooten weirddkrij'g geenszins aan haar vodbij gegaan en heeft ook zi| de gevolgen van dien krijg op velerlei wijiz© on§.(ïrvonden.

Verandering van uitgangsgiunt en opvatting ging daarmede echter niet gepaald: da ooirlog beteekent voor de klassieke pbUolpgie gelijk vooir zooveel geestelijk bezit ach'teraitjgang, , vörarming, vedies, maar niet wijziging van de 'richting, waajrin ze zich beweegt: hij is-voor haa< r geen keerpunt. Zoo moet men, om 'de richting .van de klassieke •philologie in den nieuweren tijd te leenen kennen, tot vóór den ooirlog teruggaan.

De spreker toont vervolgens aan, dat ook bij . de klassieke phüolqgie de ricliting waarin zij zich beweegt, steeds verband heeft geho'uden met de algemeene geestesrichting: van den tijd Watón zij behoorde, en dat dit ook thans het geval is. Die algemeene geestesrichting is, juist met het oog op de philologie en voor philologen, opl uitneriiende wijz'e geteekend door Dir Bavinck in zijtn voor enkele jaren gehouden irede over „Diei Ovenvin-• • ning der Ziel", - en aan de hand dezer rede geeft de spreker kort aan, wat haar wezenlijk kenmerk is: de overwinning deir ziel als geosteswezen-. Vervolgens zet hij uiteen, hoe de klassieke philologie van den nieuweren tijd zich' dooP eene zelfde tendentie kenmerkt: zij is psycbologisch-historisch georiënteerd. Na dan deze psycholog'js'oh-historische - opvatting van de oudheid, waarvan de cultaurhistorische slechts ©ene oonsöquenUie is, in haair algemeene strekking en in de wijziging!, die zij bracht in de beschouwing pmtrent de taak der der klassieke philologie als zoodanig te hebben beschreven, gaat sp'r. den invtoed na dien zij hoeft gehad en nog heeft voor de verschillende ' onderdeelen van de wetenschap deï Oudheid, op het gebied van ta.al en grammaltica, van literatuur en^ interpfetatie, van historie en Altertümer, van wijsbegeerte en religie, en staat ten slotte stil bij de gevaren die zij; in zich' sluit.

Met begeerigheid zien we er naar uit, dat deze ïede in.druk verschijnt. Bij' het uitsplreken ervan drong, de tijd den hö'Ogleeraar om verschillende coupures te maken. Maar het, deel, dat gehoord werd, wekte interesse voor het geheel. Hier.mee toonde hij, dat 'Onze Universiteit haar tij'd verstaat.

Christendom en Geschiedenis.

Een dag te voren had de nieuwe hoogleeraar in de kerkgeschiedenis, oif gelijk het officieel heet, in de geschiedenis van het - Christendo'm, aan de Uiniversiteit te Utrecht zijn inaugureele oratie gehoude'n.

Melt 'zekere nieuwsgierigheid heeft men-dit oogenblik verwacht.

Zijn O'uderwerp luidde, den officiëelen naam van zijn va!k getronw: Christendom: en G-esohiedenis. Volgiens de persverslagien .omsclireef hij zijn uitgangspunt aldus:

Om liet wezen van het Christendom 'te leeren kennen moeten We niet — aldus''spr. —• uit het 'Christendom halen, wat we zelven meenden e'rvan te kunnen gebruiken, maar vïagen naajr de prediking, .waarmede de eerste Christelijke gemeente in de wereld was opgetreden. E; n die prediking was de verkondiging van den ujit den " dood opgewekten Christus, 'den Heör der gemeente. Het Wezen van bet 'Christendom was dus ïezas 'Christus, de verheerlijkte Heer, ten derden dage opgewekt • ; uit den dood.

Lijkt dit 'niet wat O'p een geloofsbielij'denis op een stuivertje?

