GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS-SCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SCHOUW.

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mr A. W. van Beeck Calkoen.

Met dezen ging een broeder heen, die getrouw werd bevonden tot den dood.

Prof. Honig wijdt in „De Bazuin" o.m. de volgende woorden'aan hem.

Maar de overledeae voelde' als een getrouw belijder allereerst voor de kerk des Heeren.

En de kerk des Heeren te mogen dienen, dat is dan ook gedurende decenniën zijne grootste blijdschap geweest.

In 1872 werd hij benoemd tot Ouderling van de Nederl. Herv. Gemeente te Utrecht.

Vooral aan Da J. 'W. Felix, den eersten presidentcurator van de Vrije Universiteit, was hij door banden van vriendschap verbonden. Zoo had ik reeds vroeg de eer den heer Calkoen te mogen ontmoeten. Ds Felix toch wilde mö_ (als gymnasiast van de 6e klasse) alleen in 1884 bp zijne studeerkamer onderzoeken, of ik tot het H. Avondmaal kon worden' toegelaten. En in dat, onvergetelijk uur was de heer Calkoen als Ouderling tegenwoordig. En nimlmer vergat ik de weinige, maar liefdevolle woorden, die hij', na mijn leermeester, bij die gelegenheid tot me richtte.

Deze vriendschap voor Ds Felix belette hem echter niet in 1886 en '87 , zich te stellen aan de zijde van de „Geschorsten" te Amsterdam. En bij de breuk te Utrecht verklaarde hij — wiens naam in ons gezin door mijn vader, als ouderling afgezet, natuurlijk telkens genoemd werd — zich zonder aarzelen bereid als penningmeester van de kerkelijke kas der Nederd. Geref. 'Kerk (doleerende) te Utrecht te dienen.

In 1887 werd hij als ouderhrig bij do vrijgemaakte gemeente gekozen, welk ambt hij, r..v-> ; , 'c kleine onderbreking, tot liet einde van 1914 (p. ..i. i.-: meen) heeft bekleed.

Op zeer treffende wij'ze toonde hij, hoc lief hem het opizienerschap was.

Aan het einde van 1906 gevoelde hij., dat zijne krachten hem niet meer veroorloofden èn als Gedeputeerde èn als opziener werkzaam te zijn. Hij moest eene keuze doen.

En getuigt het niet van groote waardeering van het kerkelijk ambt, dat hij toen als Gedeputeerde aftrad?

En niemand meene, dat dftze aanzienlijke broeder zich aan het huisbezoek onttrok. Integendeel-„Ik heb van velen gehoord — , z.oo schrijft Dr De Moor in , zijn „in memoriam" — met welk een zegen onze overledene huisbezoek, avond aan avond, bij de leden der gemeente deed, en met welk een tact hij het verschil in maatschappelijke positie onvoelbaar maakte. Door zijn eenvoud, maar vooral door izijn inni^ren toon en door het duidelijk doorstralen van zijn innerlijke kennis van het geloofs-• leven, waarover hij sprak, wist hij de menschen aanstonds op hun gemak te .zetten en de harten voor , zicli of liever: voor het 'Woord, dat hij bracht, , te ontsluiten. En voor het meest gewone werk in de gemeente gevoelde hij zich niet te hoog, omdat hij het alles deed om Christus' wil".

Zoo spreekt hij, nadat hij gestorven is. De familie worde — ook door de deelneming van ons Gereformeerde volk — getroost.

Modernisme en Internationalisme.

„De Hervorming" geeft acht op het veelzeggende teeken, dat het modernisme hoelangszoomeer zijn internationaal karakter inboet.

Er zit op 't oog; enblik in het modernism.e niet veel internationaal geluid; ook in het Nederlandsche modernisme niet. Toen - ik eenigen tijd geleden een veertigtal oude • jaargaiigen van „Dia Hervorming" doorkeek, trof het mij, hoe voortreffelijk de lezer van voorheen — ik denk zoo .ong; eveer aan de jaren tusschen 1875 en '90 — op d'S hoogte werd gehouden van het godsdienstig en kerkelijk leven in het buitenlaiid, van het West-Europeesche buitenland natuurlijk in de eerste plaats-

Die informatie bepaalde zich niet tot deze en gene anecdotische bijzonderheid, tot de chronique sca, ndaleuse van Christendom en Kerk, maar men. trachtte door geregelde artikelen een goeden en duidelijken indruk te geven van de innerlijke eu uiterlijke ontwikkelingsgeschiedenis van het vrijzinnig-godsdienstig leven over de grenzen. Zoo schreef b.v. Kuenen .jarenlang over Engeland; alle boeken van beteekenis, alle theol'ogtische of kerkelijke stroomingen van belang, al Wat er omging in den kring der Unitariërs of verwante liberale groepen in Engeland vond Weerklank in zijn interessante artikelen.

