GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERs-SCH0UW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERs-SCH0UW.

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

Calvinisme en Reformatie.

„De Telegraaf” geeft een review van het belangrij'k artikel van Dr Hj. J. Smit over „Vastheid en bewegelijkheid in het Christendom" in „De Stemmen des Tijds" van Januari.

Het begin is puur wetenschappelijk-wijsgeerig, en zal dus slechts een klein deel onzer lezers interesseeren. Mfl^ar het slot is kost voor allen, die ons blad lieühebben, en belangstellen in het vraagstuk eener oalvinistische reiformatie.

In het Januaii-nammer van „Stemmen des Tijds" schreef Dr H. J. Smit een interessant artikel over „Vastheid en bewegelijkheid in het Christendom". Schr. herinnert aan het in 1902 voltooide buitengewoon belangrijke werk van Heinrich Riokert: „Die Grenzen der naturwissensohaftliohen Begrifssbildung; eine logische Einleitung in die historischen Wissenschaften", waarin deze optreedt tegen de toepassing van de z.g. natuurwetenscliappelijke methode in de geschiedeniswetenschap. Door deze methode tracht het denken uit de ervaringsfeiten te , besluiten tot het wetmatige, dat algemeen en altijd geldend is.

Nu bezit het menschelijk denken nog een andere methode om de ervaringsfeiten te ordenen en bij deze is het juist te doen om het bijzondere en persoonlijke, het nooit terugkeerende.

Het voorwerp van het onderzoek is hier het begrip van do waarde, die de feiten hadden voor de 'menschen, in wier tijd ze voorvielen. Naar deze metbode heerschl in 'de historie als laatste begrip, dat van een ontwikkeling, die de feiten, naar li'un •waardeering door de menschengeslaohten in den loop der tijden tot een keten van waardef'ormaties vereenigt. Deze z.g. historische methode kan echter op ongeveer alle ervaringsfeiten worden toegepast, waarom Rickert haai-de „idiogratische" noemt.

Schr. betoogt, dat Rickert, ten opzichte van de mogelijkheid om uit de historie het wezen en de hoogste waarde eener bepaalde strooming vast te stellen, weinig optimistisch gestemd is.

„Hij (n.l. Rickert) meent uit zijn bovenvermelde opvatting' geen andere conclusies te kunnen trekken dan deze, dat de drang tot ordening van het ervaringsmateriaal voortkomt uit de begeerte om een waarde vast te stellen, die in de toekomst blijvend gelden moet; door dat doel krijgt het historiscii denken zijn noodzakelijkheid en algemeene beteekenis. Verder wijst hij er weliswaar nog op, dat in het verbinden van alle ervaring aan een hoogste waarde het geloof in het bestaan van zulle oen absolute waarde tot uiting komt, dat daaruit zelfs blijlct, dat er een absolute waarde bestaat, maar dat er in den menschelijken geest, in beginsel althans, eenige kennis van het hoogste goed zou bestaan, die in de ontwikkeling der historie zou streven naai' nauwkeuriger omlijning, is vóór Rickert een tè ver strekkende "bewering.”

Naar schr. 'ineening zijn de opvattingen van Rudolf Eucken voor het probleem van de verhouding van Christendom en historie beslissend.

„Gaat Rickert, zooals we zagen, niet verder dan tot het uitspreken van de waarschijnlijkheid, dat er een absolute waarde bestaat, aaugezien het menschelijk denken zich er mee moet bezighouden, voor Eucken is het bestaan der hoogste waarde en haar samenhang met de versshillende pogingen der menschheid o-m haar te bereiken, volkomen zeker, 'O^mdat die absolute waarde ten slotte niets anders is dan het ideaal, waarin de geest der menschheid, die in z'n diepst© kern een persoonlijke, bewust willende eenheid is en die uit de afzonderlijke verschijnselen door 'de vorming van wetten en waarden een geestelijk heelal schept, langs een weg van strijd tegen natuur en individueele begeerte zijn eigen goddelijk wezen ten slotte zal verwerkelijken en voltooien. Zoowel de wetten der „nomothetische" (of z.g. natuurwetenschappelijke) methode als de waardeformaties der „idiogratische" zijn sclieppingen van den persoonlijtcen geest der menschheid, die zich daarmee losmaakte van de afzonder lijke verschijnselen; beide vormen evenzeer een objectieve reeks als scheppingen van het hoogste wezen der wereld, beide maken tegenover de onsamenhangende, individueele verschijnselen de eigerdijke realiteit uit."

