GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS - SCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS - SCHOUW.

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

De predikant en de sociale vragen van onzen tijd.

Op een der vele theologen-vergaderingen, de vorige week te Utrecht gehouden, sprak Prof. Slotemaker de Bruine over bovenstaand onderwerp. Ik laat hier volgen het verslag uit de „N. R. Ct.' :

Spr. wijst op het breede van het onderwerp. Hij schakelt al het economische üit. Aan de sociale vragen is een sociale en een economische zijde; de norm van het sociale naast de wet van het economische. Hij schakelt het laatste uit, omdat dit niet tot het terrein van den predikant behoort. Bijna nooit weet hij er genoeg van; hij behoeft er ook niet genoeg van te weten. Mits hij zich dan ook maar van iedere uitspraak naar elke zijde onthoudt en alleen .zich duchtig herinnert, dat er uiterst gewichtige en uiterst netelige economische vragen izijn, waarin men niet mag liefhebberen. De taak van den predikant ligt op het zedelijke terrein.

Komt spr. n'u tot nadere uitwerking, dan zoekt hij een oriëntatie-punt. Zal niet de veelheid der vragen verbijsteren, dan moet alles onder één licht worden gezien en van uit één punt beoordeeld. Dit vindt ref. in de arbeidersbeweging. Wie deze verstaat, weet althans in theorie den weg-door het kreupelhout en kan nu zijn positie bepalen tegenover de patroons, de arbeiders, de boeren, den middenstand, zoo jaak hij als pastor tegenover het sociale leven komt te staan. Hier moet bij „onzen tijd" vooral aan de wereldgebeurtenissen van November 1918 worden gedacht.

Bij dit vraagstuk zal naar het zooeven gezegde de predikant niet de economische, maar de zedelijke vragen moeten behandelen. Spr. aegt dit eerst met het oog op het socialisme. iVIoet de predikant zich daarvoor of daartegen verklaren? Hij moet zeker waken, dat hij de kerk niet voor het kapitalisme doe kiezen; hij mag zeker niet zich verklaren vóór het socialisme, omdat hij dan over een reeks economische vragen uitspraak doet. Dit klopt niet. Maar spreker ziet de oplossing zoodra men het economische streng van het sociaal-ethische scheidt. Over het economische moet de predikant als zoodanig twijgen. In iedere •• uiteenzetting, over kapitalisme en sociafisme schuilt een reeks economische vragen, waarover predikanten gemeenlijk heen huppelen.

De predikant heeft alleen met het sociaal-ethische van doen. Hij zal de groote zedelijke gevaren onder het kapitalisme moeten zien; maar hij ontkent, dat de mensch in een gemeenschapsbedrijf zich van izelf met toewijding zal geven. De klassenstrijdleer zal hij moeten bestrijden om het materialisme en om de machtsleer, die daarin werken. Ongetwijfeld is communisme het ideaal. iVIaar even oaigetwijfeld is het in deze wereld onverwerkelijkbaar en in de Heilige Schrift wordt het zeker nergens als eisch aan dit leven gesteld. De predikant zal er in moeten slagen aldus de zedelijke vragen uit het vraagstuk uit te lichten en alleen deze te behandelen.

Spr. vraagt, of aldus het christendom niet moet werken zonder maatschappelijk perspectief? Hij antwoordt, dat de Bijbel nooit een ideale wereld voorspiegelt als resultante van regelmatige wereldontwikkeling en dat hier de diepe tragiek van het christendom ligt. Hij wijst op het andere perspectief: namelijk om in deze wereldverhoudingen voor God te werken.

Hiermede heeft h^, .zoo meent spr., reeds een der grondb^inselen aangeduid. De overtuiging, dat deze wereld evenzeer Gods terrein is als de hemel, is door de gereformeerde tegenover iedere piëtistische beschouwing terecht vooropgeizet; zij is van het grootste belang voor de bepaling van de houding tegenover alle sociale strevingen. Daarnaast sta de groote gedachte aan het recht, waarom het op sociaal terrein te do«n is in tegenstelling met de liefdadigheid. De samenhang der menschen eischt organisatie als een middel om den ziuiveren weg te vinden tusschen mechanisme en ontbinding.