Dat is nu anders. Als er niet de zw'aar klinkende naam van een Tag|ore of een Rudolf Steiner aan vast zit, hooren wij: eigenlijk .-maar heel weiniig van het godsdienstig leven, van het modemigodsdienstig leven ook, dat aan den anderen kant van Oldenzaal, Rozendaal en Hoek van Holland te vinden is. Dat het vrijzinnig Protestantisme in de Pruisische kerk op 't oogenblik een geweldige crisis doonnaakt tengevolge van de ver-strekkende wetsvoorstellen van de coufessioneele meerderheid in de synode, gaat aan ons modernisme geheel voorbij; van de intevessante en voor de toelcomst misschien ook zoo gewichtige 'raodsme beweging in de Anglikaansche kerk, die haar centrum vindt in Riponhall in Oxford en waarmee de Unitariërs aan het schermutselen zijn op soortgelijke wijze, als Hollandsche modernen het bij, tijd en wijle gaarne met de ethischen doen, hooren wij niets. Het modernisme heeft zich zeer sterk nationaal georganiseerd en stelt matig belang in wat 's buitenlands beleden en bestreden Wordt.

Nu zou ik niet graag wallen beweren dat er binnen eigen grenzen niet genoeg, interessants te te beleven en niet genoeg; te krakeelen zou • zijn op kerkelijk en godsdienstig gebied, maar toch lijkt het mij Jammer, dat het ISfederJandsche modernisme over het algpmeen genomen zoo geïsoleerd voortleeft, zich zoo w'einig onderdeel weet en voelt van een groote w'ei-eldbeweging. Ja, ik zou hier zelfs wel een zeer zwaarwichtig woord willen gebruiken, al ri.ekt het ook een weinig naar politieke rhetorica; internationale samenwerking en verstandhouding is voor het m'odemisme op.* den duur ee.n iev.enskwestie. Er zijn* meer levenskwestios voor een vrijzinnig-godsdienstige beweging in onzen tijd, ik weet dat wel; maar dit is er één van.

Ongetwijfeld kan er een en ander worden genoemd dat bewijs jg, eeft van internationaal contact. Ik denk in de eerste plaats aan het Ceit, dat onze theologie (en voor de Engelsche en Amerikaanscho geldt vrijwtel hetzelfde) voor drie kwart' is „made in Germany". Zonder ophouden oefenen nog; de groote Duitsche theologen, ovengoed op historisch als op p.hilosojjhisch gebied, - hun sterken invloed; dat schept een geestelijke eenheid, althans' een geestelijke verwantschap, zonder welke het modernisme in verleden en heden niet ware te denken. Maar bij het bepalen van de beteekenis van deze theologische factor voor het internationaal karakter van het modernisme hebben wij wel te bedenken, dat de theologie op 't oogenblik in de ontwikkeling althans van ons HoUandsch modemistnie aanzienlijk minder beduidt dan in vroeg; er dagen. Men vergelijke .„De Hervorming" van thans miaar eens met „De Hervorming "van 16, 20 Jaar geleden. Of wij ons hebben te verheugen over dit w'egblijven van alle wetenschapipelijke historische en philosophische theologie is een kwestie, waarover ik in dit blad niet zonder schroom nijn oordeel zou durven uiten, maa, r het is nu eenmaal zoo: de geschiedenis, van het vrijzinnig P'rotestantisme wordt thans door geheel andere krachten voortgestuwd dan door theologische overdenkingen. Op' theologische verwantschap, alleen kan nu gieen internationaal modernisme worden g; ebouwd.

Hier kon een uitgebreide beschouwing aan worden vastgeknoopt. Niet alleen over de snelle gedaanteverwisselingen, welke het modernisme onder-

ging, maar ook over de internationale roeping van het Calvinisme in onzen tijd.

In deze rubriek zij het echter genoeg deze kwestie even voor de lens te hebben genomen.