Schr. geett dan in groote trekken een overzicht van de waardeformaties der "iMiddeleeuwen, van de tijden der Reformatie en van het Lutheranisme, • waarna hij' overgaat tot een beschouwing van Calvijn's tijd en diens leer.

Calvijn stelt, al is ook voor hem evenals voor Luther het geloof een door God bewerkte functie der ziel, Gods wilskarakter op den voorgrond. Wanneer Hij het geloof den eene schenkt en het don andere onthoudt, is zelfverheerlijking Zijn doel. Gods verheerlijking op' alle levensterrein moet ook 'iet doel van den geloovige zijn. Ziedaar de kern der „Wertidee" van Calvijn's tijd. Ook het Calvinisme verloor reeds spoedig zijn vasten greep op het sociale en ecüiiomische leven der voortschrijdende maatschappelijke ontwikkeling, doch daar 't historische elementen in zich bevatte en de geschiedenis niet op zijde zette, bezat het grooter levensvatbaarheid dan sommige andere waardeformaties.

Zeer opmerkelijk is wat Dr Smit neerschrijft over de lessen van deze leer der steeds wisselende waardeformaties met betrekking tot het Calvinisme van dezen tijd:

„En ook nu nog is het wensohelijk de lessen der historie te gebriuken, nu het Calvinisme zelfs ontzettende wereldcatastrofen niet heeft kunnen verhinderen, te begrijpen, dat een menschelijk interpretatie van Gods openbaring niet tot het absohite wezen van het Christendom mag worden verheven en dat zij niet meer mag worden gehandhaafd in al haar uitingen, ook als zij de uitwerking op de algemeene cultuur heeft verloren. Als het Christendo'iu zich niet, teruggaande tot zijn oorsprong en gebraik makende van de historische interpretatie, werpt op de proble'men der hedendaagsche wereld, dan "wreekt zich dat op wereld en Christendom beide; het moet die opkomende cultuur niet lijdelijk dulden als het Lutheranisme, omdat zij, de zaligheid niet aantast, het moet zich evenmin aansluiten bij cultuur vormeir, eener voorbijgegane periode, zooals het Roomsch-Katholicisme gaarne doet, doch ze moet den eigen tijd verstaan en beïnvloeden in Christelijken geest."

De geest van Nietzsche.

Gelukkig zijn Nietzsche en zijn discipelen (door Nietzsche zelf geno'emd „het gespuis") niet actief geweest in de toepassing van de gedrochtelijke leer van het levensredht der sterken.

Toch duiken meer en meer • leerlingen op, die willen Wat de 'meester dacht.

Een Duitsch vak-tijdschrift beo'ordeelt (en véroordeelt gelukkig) een proeve van zulk een „geval".

Ik citeer uit „Refajah", het mooie „Christelijk Maandblad voor ZieHcenverpleging" (Uitg. Lonkhuyzen, Zeist).

Weer het afmaak - stelsel.

Reeds - vroeger werd in dit maandblad eene brochure besproken, waarin door de heeren Binding en Hoche, een jurist en een psychiater, het voorstel werd gedaan om onder bepaalde voorwaarden levens, die het leven niet meer waard zijn, eenvoudig 'uit den weg te ruimen. Zulke levens hebben toch geen doel meer en zij zijn anderen maar tot last; waarom zou men dan, aldus stellen deze mannen de vraag, die levens niet doen eindigen, want zi] kosten noodeloos veel geld, dat nuttiger kan besteed woi-den. Men moet maar eens berekenen, wat al' die menschen, wier aantal in de duizenden beloopt, per jaar aan voeding, venvarming en verpleging kosten en al dat geld is eigenlijk weggegooid, daarom moet men die levens maar laten eindigen, aldus is de cynische 'Opvatting van deze mannen, die anders werkelijk niet tot de minsten in Duitschland behooren.

