GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS-SCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SCHOUW.

24 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kindermoord.

Deze uitdrukking is niet te sterk voor de verwoesting, die de „opvoeders", door domheid, die uit zelfzucht opspruit, aanrichten in de kinderziel.

In „De School met den Bijbel" ónt-dekt H. M. dit kwaad in een meditatie, die tegelijk' predikatie is.

Divide et impero luidt een Latijnsch spreekwoord. Een Heidensch spreekwoord, schreef iemand. Toegegeven; het wordt ook doorgaans opgevat in dezen zin: zoek verdeeldheid te zaaien tusschen

uw vijanden onderling; scheidt hen, als zij 'salnengaan, om uw overwinning gemakkelijker te maken. Maar wij kunnen het ook in echt Christelijken zin verstaan, gelijk bovenstaande woorden duidelijk roaken.

Ieder mensch hoeft zijn boos hart, maar ook ieder mensch heeft zijn semen religionis, zijn kleine vonkskens, oif hoe men dat goede noemen wil, dat nog immer de band is, die hem aan God bindt. Eens was die band gaaf, doch de .zonde kwam on scheurde dien band maar verbrak dien niet. Slechts wie in de zonde verhardt en zich eindelijk onherroepelijk van God afkeert, voor dien wordt de band geheel verbroken. Wanneer dat geschiedt, kunnen wij niet bepalen. Er worden soms menschen bekeerd, van wie men geen de minste verwachting meer had; om één voorbeeld te noemen: Bunyan. Maar wie zich onherroepelijk van God afkeert, in dien is het semen religionis geheel verstikt, in dien is het zondige hart met zijn geheele bestaan vereenzelvigd. En wie zal bepalen, hoever de Heilige Geest bij onze kinderen, als ze ter ..schole komen, die vonkskens reeds door Zijn .zogen op de vroegere opvoeding heeft aangeblazen ?

Wat onze opvoedersplicht dus is? Dat goede in den mensch (ieder begrijpt nu, dat ik geen Pelagianismo noch semi-Pelagianisme bedoel) te winnen door het op te zetten tegen het booze beginsel. Wij moeten vijandschap stoken tussohen het goede en het booze in den mensch. Om daardoor tot heerschappij te komen, d.i. om den mensch te redden van het eeuwig verderf.

In de Schrift vinden wij daarvan voorbeelden. Reeds in het Paradijs, maar duidelijker bij Kaïn. In de waai'schuwing, die God tot hem richt, beroept Hij zich op. zijn beter ik en wekt hem op tot strijd tegen zijn zondige natuur. En zoo gaat het voort. Alleen wanneer alle moeite vergeoftech is, zooals met de oude wereld, met Sodom en Gojnori'a, dan wordt de poging om dat goede beginsel tegen het boojze aan te vuren als hopeloos opgegeven. Maar anders: l waren uw zonden als scharlaken en als karmozijn, bekeert u to't Mij en wordt behouden. Als Israël en Juda eindelijk hun ondergang tegemoet gaan en er geen redding meer mogelijk is, wordt de geduchte straf door de profeten aangekondigd; maar toch nog weer het uitzicht op vernieuwden strijd tegen de zonde geopend. T'reffende voorbeelden zijn o.a. David en Petrus, Als Nathan slaagt in zijn poging om 's konings slapende geweten wakker te schudden, wordt hem zijn zonde vergeven, en wel absoluut; God kent geen halve vergeving. Maar tegelijk wordt den nieuwen mensch in David toegezegd krachtige hulp in den nog niet voldongen strijd tegen de zonde. Wel op smartelijke wijze: et zijn oordeelen, die de profeet aankondigt, maar toch moeten die kastijdingen Davids eindelijk volkomen zegepraal over zijn oudon mensch bewerken. En Petrus. Als hij Zijne Heere en Meester driemaal verloochend heeft, en het goede en boozo in hem één schijnt geworden, zegt Jezus niet b.v.: Wat heb Ik u gisterenavond gezegd? " waardoor Petrus verpletterd ware, maar roept Zijn blik den strijd weer wakker en bereidt de overwinning voor. Paulus toekent die vereenzelving van zijn eigen ik mol dat goede beginsel tegenover het booze duidelijk in Rom. 7:20: Indien ik datgene doe, dat ik niet wil, dan doe ik nu datzelve niet meer, maar de zonde, die in mij woont."