Van uit al deze stellingen zoekt nu spr. het antwoord op de vraag, hoe de predikant tegenover de sociale vragen staan moet.

Kiest hij in deze grondgedachten zijn uitgangspunt, dan kan hij al dadelijk thetisch en positief optreden zonder de noodzaak om in ieder voorkomend geval ietwat angstig zich een weg of een dekking te zoeken. Hij kan' forsch staan en aan de anderen forsche lijnen geven. l\Iet name is nU de vraag beantwoord, die zeker vele predikanten telkens benauwt, of izij niet door aanraking met het sociale partij moeten kiezen naar de zijde der patroons of der arbeiders; doen zij dit niet, dan bevredigen zij niemand; doen zij het wel, dan stooten zij een deel hunner gemeente van zich af, voor wiezij dus geen zegen meer kunnen wezen. Spr. ont kent, dat hier een keuze is; dit kan alleen gezegd worden door wie op kl^-ssenstrijd-standpunt staan en dezen komen onder de burgers en do gegoeden evengoed voor als onder de arbeiders. Maar spr. acht dit standpunt verwerpelijk.

Tenslotte wijst spr. op eenige speciale vragen. Hij let op de prediking en weegt het voor en tegen van sociale prediking af. Hij wijst op de enorme kansen van het catechetisch onderwijs, waar allerlei misverstand kan worden weggeruimd en aan de jonge menschen richtlijnen voor hun so--ciale oordeel kunnen worden meegegeven. Hij dringt er op aan, dat bij het huisbezoek de valsche begrippen omtrent sociaal streven, staking, arbeidersbeweging en dergelijke worden bestreden. Eindelijk vergelijkt hij het Roiomsche en, het Protestantsche standpunt inzake de bevoegdheid van de Kerk op deze punten en waarschuwt er teg; en, dat de Kerk ander dan zedelijk gezag oefene.

Hij eindigt met de hoop Uit te spreken, dat predikanten in het voorgedragene eenige aanwijzing voor hun practisch leven mogen kunnen vinden.

Dalende belangstelling.

In zijn overzicht van de predifcantenvergaderingen wijst „Het Vaderland" op de verminderde belangstelling bij de moderne predikanten:

Dit jaar waren er slechts 164 bezoekers, het : vorig jaar 198, het jaar daarvoor 228. Terwijl jaren van 250 zeer gewoon plachten te zijn, en ons izelfs een getal van even boven de 300 voor den geest staat. Merckt op uw saeck, modernen!

Eerst liet het volk de moderne predikanten voor leege banken staan!

Nu laten de moderne predikanten op hun beurt de referenten voor slinkende vergaderingen staan! Als dit geen aftakeling is, wat is het dan?

Het Oude Testament.

Hoeveel veranderingen de Modernen al hebboTi doorgemaakt, laat zich moeilijk-gissen. Telkens wen den zij het over een anderen boeg. Nu zijn' er weer, die den oudtestamentischen kant uitgaan. Dr A, Kuyper heeft het over hen in de „Gereform. Rb. voor Rotterdam":

Het kan vcrkeeren, zeide eens Breederoo. Aan dit bekende woord dachten wij, toen wij onlangs een artikel lazen, waarin er op gewezen werd, dat er in den tegenwoordigen tijd aooveel meer, waardeering is voor liet Oude Testament.

Wij hebben een tijd gehad, dat de Gereformeerden .zeer in het bijzonder niet alleen voor de canoniciteit maar ook voor de rijke beteekenis van het Oude Testament moesten opkomen. Het werd in zoo broeden kring gezegd, dat de tijd van het Oude Testament voorbij was, dat wij niets te doen hebben met die wet der ceremoniën en met het tijdwoord der profeten, dat wij leefden in den tijd van het Nieuwe Testament en dat alleen de "Evangeliën en de brieven der apostelen voor ons zin en beteekenis hadden, dat niet weinigen onder de Christenen het O'ude Testament niet eens meer lazen, en dat zelfs velen een Bijbel hadden, - waarin het Oude Testament ontbrak.