Het is treurig om te zeggen, maar deze gedaehjen beginnen toch door te werken, want dezer dagen heeft een rechtsgeleerde, zekere „Stadsrat" Borghardt, een wetsontwerp met 11 artikelen gegeven, dat ten doel heeft, het recht vast te stellen oni ongeneeslijke zwakzinnigen te kunnen dooden. Over dit onderwerp geeft éen medicus uit Berlijn thans een zeer scherpe veroordeeling in de „Psyoh.-Xeurol Wochenschrift". Hij wijst er op, dat er in het project geenerlei rekening mede gehouden wordt of de menschen als zwakzinnig geboren worden of niet; het feit, dat zij ongeneeslijk zijn, is reeds voldoende en op deze wijze zou dan naar schatting 116 millioen rMark per jaar bezuinigd kunnen ^^ orden. T'eneinde alle zgn. sentimentaliteit uit te fluiten moeten ook de armbesturen een stem krijgen bij het aanvragen om de menschen te dooden; het 'zou toch mogelijk zijn, dat do nabestaanden zich niet veel van de kosten aantrekken, want zij betalen er weinig of niets voor. Doet het armbestuur de aanvraag, dan mag de wettelijke vertegenwoordiger er niet tegen op komen, want de bedoeling is iir alle geval de kosten te besparen. De beslissing, of het geoorloofd is den patiënt te dooden, wordt opgedragen aan een rechtbank van 2 juristen en ö medici, die door de medische faculteit aangewezen vv'orden; het mag alleen geschieden, wanneer meer dan drie leden der rechtbank er voor hebben gestamd. Het vonnis moet door een medicus op deskundige, pijnlooze wijze ten uitvoer gebracht worden; omtrent de wijze van het dooden loinnen nog nadere voorschriiten worden vastgesteld en het kan zèMs aan een hoogleeraar opgedragen worden.

Men ziet, dat de oplossing van het vraagstuk hier en daar niet moeilijk geacht wrordt en de combinatie van arts-beul in. dezen goede diensten kan bewijzen. Van medelijden en barmhartigheid is dan ook geen sprake meer, want Binding wees er reeds op, dat het er niet op aankomt, of er een raensch meer of minder in Duitschland is. De moordcommissie moet maar uitmaken, hoever zij hare wei'kzaamheden kan uitstrekken; wellicht kunnen later oorlogsvenniriMen, arbeidsinvaliden, doofstommen, blinden, tubercaleuzen en kankerpatiënten ook in aanimerkiirg komen. Het moet werkelijk al zeer . treurig gesteld zijn, wanneer bij een volk, dat vroeger zoo hoog stond aangeschreven, thans dergelijke afiiiaakvoorstellen in het publiek worden aangeprezen.

De gereformeerde jongelingsvereeniging en het leven.

Een biuitengewoon belangrijK opstel schrijft Dr Los in , , .Tong-Leven" (Org'aan van de Geref. Jeugdcentrale, 's-Graverihage, Scheveningen) over de noodzakelijkheid, dat de jongelingsvereeniging' meer systeinatisch opvoedt tot 'beroep'sk'euz'e.

Beroepskeuze.

Staan onze jongelingsvereenigingen niet te ver af van het werkelijke leven? Heeft het beleende type jongelingen tiit Geref. klingen, dat zegt: , , Ik ga der niet heen, 't is me daar te geleerd", ' niet betrekkelijk recht van spreken? Of een ander, die redeneert: Ik wil vooruit komen, 'k heb al mijn beschikbare tijd noodig voor eigen studie, de J. Ver. brengt me niet verder? "

Onze propagandacommissies weten er van mee te praten, hoe de J. Ver. als een onpractisch instrument in een hoek geduwd wordt. Zij pleiten bij de buitenstanders voor beginselstudie, karaktervorming, en organisatie, doch stuiten altijd weer af op de vraag van dezen: Wat hebi ik aan een J. Ver. voor mijn toekomstige positie? En nü kunnen onze leden wel met een schouderophalen zich van dezulken afwenden, doch daamiee is de zedelijke pressie niet geëindigd.

Er is ook een ander m.iddel om onze propaganda beter te doen slagen. Het is dit, maak uw vereenigingen tot een practisoh onmisbaar instrument. Dan zal, het ledental vanzelf toenemen. Dan wordt het eon lust om-tot een J. Ver. te behooren.

Maar hoe kunnen we dat doen, vraagt menigeen? Wo komen nu al tijd tekort bij: de behandeling van al die leidraden, en moet er nu nog meer uerk bijkomen? Neen, geen studiewerk, maar organisatie-arbeid. De groote vraag voor een stadsjongeling is, weiken kant moet ik op, om later een flink stuk brood te verdienen? Op een dorp komt doze vraag niet zoo veelvuldig voor, omdat de meeste jeugdigen bij, hun ouders in de boerderij ot in de zaak komen. Maar in een stad moeten do meesten een vak of een betrekking kiezen, omdat hun ouders niet over zaken of boerderijen ])Pschikken.