Onzen kinderen moeten wij niet zeggeri: .Aan jelui is heelemaal niets goeds; jelui wilt niet en kunt niet doen wat God eischt. Maar: jelui doet dit en dat kwaad; dat komt voort uit jelui booze hart. Nu moet jelui daaraan niet toegeven, maar er tegen strijden en God bidden om Zijn hulp in dien strijd. Verwijten als: jij bent toch maar een luiaard of een leugenaar, of: o, dat is hij of zij alweer, wat kun je ook anders van hem of haar verwachten? — zulke uitdrukkingen zijn geschikt om het goede beginsel in het kind te verstikken en zijn ik met' zijn booze. beginsel tot een eenheid te maken. Het kind gaat dan natuurlijk donken: Het geeft toch niet, ik ben niet anders en ik kan niet anders, 't Is er mee, als met een gewone kunst, b.v. de schrijfkunst. Als wij zeggen: jij bent en blijft een knoeier, je leert het nooit goed, dan woidt immers alle energie uitgedoofd. Maar als wij zeggen: kijk, deze haal is goed^ en nu moet je je best doen om die andere halen enz. ook goed te maken, dan wekken we den lust op.

Ik kan mij vergissen, maar ik kan mij haast geen Christelijk onderwijzer of onderwijzeres denken, die niet trachten zou, in wat nog goed is bij een kinü een aanknoopingspunt tot beter te zoeken, althans in onze gewone schoolvakken. Maar op' het gebied der zedelijke opvoeding — ik meen niet anders, en kan niet anders bedoelen dan opvoeding tot den dienst van God, tot godsdienst — zijn wij misschien minder van die waarheid doordrongen: den naaste, onze leerlingen liefhebbon èn de zonde in hen niet verdragen. Niet verdragen, d.i. niet; gewelddadig uitdrijven, maar er geen vrede mee hebben, ze met takt aanhoudend bestrijden. Wanneer we de Profeten lezen, wat is God dan niet onuitputtelijk van geduld, om Zijn volk altijd weer op te wekken tot den strijd tegen de zonde, tot schuldbelijdenis en bekeering. Paulus schrijft in dienzelfden geest: „Wij bidden ü, laat u met God verzoenen."

Den moed verliezen, den strijd opgeven, mogen wij nooit. Onze kinderen kunnen de school verlaten en als het ware op de uitnoodiging: „Zoon, werk heden in Mijn wijngaard", „neen" blijven zeggen. Het kan zeer goed zijn, dat zij naderhand, beroUw hebbende, toch heen-en aan het werk gaan en anderen overvleugelen, die op de roepstem geantwoord hebben: „Ja, ik ga", maar thuis gebleven zijn en niet hebben gearbeid.

Vergissing.

Een stukje, getiteld , , Stille Stonden", we verkeerdelijk toe aaji Ds Baikker. schreven

In „De Gereformieerde Kerk" zet Dr Bakker zelf, met voorbeeldige ziachtmoedigih.eid, de zaak weer in het lid.

Misverstand.

Een vriendelijke lezer he.eft de goedheid mij attent te maken op iets uil „De Persschouw" van „De Reformatie" omtrent mijn stukje over , , stille stonden". Hem daarvoor mijn oprechten dank; zelf had ik het niet gezien.

Welnu, mijn mededeelingen omtrent den voorslag te Hoorn tot „stille stonden" hebben een kleine reis gemaakt. Gratis; maar ze zijn er ook al niet beter van geworden. Eerst heeft „De Nederlander" er iets uit geciteerd; en dat is weer door „De Reformatie" opgenomen, die al van „een refor. matorisch plan van Ds Bakker" spreekt, nadat ze de vraag gesteld heeft: „Is er in onzen eeredienst eigenlijk wel genoeg gelegenheid om de ziel. te stemmen tot stilheid voor God? "

Ai mij! Reformatorische plannen! Wanneer ik ze al heb (doch ik wil wel bekennen, dat ik dan niet „een groet van de menschhoid aan God" zou voorstellen; kont „De Reformatie" mij nog zoo slecht? ), dan zou ik waarschijnlijk voor heel andere dingen 'reformatie vragen. Wat „De Reformatie" duidelijk worden kan, wanneer het blad de laatste alinea van genoemd stukje in ons blad eens zou willen nalezen.