Hoe hebben de Gereformeerde predikanten hiertegen voortdurend gewaarsch'uwd, en het den lede», der gemeente voorgehouden, dat ze zich niet een halven maar een h e e 1 e n Bijbel moesten aanschaffen, waarin Oud-en Nieuw Testament beide te vinden, waren, en dat ze in beide deelen van den Bijbel getrouwelijk moesten lezen. Daarover is menig bitter en boos woord gesproken. En in kringen, waarin men alleen het Nieuwe Testament las, werd van uit de hoogte gesproken over de Gereformeerden, die „oudtestamentisch" waren. Men verstond het daar niet, dat men het Oude Testament kan lezen tot zijn stichting en onderwijzing, en toch „nieuwtestamentisch" zijn! Het Oude en Nieuwe Testament brengen ons saam het volle Woord Gods. Het Nieuwe Testament ligt besloten in het Oude, 'en het Oude T'estament komt tot het volle licht in het Nieuwe.

Maar in den laatsten tijd worden er hier er.. daar stemmen beluisterd, die ons tot de overtuiging, brengen, dat er een merkwaardige kentering in de geesten is, dat men terugkomt van zijn minachtend oordeel over het Oude Testament, en óók voor dat deel van het Woord Gods meerdere aandacht en eerbied vraagt.

Een Engelsche schrijver gaat zoover, dat hij - in een artikel schreef, dat de God van de nobelste psalmen is de God der moderne vroomheid. Wij laten het voor zijn rekening om eenige psalmen uit te zoeken, , en die te rubriceeren onder de nobelste. En wij weten ook wel, wat die „mioderne vroomheid'* beteekent, namelijk, dat het Christelijk element daarin ten eenenmale ontbreekt. Het stuit ons tegen de borst als een moderne de nobelste psalmen een juiste uiting vindt voor de moderne vroomheid.

Maar wat wol treffend is, is deze uitspraak: „de ervaring leert, dat juist het Oude Testament meer dan het Nieuwe indruk maakt op' het gemoed en de verbeelding'van den modernen mensch, , die voor het eerst met dèn Bijbel in aanraking komt. Niet alleen boeien de kleurrijke verhalen 'uit de vaderlandsche historie der Joden de jeugdige catechisanten vaak sterker, dan de meer sober gehouden legenden der Oud-Christelijke Kerk. JVIaar ; : . ook heeft de heviger dramatiek van het Oude

Testament bewerkt, dat do bijbelsche kunst van alle tijden tot groote populariteit is gebracht." Ge bespeurt het onmiddellijk, hier is een moderne aan het v/oord, hij spreekt van het Oude Testament als van een „vaderlandsche geschiedenis der Joden" en van het Nieuwe Testament als van „de legenden der Oüd-Christelijke Kerk". Maar toch, wat. het Oude Testament biedt, en waar in vroeger da.gen .zoo op werd neergezien, verkrijgt in den tegenwoordigen tijd weer eere, en v/ai voorheen als te ouderwetsoh werd gebrandmerkt, spreekt in djn taal en inhoud den modernen mensch weer toe.

De „N. Rott." schreef: „wie in het Oud-Testa-- mentisch Godsbeeld het leven aanschouwt, en in het volk Israël de door het leven geleide mensch, , zal versteld staan over de kracht van het vrdnderbaar verhaal, "dat, bij Adam begint en met den Messias eindigt. In tegenstelling met een voorbijgaand tijdperk, waarin men voor de verschrikkelijke pracht en de verlossende foltering van het leven tentgschroomde, zal er een tijd aanbreken, waarin men den geduchten den toch in zijn geduchtheid zoo weldadigen God van het Oude Testament weder in eere herstelt".

De gedachte is verkeerd. Het O'ude Testament geeft niet het beeld yan den door het leven geleide mensch. Het predikt evenals het Nieuwe Testament: zonde en genade. Maar het doet ons toch goed te hooren dat hier van öen wonderbaar verhaal gesproken wordt, en dat • men den God van het Oude T'estament - weer in eere herstellen wil.

Door een vorig geslacht is over dien God van het Oude Testament zoo smadelijk gesproken. Hij was een vertoornd God, die heerschte als een • aziatisch despoot, en bloeddorstig was als een roofdier. Maar die geduchte God wordt nu toch weer, zelfs door de m-odernen, in zijn weldadigheid erkend.