De voorlichting bij de beroepskeuze was vroeger niet zoozeer noodig, omdat er betrekkingen in overvloed waren. De malaise maakt echter de concurrentie scherper, niet alleen tusschen volksgenooten, maar ook tusschen de naties onderling. Daarom wordt de beroepskeuze tegenwoordig door de mannen der wetenschap in studie genomen. Bij hun onderzoek hebben ze echter materiaal noodig, en dit kunnen onze J. Ver. hun het best verschaffen.

Om goed te advisearen, hebben de psychologen tweeërlei lijsten met vragen noodig, die door ouders ol meesters en de jongelingen zelf ingevuld worden. Daaruit kunnen zij opanaken voor welk vak of welke post iemand aanleg bezit, zoodat hij hot daarin ver kan brengen en de maatschappij het meeste nut kan doen. Van de andere zijde hebben werkliedenen wei-fcgeversorganisaties te arbeiden aan het samenstellen van beroepslijsten. Door deze worden alle beroepen gerangschikt in klassen en van elke klasse aangegeven op welke lichamelijke en geestelijke eigenschappen het daarbij aankomt. Om een enkel voorbeeld te geven, het barbiervak vereischt oen vaste hand, en vlugge bediening. Een jongewng, die door rooken of drinken zijn zenuwgestel.. bedorven heeft, zoodat hij beeft als een riet, en traag in zijn werk is, is dus ongeschikt voor dit vak.

Naast deze beide lijsten is er dan nog een "derde enquête noodig van alle beroepen en betrekkingen, waarin de weg tot opleiding, de beursen, de vacatures geregeld bijgehouden worden.

Hier is dus werk aan den winkel. Doen wij het niet, zoo gaan de z.g.n. neutrale organisaties ons voor en komen onze calvinistische jongelingen achteraan. Toch is dit werk niet enkel een broodzaak, waarbij het beginsel niet betrokken is. Uit de enquêtes, die hier te lande en in 't buitenland • reeds gehouden zijn, blijkt, dal er vragen gedaan worden, waarbij de religie betrokken is.

Om een enkel voorbeeld te noemen. In de persoonslijst bij de herediteitsenquéte van prol. Heijmans en Wiersma wordt gevraagd of een jeugdig persoon verdraagzaam of onverdraagzaam is. In een werk over deze vragen wordt er aldus omschreven: Gaat hij vriendschappelijk om met personen van andere lichting, of koopt hij bij voorkeur bij partijr of geloofsgenooten, en gevoelt hij haat tegen belijders van andere meeningen ? Ook is daaronder een vraag: Is hij ruim van blik of bekrompen? Indien een liberaal deskundige deze vi'agen moet invullen, komt geen enkel calvinistisch jongeling aan éen goed rapport, want van die zijde verstaat men ons niet en acht men ons onverdraagzaam en bekrompen te zijn.

Bij de beroepsvragen' van J. v. Ginneken 3. J. is het zedelijk-godsdienstige leven uitgesloten. Er A^'Oi'dt wel gevraagd naar nauwkeurigheid en wilskracht, maar niet naar oprechtheid, eerlijkheid én rechtvaardigheid. Voor een werkgever, - die een vreemd persoon moet aannemen in zijn werk, zijn deze kwaliteiten nog al van gewicht. Waarom worden deze niet opgenomen in do vragenlijst?

Wijlen prof. Fiank Parsons, de grondlegger van de N.-Amerikaansche Vocatie-b'ureaux (zijn werk heet: Choosing a Vocation 1910) laat jongelieden zelf 116 vragen invullen. Daaronder komen voor: Welke zijn uw beste karaktereigenschappen, uw bekwaamheden, uw talenten? Welke beroemde mannen volgt gij het liefst na? B.v. Lincoln, Franklin, Edi=-on enz. Hebt gij ook verstand van organiseeren? In welk milieu leeft gij bij voorkeur?

Dergelijke Vragen doen ons zien in welke richting zich de bei'oepskeuze ontwikkelt. De tijd is op komst, dat men bij sollicitaties de candidaten dergelijke lijsten voorlegt of de eisch stelt, dat hij zijn persoonslijst, geteekend door een deskundige, . meebrengt. Wordt in zulk een geval de bedrijfsleider, die de benoeming doet, eenzijdig voorgelicht, zoo is er voor onze jonge menschen geen kans om een goede positie te veroveren. Onder de leuze: „De beste man op de beste plaats", zal men onze jonge calvinisten op zij zetten. In dezen geestelijken klassestrijd staat rechts verre in do minderheid.