Ik weet niet, of „De Reformatie" en ons blad van bladen mot elkaar wisselen. Er is genoeg geestelijk contact tusschon de beide redakties om dat te doen.'Dan was meteen de moeilijkheid opgeheven, dat het blad ons uit „De Nederlander" citeerde. „De Nederlander" kijkt ook weer door zijn eigen bril.

Arme dominees!

Het is geen sinecure om dominé te zijn. Onlangs werd een scherpe kritiek geleverd op' „stelende" domino's, — nu wordt in , , BergiOpwaaits" een hartig woordje gezegd - over „galmende" en „gemaakte" dominés.

Ziehier de vriend, die ons de feilen toont. Prof. O(bhink) schrijft:

Kerktaal.

Met blijdschap konstateeren mj, dat ook in Geref. kringen do oogon beginnen open te - gaan voor de narigheid van preektoon en preokstijl. In „De Reformatie" werd onlangs een pleidooi geleverd voor „de vrijmaking van de taal der kerk" en al is dat nog maar een begin en al zal het nog wel heel lang duren voordat de daar uitgesproken gedachten in de praktijk der Geref. predikanten verwerkelijkt.worden, het feit, dat eindelijk' ook in die kringen wordt ingezien hoeveel schade de kwasi-verheven preektorminologie doet en hoezeer normaal en natuurlijk voelende menschen daardoior worden afgeschrikt en geërgerd, kan ons slechts verheugen.

Nu heeft „Do Reformatie" natuurlijk speciaal de gescheiden kerken op het oog, maar het daar aangewezen euvel komt onder de Hervormde Gereformeerden in niet minder hinderlijken vorm voor, en als men overweegt boe vaak daar gebrek aan gedachten wordt bedekt met den mantel eener „welsprekendheid", die de haren te berge doet rijzon, en. hoe uit de wonderbaarlijkheid der terminologie • de zuiverheid der leer moet blijken, dan wordt het duidelijk, dat de preekstoel-wartaal een diepon achtergrond heeft: het is ook een kwestie van „richting", of als men dat een vriendelijker woord vindt, van „overtuiging".

En juist omdat er „overtuiging" achter zit, vrees ik, dat er nog heel wat op dat aambeeld zal moeten worden* gehamerd, voor er beterschap komt. Ten minste in de Herv. Kerk waar de strijd der „overtuigingen" nog hevigeris dan in de Gereformeerde.

Maar er zal meer moeten veranderd worden dau taal en stijl. Ook de toon, de befaamde, beruchte, geliefde en gehate preektoon zou zonder schade wat dichter kunnen naderen tot de „goede toon" die onder gewone, nette en besohaafdo menschen geldt.

Ik ken een dominé, een charmant mensch, een prettig causeur, aangenaam en gewoon in den omgang, dien men hot niet eens zou aanzien of aanhooren, dat hij dominé is. Hij doet heel gewoon, praal heel gewoon, kijkt heel gewoon, kortom, is in alles een heel gewoon mensch.

Eens hoorde ik hem proekon. Ik stond paf! Zijn gezicht was veel strakker dan anders, zijn stem veel heviger en hoogor dan anders, zijn woordkeus veel ruwer en wilder dan anders, zijm oogen veel grooter en onheilspellender dan anders, maar vooral dat geluid, o, dat geluid zijnor stem! Ik wist gelukkig hoe mak hij was in 't dagelijksch leven, anders was ik bang geworden, of voor den man of vooi mijzelf.

Later bleek, dat do man niet eens wist hoe hij zich had aangesteld, dat hij zich niet bewust' was op den preekstoel anders te zijn en anders te doen dan op beganen grond. En dat is eigenlijk het ergste, want daardoor is genezing uitgesloten.

Ik weet niet of het getal van zulke doiminé's groot is, maar ik weet wel, dat ze hef ^ Evangelie in den weg staan bij tallooze menschen, die niet zoozeer het Evangelie schuwen als wel de wijze waarop het , , verkondigd" wordt.