Waarlijk, het kan verkeeren. Zelfs de modernen gaan weer yragen naar het Oude Testament. Ze aullen het moeten fcoo-pen, want weinigen zullen het nog in him Bijbel hebben. De Gereformeerden zijn toch, met hun bekende liefde vooa-het Oude Testament, niet te ouderwetsch g'evveest. Ze waren - de modernen \'ooruit. Maar van de „moderne vroomheid" moeten .zij niets hebben. Alleen van de christelijke vroomheid die leeft bij het volle Woord Gods.

Kerkelijk Leven in Hongarije.

Als gij in Hongarije komt, w.at tegenwoordig niet zoo erg meer tot de onwaarschijnlijkheden behooft als vroeger, kan het u zelfs gebeuren, dat een moderne \i met' trotsch mededeelt: ik ben Gerefor-. meerd.

Daarvan en van liet kerkelijk leven in Hongarije in 't gemeen vertelde Prof. Orosheide in zijn „Staiidaard"-brieven. 'De meeste lezers van ons blad znllen er wel kennis van hebben genom'en. Laa.t dit stukje dan voor de minderheid bestemd zijn en voor hen, die 't gaarne nog eens nalezen en hewnren willen. .W.ant inderdaad krijgt men hier een aardig kijkje op 't Gereformeerde leven aldaar.

Debreczin heet het Geneve van Hpiugarije. Ge vraagt, wat dit zeggen wil? Dit, dat het het historische centrum is van het Hongaarsche Gereformeerde leven. Hier werkte in de 16e eeuw bisschop Mehluis. Nog is er een boom te zien, die om het ijzerwerk van een raam is heengegroeid en die volgens de overlevering door Mehluis zou zijn geplant. Nog is er veel Gereformeerd te Debreczin. De Universiteit ging vroeger van de kerk üit en was een specifiek Gereformeerde. Nu is ze sinds eenigen tijd door de kerk overgedragen aan den Staat, alleen de professoren in de theologie moeten Gereformeerd zijn en worden op dusdanige wijze benoemd, , dat de aanstelling - wel formeel door den Staat geschiedt, maar dat' praktisch de benoeming in handen is van de kerk. De Gereformeerden zijn hier in de meerderheid. Er zijn. hier grootsche Gereformeerde kerken. Aan de kerk behoort ook het reasachtig: e academie-• gebouw met internaat, doch de Staat is evenwel bezig voor de geneeskundige faculteit, die de kerkelijke hoogeschool niet bezat, een nieuw huis buiten de stad op te richten.

Maar vraagt ge n'u, of de geest van Debreczin ook die van Calvijn is, laat ons liever zeggen, de geest is van de Gereformeerde leer naar het Woord Gods, dan kan ik niet zoo optimistisch - zijn. Het is in dit opzicht in Hongarije zoo gieheel anders dan bij ons. Bij ons zal iemand, die modern of ethisch is, zich niet Gerefo'mïeerd noemen. Gereformeerd staat inl'.veler oog gelijk met . achterlijk, dom, fijn, enz. enz. In Horagarije is het .zoo niet. Hier. is Gereformeerd of Calvinist een eeretitel. De Protestantsche Hongaren gebruiken het woord elk oogenblik. Maar. veelal' beteek'ent het niet meer dan niet-Roomsch. Of laat ik het nog wat anders uitdrukken. Men wil-wel Gereformeerd zijn, doch weet menigmaal niet wat Gereformeerd is. Natuurlijk hebben we , op-de verschillende conferenties, .zoowel te Boedapest als te Debreczin, als goede Gereformeerden gesproken. T'e Boedapest kwamen op de conferenties vooral de rechtzinnige kringen, maar hier te Debreczin was vrijwel de g, eheele theologische faculteit, waren oiok professoren van andere faculteiten aanwezig. T'elkens werd het bij de debatten uitgesproken: we zijn het volkomen me, t u eens. Principieele bestrijding; hebben we zoo goed als nooit ondervonden. - Maar - bij ons rees dan de vraag: zijn deze menschen het nu werkelijk met ons. eens. Natuurlijk zijn ze. gpheel te goeder trouw, daar niet van. Maar indien ze nu eens zelf • hadden moeten' spreken over de onderwerpen, - die wij hebben behandeld, • zouden ze zich dan in denzelfden geest hebben uitgelaten.-tiv^ .sWij twijfelden .zeer.