De verdere uitwerking werd voltrokken in zuiver ëtiiisc'hen stijl. Men leze:

Want om het Christendom te leeren kennari moest men er izich, als alle zielkimdige verschijnselen, inleven, en wanneer men zich inleefde langs den 'door 't Christendom aangewezen weg, en de ervaring had gemaakt van den verheerlijkten Christus, niet .als idee, maar als piöfeOion, door hjet apstandingsevangelie als historische werkelijkheid te aanvaarden, dan wais men als wetenschappelijk man verplicht niet te doen als dr Ranke, die in zijn geschiedschrijving van het religieus© abs-traheerde, maar die ©irvaring in zijn geschiedSchrij'ving te laten medespreken, ja wat meer ia: van het feit uit te gaan, dat in het persoomlijke leven ! van zoo beslissende beteefcenis was geweest.' Men moest dus niet gelo'of en wetenschap trachten te verzoenen, en in zijn wetenschappelijke wereldbeschouwing een plaatsje zoieken voor het woinder, in dit geval voor het wonder der opstanding, maar men moest de wetenschap uit haar onwetenschappelijke positie btuiten het Christelijk geloof opbeuren en haar plaatsen in de sfieer van Christelijk geloof.

Elke weréldbtóch'ouwing, O'Ok de meest materialistische, was in laatste instantie product van het godsdienstig geloof. Alleen die wereldbeschouwing, die gebaseerd was O'P en voortgesproten was luit de gel'O'ofservaring door den verheerlijkten iChristus gewekt, o-mvatte alle ver'schijnsielen en behoefde geen enkel feit geweld aan te doen. 29 Positie nemende in h'et feit. der op'standing kon men verklaren het nieuwtestamentische Jezusbeeld, het geloof der eerste gemeente aan de opistanding van Jezus Christus, de kracht, di^e de persoonlijkheid van Jezus Christus nog heden ten da, ge oefende en de ervaring, die men zelf van den opgewekte had gemaakt, terwijl hien zondeï die P'O'sitie in te nemen van geen van deze historische gegevens een bevredigende verklaring geven kon. Bovendien h'ad men, van het feit der op, standing uitgaande, h'et recht te splfefcon van een ' menschheid en in de geschiedenis ontwikkeling aan te nemen.

De geschiedenis van het Christendom' Wa^s een algemeene zendingsgesch'iedenis in igroioten stijl. D'e Christelijke gerneente moest zich bewust wolr'den van haar geestelijke krachten "en da gansche wereld met alle terreinen van het cultuurleven roar zich opeischen. Het 'Christendo-m was jui'st nu in volle actie.

De vraajgistükken op staatkandig, maatschappelijk en industrieel gebied waren, niet minder dan die op het terrein van het godsdienstig en zedelijk leven, christelijke vraagst'ukl< ; en, omdat het bij al die vraa.gstiuldcen in den grond der aaak ging; om het recht van de persoonlijkheid, waaróp j'aist het •-clhri'stendom Boo sterk den nadmk had gelegd. Overal waar het christendom izijn intocht hield ontstonden de problemen. Het was de taak van den beoefenaar van de igesichiedeids des christendoms aan de hand der historische gegevens aan te toonen, welken invloed dat christendom op het leven der menschheid had igiehad, welke problemen het hiad op'geworpen, op welke wijze het aan de oplossirig van die problemen had medeigeholpen en voor welke problemen het ons in het heden stelde. Wie in de opstanding van Je.Eüs Christus positie nam, 'had het vasite punt, dat hem boven de woelingen van het historisch gebe'uren uithief en hem in staat stelde het geheel te overzien. Met nadruk wees spreker er.O'p, dat hij geen middeleeüwsch imetaphysisch pnaglmiatisme wenschte, dat hij aannam de principieele g, elijksoorti!gbeid van alle geschiedkundig gebe'uren en er niet aan dacht voor het christendom daarop een uitzo'nderin'g te maken. Hij wilde alles alleen mia'ar op een hooger plan aetten, waar de „wonder"-cfu'a.estie geen beteekenis meer had, omdat het bleef-biuiten' bereik een er gebrekkige wijsbegeerte, die op haar standpiunt niet anders dan-als een „wonder" kon beschouwen, wat 'op het Sitandpunt der reëele christelij'ke geloofservaring niet anders danjiaft, - aelf sprekend was.