Nu behoort dit niet tot de narigheden van onze kringen. Voorzoover mij bekend is, zijn preektoon en preokstijl van de doorsnee-ethische predikanten „gewo'on". Maar het kan ons niet koud laten, dat men langzamerhand ook in andere kringen tot .meer „gewone" preekvormen komt.

En waar Gereformeerde predikanten het zich door ons niet graag zouden laten zeggen, omdat de ethische preekvormen voor hun denken teveel vast­ zitten aan onzuiverheid in de leer, daar is het te meer te waaideeren, dat een stem uit hun eigen kring den vinger op deze wonde legt.

Ik zou hier laan toe willen voiegen, dat'h'et zioli onnatuurlijk en. aanstellerig gedragen veel erger is dan het „overnemen" uit andere preeken.

Is het billijk van den middelmatigen mensdh (wat we op een stuk! of drie allemaal zijn), te eisohen, dat hij alle week twee goede preeken zal leveren, alles puur eigen werk'?

Ik heb eens van een professor gehoord, die dagen lang zijn college's stilzette, als hij één preek' moest maken.

En wij, dominees, tnogen niets stilzetten en moeten twee preeken maken.

Maar het galmen en aanstellen, — dat hoeft niet. Dat kan de dominé afleeren. ... door zijn vrouw! Als de dominé pedant en akelig doet op den kansel, is zijn vrouw voor 60 pet. mee veiantwoordelijk.

Zij is in dezen ide „waohteres" op Sions muren.

Eithische „leeken”.

Belangrijk! is een stuk' in „De Gereformeerde Kerii" over de „orthodoxie" der Ethischen bij de „volgelingen", bij de „kudde".

De schare komt aclhteraan, — k'an men zeggen.

Maar ook: ze is Ji'aar nieesters nog iets vooruit...

Staan de Ethische n Rechts of Links?

Over bovenstaande eenigo onzekerheid. vraag heerschte wel eens

Oorspronkelijk was die onzekerheid er niet; Ethischen waren nu eenmaal geen Confessioneeleii, maar als 't ging om de vraag: Modern of Orthodox? schaarden in den beginne de Ethischen zich onvoorwaardelijk aan Orthodoxe zij.

Ook thans nog is er, ten opzichte van somniige Ethischen van zulke onzekerheid geen sprake. Nog onlangs konden wij het lezen in Ethische bladen: wij izijn niet alleen Ethisch, maar wij zijn Ethischorthodox.

Niettemin, er gingen ook andere stemmen op.

Bepaaldelijk onder de jongere Ethischen waren er, die zich wel niet Modern noemden, maar toch bepaaldelijk anti-'Orlhodox. En in „Bergopwaarts" las men onlangs van een Ethische, die met een Confessioneel Christen nog wel kon bidden, maar alleen met een Moderne over de dingen van den godsdienst kon spreken.

Zijn dus de Ethischen orthodox of modern? Zijn ze misschien onderweg om zich bij' de modernen te scharen?

Bij de beantwoording van die vraag dient moii op één ding te letten.

Hierop n.l., dat er zijn Ethische g o d g e I e e r - d e n, maar dat er ook zijn Ethische gemeenteleden.

En aan welken kant nu over het geheel de Ethische gemeenteleden zich scharen, daarvan vinden wij in het stukje, dat wij hieronder laten volgen een blijk.

De Moderne Emerituspredikant, Kruseman Aretz, die min of moer de leiding heeft van de Moderne partij in de Amsterdamscho gemeente onzer Kerk, schroef onlangs, dat Rochts-Ethischen in beginsel . anti-confessioneel waren.

Onmiddellijk vatte daarop de Voorzitter van de Ethische Kiesverooniging het „Evangelie", de heer A. J. But, vuur en hiji schreef in het „Handelsblad" aldus:

„Dus Rechts-Ethisch.... Anti-Confessioneel? Eu dat als voorlichting', medegedeeld aan de „onbekende Kiezei-s, loden der Gemeente"!

„Hel zal den geachten inzender moeilijk vallen, zijn bewering waar te maken.