Vele Hongaren hebben • in het buiteHland-gestudeerd, ook in ; ons . land. Toch., heeft, afgezien van de beweging te Boedapest onder leiding van Prof. Sebestyén'^ffiS iet schijnt, de opleving van het Calviiiisrnë' nóg niet plaats gevonden. Het is doode orthodoxie, men zit vast in Oude gewoonten, die men zelf afkeurt, zoo b.v. het .-belijdenis doen der kinderen op twaalgarigen leeftijd, maar men verandert niets. Zoo schijnt het ook met het preeken te gaan. Het blijft 'alles bij het oude. Daarom is het zoo moeilijk een oordeel te vormen over de Gereformeerde Kerk van Hongarije.

In Debreczin zijn 'We officieel de gasten geweest van het kerkbestuur ten Oosten van de Theiss. We werden met (rijtuigen, bespannen met twee paarden, van het station gehaald. Een tweetal professoren hielp ons den weg vinden. We werden ingekwartierd in de mooiste kamers van het beste hotel van Debreczin. In het hotel ontvingen we de uitnoodiging van den bisschop te komen soupeeren. Dat woord bisschop moet hier niet in Roomschen zin worden genomen. Eerder Is het te verstaan in den zin van Wat men vroeger noemde superintendant. De bisschop ïs als predikant aan een kerk verbonden en heeft voorts de besluiten, van wat wij zouden noemen de provinciale S.ynode, die hem kiest, uit te voeren. Verder heeft de bisschop, evenals trouwens de predikanten, zeer veel administratieve werkzaamheden te verrichten. Nu heeft men in Hongarije een eigenaardig dubbel-systeem'. Naast en gelijk aan den predikant staat een Curator, •wij zouden kunnen zegigen: de voorzitter van het college van ouderlingen, en de Curator is ook op zijn beurt voorzitter van den kerkeraad. Naast den bisschop staat de oppercurator. De Generale Synode vergadert eens in de tien jaren. In dien tusschentijd worden de zaken behartigd door een Synodale Commissie, het convent geheeten, en daarvan zijn bij beurten voorzitter de oudst in dienst zijnde bisschop en de oudst in dienst zijb.de opp'ercurator. Op 't oogenblik izijki het de bisschop en de oppercurator van Debreczin. iDeze laatste is een graaf van zeer ouden adel, verwant aan het Engelsche koningshuis, graaf Degenfeld. Bisschop van Debreczin is op dit oogenblik de heer Balthazar. Een' zeer merkwaardige taan. Hij! is een echte kerkvorst, een man, die - Weet wat hij wil en die zich kan doen gehoorzamen. In de politiek neemt hij een eigenaardig standpunt in. In het algemeen zijn de Gereformeerden ïn Hongarije zeer gebeten op de Joden en op de Roomschen. Dte oude liberale partij in Hongarije toont trekken van overeenkomst met de liberale partij in Engeland. Ze richtte zich vooral tegen de priesteroverheersching en kwam op voor de waarachtige vrijheid. Maar allengs is ook in Hongarije het liberalisme van karakter veranderd en onder den invloed gekomen van de revolutiebeginselen. En zoo is het een partij geworden niet ongelijk aan de liberalen in Nederland, en behooren vele Joden tot deze fractie. Nu zijin er in Hongarije menschen, die deze verandering niet zien en die, liberaal willende zijln 'in den ouden zin van het woord, feitelijk dé par-tij in haar nieuwen vorm steunen. Bisschop Balthasar is een der voormannen van deze menschen. En zoo staat hij in Hongarije bekend als een vriend der Joden.

Toch, en daai' was het me om te doen, uit dit alles kan blijken, dat bisschop Balthasar een man is van beteekenis in Hongarije. - -!-»; «»ass-^

Spiritistische fabelen.

Nog moderner dan het modernismte is het hedendaagsche spiritisme.