Eenprincdpe van de éhfirstfelijke' levensbieschouwing i: s volgens hem' dus niet de Schrift, maar de 'ervarinig. •-i^iïs.v^s

Daarop rust ten laatsCÉ^ipl^ het feit der opstanding, waarin men zijln piositie moet kiezen.

Hij' nam' aan de principieele gelijkheiid-van alle geschiedkundig gebeuren en dacht er niet aan voor het christendom ©en uitzondering' te maken. "Diit brandmer'kte hij als middeliee'U, wsch. Maar waar blijft (hij' d.ain m-et den ioivennatuurlijldeïi oorsprong van het christendom; en m'et de bijzondere leiding dels Heiligen Geestes in de kleïk'?

Ook in 'zijn beSchO'UWing van het wonder sta, at •hij principieel en .ap, olog'etisch zwak.

Hoe gaarne we O'Ok het goede in zulke oraties waardetere'n, bood dezle oratie (of het mtoiest in he't verslag verzWegem zijn) geen nieuws.

Het was een 'ethisch© sp'eeoh, gelijk' wijl er al zoiovele gelezien hebben.

Nieuwe aanslaag op het Oude Testament.

Principes laten zioh niet verdonkeremanen. In recbtsche kringen werd er telkens met zeker wielgevallen op gewezten, dat de bekende prof. von Harnack hoe langs zoo^ meer terugkeerde. naar de traditiie.

De moderne theologie zat er wel wat verlegen mee.

Niettetailin, - zie is' nü wieer' uit den brand.

Harnack moigie, wat bet Nieuwe Testament aangaat, meer Inaar recibts overhellen, het Oude Testament schijnt hij geheel en al te verloochenen. .De „N. R. Ct." bericihtte ton minste:

Naar wij in de Duitsche bladen le.z, en, beeft prof. Ad. V. Haxftack — bij welke g[eleg: enheid. vinden wij niet vermeld — izich als volgt over het Oude-Testament uitgelaten: „Op grond van wetenschtappelijke eerlijkheid en godsdienstige reóhtsclhapenheid kan bet Oude T'esta, ment niet meer gelden als kanoniefce oorkonde van het protestantisme!" Matorenbrecher trekt hierujt in de „Deutsche Zeitung" opnieuw de consequentie, dat liet O. T. in het gpdsdiensfconderwijs voor kinderen niet meer thuis hoort. Hel „Evanig.-Duth. Volksbktt für Stadt und Land" laat er ; zich 'als volgt over uit: „Dat Ad. v. Harnack izoo oordeelt, kan, in aianmerking genomen zijn standpunt ten opzichte van de Heilig.e Schrift in bet algemeen niet verwonderen. Al te vroeg hebben velen op grond van izijn oonserviatiever geworden tekstkritiek in het Nieuwe Testament 'aauigenomen, dat hij ook in .zijn theologiie positiever was geworden. Hamack's en MaUrenbreoher's standpunt vindt intusschen ook in Duitsch-nationale kringen steeds meer aanhanjgiers, wat gesteund wordt door een verkeerd begrepen anti^^semietisme".

De les der historiie vergeefsch.

Zoo oordeelt prol. Dr H. H. Kuyper, dié gelukkig weer krachtig genoeg is omt zijn arbeid in „De Heraut" te vervolgiein, naar aanleiding van h, et feit, dat de Regieerjng van haar voornemen om de gelden, volgens art. 171 aan de kerken uitgekeerd, te verrdkenen en te kapitalisee'ren beeft ; ifgeziein.

„Heel anders daarentegen staat bet met de mede-, deelinig, die de Regeering tegelijk deed, dat ook van de voorgenomen verrekening en kapitafeeering der gelden volgens Art. 171 aan de Kerken uitgekeerd, in verband met den benarden staat van 's Lands financiën niets komen kon. Hier toch g; ing het om een wezenlijk belang der Kerk, om hare vrijmaking van de ^zilveren koorde, waarmede zij nog altoos, tot haar eigen schade, , aan den staat gebonden is. Het was ons daarom tot zoo groote vi'eugde geweest, dat Mr De Vries, destijds Minister van. Financiën, met iZioo groote energie dit vraagstuk, dat wel een der meest ingrijpende is, had aangepakt. Het zou voor hem een onvergankelijke eer zijn geweest, indien hij het ook tot oplossing bad gebracht.