Hij vorgunne mij daarom, alleen slechts een passend gedeelte over te nemen uit hetgeen van mijne hand inzake ons standpunt ten opzichte der Confessie is te vinden in het „Hbld." d.d. 4 Mei '10, ' om dan van andere uitingen maar te zwijgen. Daar staat o.m.:

„Wij wenschen noch naar rechts, noch ook naar links, een kerkelijken kamp toe te spitsen, do'ch het eenige, wat wij nastreven, is, dat aan onze beginselen, welke op belijdenden bodem zijn gefundeerd, een •rechtmatige gelegenheid wordt geboden, te worden uitgedragen in onze Gemeente, zonder nochtans andore nuances daardoor te bemoeilijken, die eveneens als wij van meening zijn, dat een Kerk zonder Belijdenis ontaardt in een tribune en daarom ophoudt Kerk te zijn.

„Wij wenschen kindoren te zijn van onzen tijd, en dus niet een drietal eeuwen achter te blijven, zonder nochtans onze belijdenis over te leveren aan den tijdgeest.

„De Heilige Schrift wenschen wij ahsoluut bnaaagetast te laten, , de belijdenisschriften onzer voorvaderen, van vóór drie eeuwen terug, nemen ook wij van heeler harte • over naar den geest, echter niet als letterknechten, te meer waar de Kerk in gebreke bleef, die belijdenisschriften sedert dien ooit te herzien, hoewel de Dordtsche Vadoren hadden bepaald, dat dit om de 5 jaren zoude plaats hebben."

Welnu, ik ineen, dat „Het Evangelie" daar.ian steeds trouw is gebleven, zoodat er voor de gs; wraakte woorden niet de minste aanleiding was.

Tot dusver do leider der Amsterdamsche Ethischen.

Nu laten wij de onjuistheden voor rekening va» den schrijver, wien ze trouwens als niet-theoloog gemakkelijk zijn te vergeven.

B.v. den houw op de Kerk, die „in gebreke bleef de belijdenisschriften na 1618 te herzien, hoewel de Dordtsche V.aderen hadden bepaald, dat dit om de vijf jaren zou plaats hebben.

Dat moet natuurlijk zijn, dat de Kerk vooral onder invloed van Libertijnsche zijde, door de Landsorerheid steeds verhinderd werd om in Na, tionale Synode saam te komen en om zich over de beliidenisvrfi^en Uit te spreken.

Maar dat en nog enkele dingen meer van dien aiu'd daargelaten, wij zien hier wat denkbeelden [ie Ethische gemeenteleden, en dan nog wel de zeer ontwikkelden van het Ethische beginsel zijn jrovolgtrekkingen maken.

De Heilige Schrift", zoo schrijft de heer li., " „w e n s c tl pj n w ij absoluut o n a a n g e ta'st' te laten"; en „de: belijdenisschriften onzer voorvaderen, vair voor drie eeuwen terug, nemen ook wij van heeler harte over naar den geest, echter' niet als letterknechten."

Verder: „Een Kerk zonder belijdenis ontaardt in (> en tribune en houdt op een Kerk te zijn."

Zoo denken de Ethisclie gemeenteleden er over. Dat is in hun schatting Ethisch. In de onderstelling (iat dat Ethisch is zijn ook-z ij Ethisch.

En wees er 'dus" A^erzekerd van, dat indien ooit onder de Ethische theologen een zwenk naar den Modernen kant werd genomen, de Ethische gemeente lien alleen zou laten gaan.

Dat is iets, waarop wij rekenen kunnen. Maar waarmede de-Ethische voorgangers óók hebben te rekenen.

Een stuk „kerkelijk leven', oftewel kerkelijke „histoir© oontemporaine", is te karakteristiek om het onzen lezers te ontbonden.

Het stuk „speelt" in de Hervormde Kerk! te Num, ansdorp en wordt gedocumenteerd in „De Waarheidsvriend".

‘t Is erg lang; , m, aar voor geschied-kenners om te smullen.

De mannen v, an '86 IzuUen zeggen: De Hervormde „vos" verliest wel zijn ihlaren, n^aar, enz.

Doop kweistie - Numansdorp.

Numansdorp is in den laatsten tijd in de kerkelijke wereld van Nederland — we leven in een klein landje, waar we alles van elkaar weten — nog al' eens genoemd. Nu ook weer, nu men van zekere zijde gepuHiceerd heeft, dat het Classicaal Bestuur van Dordt in een doopkwestie uitspraak heeft gedaan en de kerker; aad in het g.elijk g es tel d is, , waar deze moeilijkheden in den weg gelegd had bij het doopen van kinderen uit den kring dergenen, die de Ned. Hervormde (Geref.) l'h'angelisatie bezoeken.