Een oud gebed.

In „De Waarheidsvriend" lezen we:

Door de „Groninger Kerkbode" worden wij attent gemaakt op een gebed uit de eerste Christengemeente, dat te vinden is aan het slot van den eersten brief van Clemens Roraanus, aan de gen gemeente van Corinthe. "

Naast de kanonieke boeken des Nieuwten Testaments bestaan er ook niet-kanonieke geschriften, die door de Kerk niet zijn aangenomen en erkend als van Goddelijke autoriteit zijnde. In deze geaohriflen als de Herder van Hermas en de brieven van Clemens van Rome, staan soms zulke belangrijke dingen, die voor de kennis van de oude historie ons zeer te pas kunnen komen. In zooverre moet het lezen van die ap'ocriefe geschriften niet w'orden afgekeurd; integendeel, het ter hand nemen van die oudste geschriften is zeer aan te bevelen.

Clemens R o irj a n u s heeft twéé brieven uit Rome (geschreven, naar Corinthe, van welke brieven in 1875 te Constantinopel door Rryennius, het volledige handschrift is gevonden. Vooral zijh eerste brief bevat voor den eeredienst belangrijke gegevens. Aanleiding tot dien brief gaf de twist in Corinthe's gemeente over het gezag en de positie der opzieners.

Eenige der opzieners waren door de gemeente uit het ambt gezet en 't grootste deel der gemeente stond tegenover de opzieners vij'andig. Om aan dien strijd zoo spoedig mogelijk een eind-e te maken, zendt Clemens namens Rome's gemeente aan de Corinthiörs een hrief, in dei jaien 93—97 na Christus.. In zijn schrijven toont Clemens aan, dat de Heere in Zijn gemeente een welgeordenden dienst eischt. Alles, zop schrijft hij, dat de Heere heeft bevolen te doen, moeten wij doen in een vaste orde, op een bepaalden tijd en plaats en door bepaalde personen, opdat alles, wat heilig naar G-oddelijk welgevallen wordt verricht, den wille Gods aangenaam zijn mag.

In dat verband vermleldt Clemens dan welk gebed door de gemeente van Romle-wvjrd opgelonden. Dat gebed uit den vervolgingstijd laidt als volgt:

„Wij zullen dan bidden, gedurig gebed en smeoking' doende, daf de SchepepT aller dingen het w'elgetelde getal Zijner uitverkorenen in heel ; de wereld ongebroken lïeware door Zijn geliefden Zoon . Jezus Christus, door Wien Hij ons riep uit de duisternis tot het licht, uit onku, nde tot de kennis der glorie Zijns Naams;

Dat wij zouden hopen op! den heel de SiOhepping grondenden naam van U, die de oogen van ons hart openzet om U te kennen, den AUeenhooge in ', - den-boog'e, den. Heilige, die in het heilige woont;

Die den hoogmoed der hoovaardigen vernedert, •die verstrooit de gedachten der volkeren, die nederigen verhoogt en de hoogen vernedert; die rijk maakt eii .maakt arm, die doodt en levend-maakt, de AUeenzegenaar der geesten en God, van alle vleesch;

Die schouwt in de afgronden en waarneemt der menschen daden, .Helper zijt derg; enen, die in gevaar verkeeren en redt wien alle hoop ontviel, die de Schepper en Opziener A-an allen igeest zijt; ' Die do volkeren op aarde vermeerdert, en uit alle hebt uitverkoren die U beminnen door Jezus Christus, Uw geliefden Zoon, door Wien Gij-ons als IJwe kinderen hebt onderwezen, geheiligd, geëerd.

Wij smeeken. Heer, dat Gij onze Redder en Helper wilt zijn, red die van ons in verdrukking zijn, ontferm U over de neergiebogenen, richt op die vielen, openbaar U aan hen, die tot U bidden, genees de kranken, bekeer die van , Uw volk op-dwaalwegen geraalvteri; verzadig de hongerigen, maak onze gebondenen los, doe opstaan de zwakken, vertroost de kleinmoedigen; doe alle heidenen weten, dat Gij alleen God zijt en Jezus Christus Uw Zoon en wij Uw volk en de schapen Uwer weide.