Of bet aan bet aftreden van dezen anti-revolutionairen JMinister te wijten is, diat ook deze plannen nu in den doofpot zijn g«daan, is eenYPaag, die we in het midden laten. Het be, zwaiar van den benarden staat van 's Lands schatkist kan üi dit gieval toch waarlijk niet afdoende wezen. Of de staat, jaarlijks izooveel geld als subsidie aan de verscihillende kerkengenootschappen betaalt, dan wel dit bedrag, gekapitaliseerd, aan hen uitlceert, komt op hetzelfde neer.-Want de staat zou dit. kapitaal uitkeeren in staatspapieren, waarop dan jaarlijks rente eou worden betaald. En op den duur eou dit voor den staat voordeeliger uitkomen, dan'^-wiairneér-bet' bestaande subsidie-stelsel gehandhaafd bleef, waarbij aandrang tot vermeerdering van het subsidie onvermijdelijk is. .Nog afgezien van alle geestelijke mo'tieven, moest juist bet belang van 's Lands schatkist tot afrekening en afbetaling van de dusver geschonken subsidies hebben', geleid.

Het vermoeden is dan , ook niet vreemd, dat hier andere motieven in het spel zijb' geweest'. Nog afgezien daarvan, dat de wisseling aan bet Ministerie van Financiën, waar in plaajts vah een Antirevolutionair een Chidstelijk-Histoiriscbe optrad, 'voor de afwikkeling dezer zaak niet gunstig was, komt Wel als voornaamste motief haerbij! de zoo klaar gebleken hebzucht der Kerken. Al duidelijker werd toch' uitgesproken, zooWel Van Heï'voirmde als van Roomsche zijde, dat men öe kapitaal-uitkeering van het. thans volgens Art. 171 verleende subsidie dankbaar aanvaarden zou, maar dat ook daarna de staat moest voortgaan met de Kerk te subsidiëeren, evengoed als fiij dit deed mfet Scholen, barmhartigheidsstichtingen, instituten van wetenschap, enz. Dat was de 'eisch. En het is te begrijpen, dat tegenover dien eisc.b de Regeering; zich geheel terugtrok en nu AEt. 171 maar onveranderd laat. Zulk een teisch zou toch van de schatkist, waarvan de bodem ireeds zichtbaar is, meer vergen dan oirbaar is.

Zoo blijft dus alles bij bet oude.

Het scheen een oogenblik, toen na den oorlog de groote revolutiestonn over Europa losbrak en ook de Kerken bedreigde', alsof men in He'rvormde kringen had ingezien, dat de Weg, doiolf ons steeds bepleit: maak de Kerk financieel geheel vrij tegen O'ver den Staat, de veiligste Was'. Maar de storm trok ons land voorbijl Men kan weer rustig indommelen. Aan het heilige huisje •mag niet geraakt worden. De les der histotiief is tevergeefscb gewteest.

Ds J. D. van der Muhnik emeritus.

In zijn lange loopbaan heeft Ds van der Munnik het stellig OiOk gedurig ondervonden, dat men van de 'historie niet leeren wilde. Maar hij bleef er optimist bij. Wij' doen het best zijn voorbeeld hierin te volgen.

Nu Ds van der Munnik', jeéËP^-föoraanstaande figuur in o-nze kerken emieritaat heeft aangevraagd, wordt daaraan ©en aandacht geschonken, welke bij' emeritaatsverklaringen z'eldzaam is.

Wel een bewijs, hoie^hij èn om z'ijn werkten om zijn persoon gewaardeerd werd.

Verschillende bladen wijdden een artikel aan hem. Hier geven wij het woord van zijn-Leeuwarder ambtsbroeder Rouma, den Liectori-Salutem-schrijver in „Frieisch Kerkblad":

Gij zult het Aa& wm. rtÊ^é-^^ërstawi, Lecto> , dat, nu Ds V. d. Munnik als ërnerltus Leeuwarden gaat verlaten, ik ditmaal ovetr "hem schrijf, omdat hier maar. niet een dominé zijne gemeente verlaat, maay in hem een vertrouw'ens-man uit het leven der Friesch'o Kerken vertrekt.