Het is wel de moeite waai'd O'in aan deze kwestie een oogenblik onze aandacht te schenken.

Te Numansdorp bestaat sedert 11 Maart 1908 oen kerkeraadsbesluit — gelijk dat in de Hoeksche Waard meer voorkomt — dat op ouders, die een kind ten Doop komen presenteeren, een tuchtmiddel , zal worden toegepast, als zij niet gewoon zijn ter kerk te komen en geen blijken geven kerkelijk mee te leven. Dit kerkeraadsbesluit is door het Classicaal Bestuur van Dordt indertijd goedgekeurd — 20 Maart 1908 —.

Natuurlijk kon in 1908 de beddeling niet z, ijn de menschen van de Evangelisatie te treffen, want toen had de kerkeraad van Num, ansdorp den heer Heemskerk nog niet als godsdienstonderwijzer benoemd om hem daarna weer weg te sturen (omdat de kerkeraad de Gereformeerde richting, waar een groot deel van de gemeente mee sympathiseerde, niet uit wdde) waardoor mee het conflict te Numansdorp is ontstaan.

In 1908 was van zooiets nog niets gebeurd. T'oen ging het tuchtmiddel van den kerkeraad tegenover doopouders, die onverschUlig waren voor God en j; odsdienst en kerk. Maar nu die „Evangelisatiemenschen" er zijn, die niet onverschillig zijn tegenover God en Zijn 'Woord, noch tegenover de 'Ned. ilervornide Kerk, nu woedt dat tuchtmiddel, blijkbaar met groote strengheid, ook toegepast op hen.

Hier voelt men al dadelijk, dat deze zaak sdieef zit en scheef loopèn moet. Een kerkeraad moet elk ding behandelen naar z'n aard. Hij moet leer on leven beoordeelen — als hij het doen wil en iloen kan — van a 1 de leden der gemeente zonder onderscheid. Niet van doopouders alleen en van anderen in de gemeente niet. Dan krijgt men den indruk, dat men do andere leden der gemeente (die geen doopouders zijn) niet krijgen kan en ze daarom maai-laat schieten; terwijl men de doopouders knijpen kan en het daarom eens wil probeeren.

Hier wringt de schoen al. Men gaat - op deze manier inzake „opzicht en tucht" niet recht door aee. Men gaat niet principieel te werk. En dan loopt men natuurlijk vast, als men willekeurig gaat optreden; terwijl dan bovendien het „niet in de kerk komen" van doopouders nog ©en verschillend motief kan hebben.

Heel die beweging van dat kerkeraadsbesluit van 11 Maart 1908 is dus mis. Ook al is dat kerkeraadsbesluit goedgekeurd door het Classicaal Bestuur van Dordt. : i .

Maar nu het toegepast wordt op de „Evangelisatiemenschen", nu is 't dubbel verkeerd en moet hier door de hoogere Besturen ingegrepen worden.

Want de kerkeraad heeft natuurlijk niet het recht om een gansch andere kwestie over te brengen op hel terrein van de doopsbediening. Dat is niet oerlijk. Maar het mag ook beslist niet. Het is zoo onreglementair mqgelijk (om daar alleen bij te blijven).

Wij willen in dit verband eens wijzen op een geschiedenis uit het jaar 1913, welke wel eenige gelijkenis heeft met 't geen de kerkeraad van Niiniansdorp oorspronkelijk bedoelde. Men kan die geschiedenis vinden in de Handelingen der Svnode van 1913, bladz. 165.

Den 14den Mei 1913 was door den kerkeraad van Op-en Neder-Andel met eenparige stem het volgende besluit genomen: „dat het verzoek om de 'beSeSirig vair'hS s& raJment van den Heiligen Doop aan de kindoren van zulke ouders (d.w.z. die de godsdienstoefeningen verzuimen bij te wonen) zal worden uitgesteld, tot dat zij, door gedurende eenigen tijd getrouw het bedehuis te beztoeken, blijken geven, dat het hun met den Heiligen Doop hunner kinj deren eenigermate ernst is."