Gij hebt, door wat Gij wrocht, het duurzaam samenstel der wereld tot aanzijn geroepen; Gij Heere, hebt de aarde geschapen, getrouw van geslachte tot geslacht, rechtvaardig'in Uwe oordeelen, wonderlijk in kracht en - majesteit, die wijs zijt in het scheppen en vol verstand om hetgeen werd te bevestigen, die goed zijt in degenen, die behouden worden, en getrouw bij allen, die op U vertrouwden.

Barmhartige en Onttermer, vergeef ons onze zonden en ongerechtigheden en overtredingen en misslagen. Reken alle - zonde uwer dienstknechten en dienshnaagden niet toe, maar reinig ons met de reiniging Uwer waarheid; en richt on, ze schreden, dat wij in heiligheid des harten wandelen en doen wat goed en welbehagelijk is voor U en voor - onze overheden.

Ja, Heere, laat over ons Uw aanschijn lichten ten goede in vrede, dat wij door Uwe sterke hand worden beschut on door U> v hoogen arm van alle , zonde worden bevrijd, en verlos ons van hen, die ons wederrechtelijk haten. Geef aan ons en allen die op de aarde wonen eensgezindheid en vrede, gelijk Gij aan de vaderen van ons, die in geloof en waarheid U aanroepen, g; egeven hebt, toen zij gehoorzaam geworden waren aan Uwen almogenden, deugdrijken Naam.

Aan onze overheden en regeerders op de aarde, gaatt Gij', Heere, de macht der heerschappij door Uw majesteitelijk en ondoorzoekelijk vermogen, opdat wij; die de door ü hun gegeven glorie en eere kennen, ons ban izouden onderwerpen, in niets Uwen wil tegenstaande; geeft hun, Heere, gezondheid, vrede, eensgezindheid, bestendigheid, opdat zij de door U hun gegeven macht onergerlijk mög^n voeren. Want Gij, Hemelsche Heere en Koning der eeuwen, geeft aan de kinderen der menschen glorie en eer en gezag over degenen, die op de aarde zijn; richt, o Heere, hun raadslag: naar wat goed en welgevallig is voor U, opdat , ze, in vrede en zachtmoedigheid het door U hun gegeven gezag vromelij, k voerend, U genadig mogen bevinden.

U, die alleen machtig izijt om dit en overvloediger goeds bij ons te doen, U loven wij door on, zen Hoogepriester en Beschermer onzer zielen Jezus Christus, door Wien U zij de eere en de majesteit, en nu en van geslachte tot geslacht en tot in alle eeuwigheid. Amen."

Zóó luidde het Godverheerlijkende gebed der gemeente te Rome, blijkens den eersten brief van Clemens Romanus aan de Corinthiërs.

Niet alleen het internationalisme maar ook het intertemporalisme in de kerk spreekt het hart toe. Niet slechts over oceanen, maar ook over eeuwen heen reiken we de geloovigen gaarne in den geest de broederband.

Tal-misère.

Om nu weer tot het meer alledaagsche terug te keeren. '

Ds Schilder pakt in de „Geref. Kb. van de classis Gorinchem'' een onzer verkeerde kerkelijke praktijken aan.

Dr J. C. de Moor gaf onlangs aan een predikant, die nog al moeite had met de beslissing over een op hem uitgebracht beroep, den raad — als ik me goed herinner — te zorgen, dat zijn naam niet iZ-oo dikwijls onder „kerknieuws" voorkwam. Ik vind dit advies volkomen juist. Men .behoeft heusch niet te denken, dat 't voor predikanten altijd - zoo pleiaierig is, ineens te ontdekken, dat ze op een twee-of drietal staan. En tegenover een verhaal, dat onlangs de ronde deed in de pers, van een dominee, die een gat in de lucht sprong toen hij op een „tal" stond, stel ik met evenveel recht 't verhaal van andoren, die z-oo'n vriendelijkheidje uit de verte in veel gevallen - zeer - onpleizierig vinden. Dit gevoel van antipathie wordt •dan niet .zelden gewekt door de zonderlinge manier waaiop kerkeraden met predikantsnamen omspringen.

Het advies van Dr De Moor gaal .— als ik het, juist heb weergegeven — uit van de gedachte, dat een predikant er g-elf wel iels aan doen kan, of zijn naam op een „tal" voorkomt.