Want, niet wtaat, dat was V. d. Munnik, de man, 'die vertrouwd werd. Permanent heeft hij onze kerken op de G-enerale Synoides vertegenwoordigd; in de vergaderingen der Particuliere-• en der Zendings-Synodes was zijn plaats op de vO'Orzittersstoel.

En het eigenaardige hierin is, dat het'l'riesche volk hem gulwïeg dit vertrouwen - gaf, ofschoon "'hij een Hollander was. Immers zij'n wieg sto-nd eens geheel ten Zuiden van Rotterdam en ©en Hollander was hij tot op dit oogeubbk toe. "Want boe glad van taal hij o-ok moge wezen, - bet is bepaald wanhopig, wanneer bij ©en poging doet, om Friesch' te gaan sipa^efcen. B^ weet ge eenvoudig niet, wat ge ©r van mloei maken. Gelukkig, dat op onze vergadering de discussies in de Ne^ derlandscbe taal worden gevoeM, w'ant gebeurde dit in bet Friesch, dan w'as D's v. d. Munnik een ' verloren man geweest, zelfs na ©en verblijf van meer dan 21 jaren^ in ons gewest.

Maai-schitterend wordt hieiin gelogenstraft bet beweren, dat men - vaiak hoort van menschen, die ons niet kennen, als .zou in Friesland niemand'lleugen, 'die va.n buiten de provincie komt.. En mij dunkt: het pleit voor Ds v. d. M'unnik en voor de Friezen, dat izie in de verhoudiug tot elkaar staan, zooals ize staan. Er is onder ons best plaats, voor een . Hollander, mits hij eens geestes met ons is!

Hij had, wat Friesland begeert in een leidsma.n: nuchterheid van geest, wijsheid in het overleggen 'en kloekheid in het handelen. En wat hij te zeggen had, werd gezegd kort en pittig en menigmaal — en daar zijn we niet ongevoelig voor, niet waar Lector — niet zoiider snakerij. Geen wonder, dat de plaats die Ds v. d. Munnik onder ons' innam, er een werd van verantwioordelijkheid en eere.

Met 'bem beeft zijne gemeente op. Maandag j.L herdacht, wat de Heëre aan bem en in hem heeft gegeven. In dat samenzijn is ook meer 4'an eens 'over zijn arbeid in het breedere leven gesproken, en ge zijt het zeker met me eens, • Lector, dat w© den Heere kunnen danken voor hetg'een ons ziQ'O langen tijd in Ds v. d. M'unnik gegeven )verd.

Gunne de Heere; !^i^^'..Mijm'o©dige een blijden: levensavond!

De Bergepwaartsfractie.

Rergopwaartstoenscheh spneltien weleens van een Rer'göp'waarlsgemeiente, waartoe-dan O'Ok deVrij-Gereformeerden gewoonlijk worden gerekend. Ds Bakker had het over de B e r gO'p w a a r t s f r a c t ie, . Prof. Obbink, de Eindredaciteur van "Bergopwaarts, noemde _zijn voiörstelling lichtelijk' overdreven. Ds. Ba.kke(r vraagt_to.u in de „Gereforinieerde Kerk":

Maar overigens, wat was er n'u „lichtelijk overdreven-"? Prof. Obbink citeert meer: „Er is. een fractie die n'u aj meer naar voren. dringtt.; .'t is de „Bei!g|opwaarts"richting'."

Dat ik van, een B er'g%^1g'OTft: aotie! spralt? Een fractie, die zich groepeert om. .het blad van dien naam en izich sterk maakt in de jonge Ethisch© vereeniging, om deze als haar motor op de wegien van het kerkelijke leven te gebruiken. Maar 'dat kan de bedoeling niet zijn.

Of, dat die fractie al meer naar vojten drinjg't? Liever bad ik, ik wil wel openbiartig zijn, dat het niet zoo was; maar 't is een feit. Ander© groepen in de kerk m.ogen er rekening mee ho^uden. Voornamelijk de ethischén zelf. Ook dit kan ik echter laten rusten.