Dat lijkt dus veel op 't geen Numansdorps kerkeraad wilde in den jare 1908. En de gelijkenis gaat nog verder. 'W^ant het besluit van den kerkeraad van Op-en Neder-Andel werd ook goedgekeurd door 't Classicaal "Bestuur van Heusden.

“Maar dan gaat het een andere richting uit.

Het Provinciaal Kerkbestuur van Noord-Brabant en Limburg, tot ourdeelen geroepen, heeft het besluit van den kerkeraad van Op-en Neder-Andel vernietigd en 't veroordeeld, dat het Classicaal Bestuur van HeUsden z'n goedkeuring aan zoo'n besluit had gegeven.

De kerkeraad ging met dit alles naar de Synode, verzoekende om vernietiging van dit besluit van 'het Provinciaal Kerkbestuur. Do'ch de Synode wees dit verzoek àf.

Toen is de kerkeraad van Op-en Neder-Andel op een andere manier tot de Synode gegaan, en wel eenvoudig met de vraag, of een kerkeraad een dergelijk besluit nemen mag of niet.

Daarover heeft de Synode van 1913 gehandeld. Uit het Rapport halen we enkele gedeelten aan:

„Ten onrechte beweert de kerkeraad van Op-en Neder-Andel, dat dit besluit niet met onze kerkelijke wetgeving zou in strijd zijn. Uwe Commissie, hoewel de bedoeling van den kerkeraad om de Doopsbediening heilig te houden waardeerend, acht toch inet ieder middel geoorloofd tot bereiking van dit doel. En hier is een p'Oging om „hoordwang" in te voeren. En tot invoering daarvan verleent geen onzei; Beglemionten aan een kerkeraad de bevoegdheid.

Onjuist schijnt ons het inzicht van den kerkeraad van Op-en Neder-Andel, dat het niet bijwonen .van de godsdienstoefeningen op een plaats, waai geen keUs is, enkel zou te wijten zijn aan onverschilligheid en onwil. Dat er personen van zoodanigen geestestoestand zijn valt niet te ontkennen en is diep' te betreuren; maar ook andore redenen kunnen zich laten gelden — en kan ook een kerkeraad over de harten oordeelen? — die b.v. kunnen liggen in den predikant, zijn optreden of wijze van prediking of voorstelling van de Christelijke 'Waarheid enz

Ten onrechte tracht de kerkeraad de verplichting tot het bijwoiuen der predikaties af te leiden uit de derde belijdenis-iTaag. Iemand kan zeer goed de belangen in hét Godsrijk in hot algemeen en van de Ned. Hervormde Kerk in het bijizonder van harte bevorderen en toch niet begeeren steeds ter kerk te gaan bij een predikant, enz. En niet minder onjuist schijnt ons de gevolgtrekking, dat ouders, die de godsdienstoefening verzuimen daardoor geen „blijken geven dat het hmi met den doop hunner kinderen uitermate ernst is", enz. Onze kerkelijke wetgeving leent .geen hoordwang, laat ook vrijheid aan de leden der Kerk, om hunne stichting daar te zoeken, waar hun hart die 't best vindt. En 't is een kerkeraad ongeoorloofd den hoordwang op .verkapte wijze in te voeren, door doopsweigering als strafmiddel toe te passen op ouders, die de godsdienstoefening niet bezoeken, terwijl de doopsbediening, naar de practijk onzer vaderen, moet plaats hebben, aan alle kinderen van niet gecensureerde ouders, die haar begeeren en zelfs het gecensureerd zijn daarvoior geen beletsel oplevert."

Tot zoover het Rapport, in de Synode van 1913 Uitgebracht.

Met algemeene stemmen is toen ii\, den geest van het Rapport door de Synode besloten en aan den kerkeraad van Op-en Neder-Andel is uitvoerig bericht gezonden.

Dit heeft natuurlijk ook wat te zeggen aan den kerkeraad van Numansdorp en aan het Classicaal Bestuur van Dordrecht. En die ouders, die door het Classicaal Bestuur in het ongelijk gesteld zijn, moeten nu maar in hooger beroep gaan bij het Provinciaal Kerkbestuur van Zuid-Holland, dan aal dat Bestuur wel een einde maken aan die plagerijen.