Om deze i-eden is het thans de tijd om onze J. Ver. meer practisch te maken. Vele jongelingen bestudeeren op de vereeniging dingen, die alleen een predikant of onderwijzer noodig heeft te weten, en waaraan zij zelf later weinig hebben. Reeds in 1905 heb ik op dit gebrek in onze organisaties gewezen. Nogmaals wek ik onze J. Ver. op, blijf bij de werkelijkheid van het leven. Leer op' de J. V. Uw karakter te vormen en uw talent voor een goddelijk beroep te versterken.

Wat ik dan zou willen? Kort samengevat dit, dat onze J. Ver. de bestaande beroepslijsten eens doorwerkten, en onder elkander materiaal verzamelden, dat later door een op te. richten Geref. Vocatie-bureau kan verwerkt worden. Komt dan de geestelijke klassenstrijd en is het wapen van onze zijde gesmeed, zoo zullen alle jongelingen van Geref. huize de J. Ver. als een bruikbaar strijdcorps zoeken.. _ "SSf^Sfr^^^^S--

Dit is onze zedelijke pressie!

Humbug of profanie?

Hoewel wij afkeerig zijn van een „Hetze" tegen Rome, achten - wij het nuttig den voormaligen antichrist goed in de gaten te houden.

Het Brusselsche blad „De Open Poort" (Maria-Bendrik.a, laan 108, Brussel (V)) is op zijn qui-vive.

Beminnen wij onzen Pastoor!

Het is hier in Vlaanderen een sterk verbreide gewoonte om brietlcaarten en — enveloppen te gebruiken voor de uitbreiding van een of ander denkbeeld. Vooral in den Vlaamschen strijd wordt deze propaganda veel benut. Zoo zijn er briefkaarten en brief enveloppen in den handel, waarvan .de helft der adreszijde bedrukt is met een Vlaamschen strijdkreet: „Vliegt de Blauwvoet, Storm op Zee", „Geen rust noch duur, zonder Zelfbestuur" of met gedichten van Gezelle, Rodenbach, René de Clercq, e.a. Wij lazen dezer dagen, dat er ook enveloppen verkrijgbaar zijn, - bedrukt met het volgende:

Beminnen wij onzen Pastoor!

Onze Pastoor .... schoone benaming! Onze Pastoor, 't is te zeggen onze herder, aan vvien de zorg en de leiding onzer ziel is opgelegd: cura animarum. Door hem strekt de moederlijke zorg der Heilige Kerk zich uit tot ieder van ons. Door hem, bij middel van den Bisschop en den Paus, wordt iedere geloovige verbonden met den Goddelijken Zaligmiaker zelf. Herinneren wij ons de vrouw van het Evangelie: zij raakt den boord van het • kleed des Goddelijken Meesters aan, en ziet, zij is genezen! Onze Pastoor is die boord van dat kleed zonder naad des Zaligmakers, .dat kerk heet. Door onze Pastoor kan ons geloof ons alle dagen in betrekking stellen met Jezus zelf.

Denken wij aan den nood-knop, aan de stroomafleiding, die ons in betrekking stellen met hetelectrisch centraal. Want Jezus heiligt ons door stoiïelijke en tastbare teekens: zijn sacramenten, en 't is onze Pastoor, die het ons moet mededeelen. Andere Priesters zullen hem in zijne heilige bedie-143 ning kunnen helpen, doch hij is het, die bij name den last en het ambt er van draagt; hij is onze eigene Pastoor; proprius sacerdos!

Beminnen wij onzen Pastoor! Scharen wij ons vastberaden rond hem; bieden wij hem onze edelmoedige en vertrouwde medewerking voor zijne apostolische werken. Welke macht voor het goede zijn deze dichte groepen rond den parochie-herder, onder het gezag van den Bisschop en het opperbestuur van den Paus, hoold der Heilige Kerk en plaatsvervanger van Jezus op aarde!

Beminnen wij onzen Pastoor!

Postchekrekening 1159.

5 centiemen voor de Zending.

Religieuzen der Onbevlekte Ontvangenis.

Kan men hier niet zeggen: en zij predikten hun den Pastoor! In plaats van Jezus te prediken! Welk gevolg zulk een menschelijke prediking heeft, kan men dagelijks zien en ondervinden, als men in een Roomsch land woont en werkt.