Neen, dit v wekte anruiSt. „Dogmatiek boiuden zij er weinig 'op na. In 't vage aoeken zij: h'un kracht." W'onderlijlj; toch, daar is een soo-rt orth'ódoxen (mogen zij eigenlij'k op dien naam wel aianspraafc, maken? ), dat immer bezig is het betrekkelijke en gevaarlijke van dog'm'atiek in het licht te stellen; en dan woirden de schriftgeleerden en letterknechten er met de haren bijgesleept. Maar zoodra iemand . het waagt aan hun eigen dogma te twijfelen, trekken ze een leelijk gezicht en vr'agen\)f men dan

dacht dat aij 't heelemaal zonder doigiiiatiek doen.

Tbch n& em-. ik het boyenaang'ehajalde nog altijd voor mijn rekening.Hier is de mentaliteit of de 'onnauWfcöurigheid van den, verslaggever niet in het spel."

Bewijs? Lees dan b.v. jnaar in hetzelfde nummer eens'de recensie van Prof. Obbink over een handleiding voor bet godsdienst-onderwijs aan meer ont wikkelden van Dr Ma, m.ng, Diaai-krijgt Dr Marang om izijn - Uiteenzetting van den persoon van Christus van J? rof. Obbink om de ooren. „Maar het èïgste is Kijn "uiteen.zettinig van de twee naturBn van Christus. Als een schildwaoht op zolder, staat daar in dit overigens , zöo verstandige boekje de twee-natarenleer op izuiver scholastiek-raitionaiistisohe leest ge­ schoeid! Ik kon mijn oogen niet gelooven.

Nu, dat kennen we. Dat liedje omtrent dei tweenaturen leör is al jaar ©n dag door de ethliscben gezongen. E-erlijk gezegd, verbaas ik me ook wel 'wat over Dr Matang. Ik do© 'het echter meti hope. In dit stuk was hij' niet ethisch. Laat hi| zich nóg maar eens aan oen handleiding oiveit dit onderwerp wagen.

Maar wat zet Prof. Obbink er nu tegenover? Wat heeft de ethische theologie nu in den' loopi der iaren b.v.. over dat stuk verkondigd? 't Was aJtij'd negatief, altijd critiek op liet ppgen deir Gereformeerde theologie. Pövör en vaag. Een testimonium paup'ertatis of> theologisch terein.

En-dan 'heette het, dat het ethische beginsel, dat zoo in zich' sloot. In diezelfde recensie staat ook dit: „Zeker tienmaal is mij'gevraa, gd iets dergelijks te schrijven als Dir M. ons: nu aanbiedt. Ik heb er mif afgemaakt O'mdat ik 'geen tijÜ had, maar oO'k omdat ik 't zooi moeilijk vond" (ik spatiëer H. BT). Diat is eerlijke taal. Maar daarmee heeft Prof. Obbink dan oiO'k met­ een" het bewijs van mijn stelling geleverd.

Trouwens, wie „Bergopwaarts" geregeld leest, komt telkens onder dien indruk. Niet slechts de leer van de tWee naturen dui'ven ze niet. aan. Maar geen enkel leerstuk. Daarvandaan, ' dat men. in dat blad bij een enkelen schirij'ver den indruk van Gerefoirmeeïd voielen opdoetr bij anderen van orthbidoxie zonder meer en "bij! enkelen van ©ep, moderne mentaliteit. En dat alles - wiolfdt dan altijd weer gedekt met het zeggejij dat het ethische beginsel, dat met /zich brengt; men moet de W'aarheid naderen met het ha'Ht en ' niet met bet verstand.

Zoo is men bij „Bergopw'aarts" niet^BWff vaag, maar zoekt men in Ih'et vage ook zijh kracht. Opmerkelijk dan ook, dat de meer poisitieve geesten onder de ethischen, mannen als Prof. Slotemalcer de Bruine, PPof. Van Bes, Prof. Aalders. hun stem ten eenenmale niytji^ij^lv^li^piEÏ laten hooren.

Ik belhoior tot de ge're'gelde "waarts".

En ik moist zeggen: ongelijk 'beeft D's Bakker niet.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 oktober 1921

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS-SCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 oktober 1921

De Reformatie | 8 Pagina's