Meestal is dal waar. Maar soms toch niet. In bepaalde gevaUen is het een predikant onmogelijk izich de rust te gunnen, . die Dr .De Moor hem aanbeveelt. Dan doet zoo'n predikant zijnerzijds izijn best om van de eer verschoond te blijven, maar buiten , z, ijn wil komen dan toch sommige kerkeraden hem er b-ij sleepen. Welnu, als dit een ernstige, izorgzaam-voorbereide, eerlijke daad i.5, zal daar geen mensch tegen hebben, al tuimelt hij van izoo'n talletje af; dan is daar nog zoo iets als een olympisch lachen mogelijk over 't gewrieimel in het dal der stömimingen. Maar wanneer de eerste vormen van-ernst , en bedachtzaamheid en van goede manieren veronachtzaamd worden, dan is , zoo iets prikkelend en ergerlijk.

Er zijn tegenwoordig veel predikanten, die niet preeken in vacante kerken. Sommige kerkeraden izeiggen; dan krijgt u hier geen kans. Dat is een maatregel, die voor de roepende gemeente mij schadelijk, lijkt, .doch in elk geval voor de predikanten izeer veilig. Alaar er aijh ook andere gevallen. Ik weet van een kerk met een vacature, die een predikant uitnoodigde, eenmaal en andermaal om te preeken. Dominee bedankt en blijft dus voor de gemeente 'n onbekende. Toch staat op zekeren csag izijn naam in de krant: tweetal.-Tegenover hem iemand, die in dezelfde plaats zeer sterk bekend was. Ra-ra. In zijn eigen gemeente had hij zelfs nooit een schaduw van „hoorders'-' ontdekt. Toch wordt door den kerkeraad „gerapporteerd" over beide predikanten. Wederom: ra-ra I Kijkt die kerkeraad uit eigen oogen, ja of neen? Gevolg natuurt ij k: de onbekende valt af^ de bekende! wordt geko.zen. 't Olympische glimlachje ontbreekt nog niet. Maar een paar maanden later weer 't - zelfde gehaspel. Weer 'n bedankje om te preeken. No, g geen aweem van „boerderij". Nu 'n drietal, weer met den ofibekende van daareven plus een dominee, die in die kerk heel kort geleden gepreekt had, plus nog izoo iemand. Gevolg natuurlijk weer als boven, met 'uitzondering echter van 't olympische glimlachj.e, dat natuurlijk door ergernis verdreven wordt. En die ergernis kan ik begrijpen. Ze is • gewekt II i e t omdat de persoon in kwestie graag een beroep wilde (dan was 't alvast een klein kunstje geweest te gaan preeken), maar omdat men Iginds speelt met namen, en daardoor niet alleen den persoon in kwestie onnoodige belangstelling in zijtn eigen gemeente bezorgt (waar men achter elke deur, die hij binnenkomt, piraat over 't in zijn oog looh Wat klein-vvriemelend gebeuren) maar ook de verkiezende gemeente zelf onrecht - doet dooi' ze Ie dwingen tot vergelijking mei ong; elijken ma: ustaf, 'met tweeërlei mate van bekendheid; tot veigelijking die haar niet goed mogelijk is.

Korkeraden, die het beroeping'swerk ernstig voor-'. berei3on, jnoesten dunkt me, vóór ze één naam noemen, eerst afsplrekeh, dat ze de gjemeente alleen zullen laten kiezen uit 'n tal, waaruit die gpmeehte KAN kiezen. Dat, wil z©g|gen: öl 'h tal van pi re-' dikanten, die even bekend öfvan hen, die eveii onbekend zijn in de plaats, die roept.

Maar in een geval als, het bovengenoemde (en zulk een tal-ïbrmatie van 'n 'ergens overbekenden èn, zeer onbekenden p-redikant komt meer voor) kan ik met den besten wil niets anders zien dan beginsellooze, wispelturige, slecht voorbereide handelinigen. Beroepen is niet werken met een kegelspel. En over dominees, die men nooit „gehoord" heeft in eigen kerk, moet 'men niet zwaarwichtig „rrrap'p'rteere". Den p'redikant, die met rust wil gelaten worden, gUnne men die rust. En wil men toch höm' onrustig maken, dan moet dat niet zoo ondoordacht en grillig gebem-en, als in hel hier besp'roken en miji bekende g'eval, dat ik hier - geef óók als bijdrage ter illustratie van de onlangs door Ds Kunst bepleite noodzakelijkheid van reformatie in beroepingswerk.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 juli 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS-SCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 juli 1922

De Reformatie | 8 Pagina's