De Reformatiein Hongarije.

Prof. Sebestyén vermeldt groote dingen in „De Hongaarsche Heraut" (adres: Mej. Verhey, Nassaustr. 42, LTtrecht):

De ontwaking van de Gereformeerden in Hongarije .

Wie nu let pp het Geref. Kerkelijk leven in Hongaiije, kan met blijdschap constateeren, dat de Geref. ontwaking zich van jaar tot jaar zelfbewuster, grooter en rijker vertoont. Deze geest doet zich kennen op-elk gebied zoowel in het otficieele Kerkelijke leven, als ook in het Vrije werk van de geloovigen en trekt natuurlijk veel van enkele elementen tot zich, die vroeger niet een beslist jgeref. richting, maar in een algemeene Christelijke richting, zoogenaamd réveil-werk hebben gedaan.

Juist in de pas voorbijgegane weken hebben wij van de grootste classis van de Hang. Geref. Kerk, welke bestaat uit 83 gemeenten, een btief gekregen, waarin een gezaghebbende Dlominee_ aldus schrijft: „Zeer geachte Heer Redacteur!" Op 31 October zal gehou(Jen warden de constitueerende vergadering van de Predikanten-vereeniging van onze Classis. Wij zouden zeer blij z, ijn, indien U tot ons zoudt willen komen, want wij' allen belijden, dat de geest, die uit de Hong. Heraut spreekt, ook de onze is."

Dank zij den genadigen God, wordt het slapen en nietsdoen van den eenen kant, en de verkeerde evangelisatie aan den anderen kant langzamerhand teruggedrongen door de gezonde en ernstige Geref. actie. Natuurlijk; kunnen - wij nog geen overdreven verwachtingen koesteren tegenover deze ontwakingen. De Hongaarsche toestanden mogen met die in Holland met zijn hooge ontwikkeling, , zijn bloeiend kerkelijk leven en zijn rijk Theologische verleden niet vergeleken worden.

Maar wij Weten, dat de genade Gods genoeg is voor alles en juist daarom, omdat de Heilige Geest in het verleden van de Hong. Geref. Kerk zoo wonderlijk heeft gew'erkt, gelooven wiji met vaste overtuiging, en hopen wij, dat deze vernieuwende en wederbarende Geest weer de zielen in Hongarije ooik aangrijjpen zal en de Hong. Geref. Kerk in elke levensopenbaring terugbrengen zal op die historische grondslagen en fundamenten, op welke zij oorspronkelijk ook opgebouwd was, maar . ' van welke zij onder de tegenspoeden van het rijk, in haar geloof verzwakt, en met de' grondbeginselen van het zuiver Christendom, aan de Heilige Schrift ontleend, niet in alles bekend, in veel opzichten afkeerde, of de waarheid slechts voor de helft beleed.

Dr A. Kuyper zegt in een zijner werken: , .Integendeel steeds' hebben ze (n.l. onze vaderen) erkend, dat er volken en kerken zijn, die oak bi| minder licht en met minder talent toch wel terdege den Heere dienden. De waarheid kan ook „onder een deksel" en dus ook ten deele nog met onware gedachten vermengd liggen.... Ook „onder een deksel" moet dé pxedicatie der waarheid Wel terdege geëerd worden, niet om het deksel, miaar in weer-wil van het deksel, dat er op ligt, om de waaheid, die er onder schuilt .. (E Vota.... I blz. 10—11.)

Deze gedachte kunnen wij in zeker opzicht ook op de hedendaagsche Hongaarsche toestanden toepassen. De Hong. 'Geref. Kerk is ook zoo, daar zekere oude zuivere Geref. waarheden in veel opzichten nog „onder een deksel" verborgen zijti, want de menschen kennen die waarheden niet, of verkondigen ze niet, of ze verstaan ze niet. Het is dus zoo met ons gesteld, dat de Hong. Geref. Kerk moet geholpen worden, niet om! het deksel, in haar leven, boven de waarheden nog langer daar te laten blijVen, maar juist daarom, dat de waarheid door de versterking van de Geref. geest 'niet meer „onder het deksel" leven zou, nraar als het kaarslicht, dat van onder de kofemiiaat weggenomen ia en op de kandelaar is gezet, allen die in het huis zijn verlichten zou.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 februari 1923

De Reformatie | 8 Pagina's

PERs-SCH0UW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 februari 1923

De Reformatie | 8 Pagina's