Het werd opgenomen onder — gelijk het heel deftig heet — de buitenkerkelijke stroomdngen.

Onlangs verscheen: Claude's boek. Mededeelingen van gene zijde door mevrouw L; . Kelway—Bamber en werd ook in het Nederlandscih vertaald.

Do, „N. R. Ct." geeft er den korten inhoud van.

Claude is in den oorlog als vliegenier gesneuveld en het groote verdriet over' zijin vroegtijdig heengaan noopte zijn moeder, mevrouw Kelway—Bamber, haar twijfel omtrent de mogelijkheid van verkeer tusschen de levenden en de doodén te laten varen en op spiritistische wijze deze mogelijkheid te gaan onderzoeken.,

Claude wordt ïn 't Hiernamaals als onderwijizer opgevoed ook is hem opgedragen, de zielen 'van de slagvelden weg te brengen-. Zijn woonplaats ia in de derde sfeer of op het' derde plan, in de geografie van 't Hiernamaals, Zomerland of Paradijs geheeten. Hij vertelt zijtl' moeder allerlei wetenswaardigheden, hoe geesten zich voeden — want geesten blijken ook een „physiek-lichaam" te bezitten —, hoe ze zich baden, wandelen, hoogspringen, lachen, roeien en golf 'spelen.

Visschen is Claude in-'t Hiernamaals ontzegt, want „men moet in geen enkelen vorm Tiet leven vernietigen". Of men den visch in de derde sfeer geten dienst bewijst met hem naar de vierde te zenden, schijnt de onderwijlzer in Zomerland niet te overwegen. Er zijn prachtige vogels en bloemen in Zomerland en de metselaars bouWen er huizen. Althans, wanneer er geen staking is, want 'de sociale kwestie met fiaar conflicten bestaat in Zomerland ook. Meester Claude is er socialist; in dezen natuurlijk „geestelijk socialist".

Mode is er , niet; de geesten kunhen zich kleeden zooals ze willen'. De „wétenschap" betracht men er naarstig; natuur-en scheikunde schijnbaar uitgezonderd. Meester Claude 'had imimers anders wel wat meer mogen vertellen over verschijnselen, die hij thans als de meest eenvoudige zaken aanstipt: bijv. dat de rotsen in het Hiernamaals, gelijk de lichamen der geesten, uit , , zuuTstof" bestaan. Men kan echter niet vergen, dat de moeder van een gesneuveld vliegenier met de concrete wetenschappen zoo vlot .omigaat als 'met de ^Jsprookjesachtige" •: • bouwstoffen, die haar gefolterde fantasie haar bij het rangschikken van de „bijzondere kennis" omtrent •-'t Hiernamaals .levert.'

Claude heeft ook den Christus één keer gezien; 241 hij moest voor deze ontmoeting een wit kleed aantrekken. Met andere geesten begaf hij zich toen „door een aaneengesloten zuilenriji naar de Christussfeer". Omtrent „Christus" vertelt Claude, inmiddels al even weinig belangwekkends; voor zijn theologische beschouwingen - — want ook omtrent „God" geeft hij een en ander ten beste — heeft hij het zeldzame materiaal, dat hem ten dienste stond, evenmin gebruikt als voor zijii natuur-en scheikundige studiën.

Van de Zomerlandsche wérktuigkunde is er nog wel iets te verwachten; zoo heeft een gleest uit de derde sfeer bereids een machinetje uitgevonden, waarop menschen uit vliegen kunnen gaan, „niet hoog, maar juist een weinig boven den grond". Een andere geest uit de kringen waarmee Claude omgaat, heeft beweegbare straten ontworpen. Alles voor aardsch gebruik, want de geesten zijn altruïstisch; bovendien kunnen zij het zelf buiten luchtfietsen en straten stellen en ze moeten toch wat te doen hebben.

Dit verslag is niet vrij van spot.

Zelfs schrapte ik er een uitdrukking uit.

Maar dat zoo iets de spotlust opwekt, kan niet bevreemden.

Wij worden hier herinnerd aan het woord der Schrift: zicii uitgevende voor wijzen zijn zij dwaas geworden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 mei 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS - SCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 mei 1922

De Reformatie | 8 Pagina's