Want het Classicaal Bestuur van Dordt heeft' natuuilijk te goeder trouw gehandeld, maar het heeft over 't hoofd gezien, dat de kwesties te Numansdorp geheel vertroebeld worden op deze manier en dat niet als tuchtmiddel mag worden geproclameerd, wat inderdaad geen tuchtmiddel is.

Het blijkt uit alles, dat het Classicaal Bestuur van Dordt de dingen niet heeft weten te onderscheiden. Want had het dat gedaan, dan zou het geoordeeld hebben als de Synode van 1913 en dan zou het niet allerlei redeneeringen hebben gehouden als nu in haar besluit zijn neergelegd, zij 't ook onder aanhaling van allerlei artikelen uit de Reglementen, die echter met de zaak in kwestie niets te imaken hebben.

Om de verwarring in deze te laten zien, nemen we hier een groot gedeelte van het besluit van het Classicaal Bestuur over, dat als een vonnis geldt voor de EvangelisatieTmenschen.

Hot Class. Bestuur redeneert, aldus:

„Gehoord den kerkeraad van Numansdorp bij monde van zijnen voorzitter, ds J. A. ten Bokkel Huinink, welke verklaarde dat de Doop niet is geweigerd, doch slechts uitgesteld, omdat genoemde N.N. geen kerkelijk leven leidt, doch de' samenkomsten in de z.g.n. 'Evangelisatie bezoekt; dat genoemde N.N. weigert de godsdienstoefeningen in de Ned. Herv. Kerk bij te wonen; dat de kerkeraad heett toegepast één der besluiten betreffende de bediening van den Heiligen Doop, genomen door den kerkeraad van N., 11 'Maart 1908, goedgekeurd door het Classicaal Bestuur van Dordrecht 20 Maart 1908;

Gehoord de apïJfellant, welke verschenen is, voor een oommissie uit het Classicaal Bestuur, door welke commissie appellant is ondervraagd en verklaarde dat de Doop niet is geweigerd; bevindende voorts de commissie, dat hij geen voldoende reden kon opgeven waarom hij de p'redi'Eing des AVoords van den predikant in de Ned. Hervormde Kerk niet bijiwoonde;

Overwegende dat genoemde N.N. door de commissie uit het Classicaal Bestuur is vermaand geworden Wegens zijn niet te rechtvaardigen handelingen en is opgewekt de godsdienstoefeningen in de Nod. Hervormde Kerk bij te wonen en zich te stellen onder het gezag van den kerkeraad;

Overwegende, dat de kerkeraad van Numansdorp is geroepfen zorg te dragen dat de Doop op de meest-indrukwekkende wij^ze plaats hebbe;

Overwegende dat de kerkeraad van' Numansdorp geroepen is oJ)'ziGht te houden en' tucht te oefenen,

Overwegende dat de kerkeraad van Numansdorp opzicht heeft, gehouden op zoodanige wijze als hem het meest geschikt is voorgekomen;

Gelet op de artt. 1, 12, \3, - 1 en 5 vaiiij het Reglement voor kerkelijk Opizicht en Tucht, enz., en art. 14 van het Reglement op de Rerlceraden;

Recht doende in hooger beroep, handhaaft het , besluit van den kerkeraad te N., tot het houden van opzicht genomen enz. enz."

Men ziet hier is alles, met heel veel overwegingen en met het ppnoemen van heel veel artikelen van de kerkelijke wet, door elkaar gehutseld: Evangelisatie-kwestie, opzicht en tucht, doop'sbediening die op indrukwekkende wij'ze geschieden moet, enz., waarbij de conclusie is: het besluit van dea, kerkeraad te N. tot het houden van opzicht • genomen, wordt bestendigd.

Wij hopen, dat het Provinciaal Kerkbestuur van Zuid-Holland, recht doende in hooger beroep, spoedig anders zal oordeelen en het zal ons verblijden, als de kerkeraad van Numansdorp de kwestie van de Evangelisatie, die al zoolang de gemeente in beroering brengt, op een wijze wil behandelen, die de eenig goede manier is en die reeds lang had moeten worden gebruikt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 januari 1923

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS-SCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 januari 1923

De Reformatie | 8 Pagina's