GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS-SGHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SGHOUW.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Moderne wetenschap en christelijke wereldbe's chouwing.

In de (groene) „Amteterdanuner" voert Aërbates een pleidooi voor de gedachte der organische eenheid van hét heelal, op grond van natuurweten-Bcha.ppelijke , antd'ekki.ngen.

De ontleding van het licht (spectraal-anaiyse) stelt den mensch in staat de samenstelling van m'eest verwijderde hemellichamen te beoo.rdeelen.

Voor ons is eohter het belangrijkst, dat er in de sten: edampkringen geen stoffen blijken voor te Icomen, die wij hier op aarde niet kennen. Een tijdlang scheen wel het geloof aan de eenheid der stof te wankelen, ma-ai-spoedig kon het zich, krachtiger dan te voren, herstellen. Toen in 1868 de Engelsche aslrophysictis Lockyer het spectrum der „zonne-vla-mmen" (lichtverschijnselen die zich buiten den rand der zonneschijf vertoonen) bestudeerde, trot hij in het gele gebied daarvan een heldere lijn aan. De lijn was helder, omdat nu het hein ons oog direct kon bereilcen en dus niet door een dampkring van lagere temperatuur behoera te trekken; hare plaats werd zorgvuldig uitgemeten en in de laboratoria werden talrijke proeven genomei om te weten te komen welke stof in haar spectrum een lijn vertoonde precies op de aangegeven plaat. Er werd echter geen zoodanige stof gevonden; ai pogingen bleven vruchteloos en de lijn werd geschreven aan een stof, die op aarde niet a^; wezig was, maax blijkbaar wel in de zon i^f^^^.i „helios") en daarom „helium" werd gedoopt. Jiei ^ 27 jaar later vond Lockyer's landgenoot Rams*.

l)ij een onderzoek vaa het mineraal cleveït een gas, welks sfJectrum, vooral na preciese metingen van Runge een lijn in het geel bleek te bevatten, nauwkeurig op dezelfde plaats als die van het legendarische helium. Dit gas, dat later bleek een der vervaJprodukten van het radium te zijp. en aJs zoodanig een allerbelangrijkste aanwijzing gaf voor het bestaan van radioactieve processen in de zon, vertoont in zijn spectrum veel meer, doch zwakkere lijnen, dan de genoemde lijm in het geel. Deze bleken tevens aanwezig te zijn in de spectra van vele .sterren en .... ziet daar het vertrouwen in liet groote enkelvoudige organisme opnieuw versterkt. Ja, zoodanig versterkt, dat al , mogen er ook nu nog wel lijnen in het spectrum van de zon en van enkele sterrengroepen gevonden worden, die niet volkomen dezelfde plaats hebben als lijnen van bekende stoffen, men algemeen aanneemt, dat hierbij: geen onbekende stof een rol speelt, maar veeleer een door zeer hooge tempe^ ratuur of andere omstandigheden veroorzaakte toestandsverandering van een bekende stof. Men vergete niet, dat in onze laboratoria de stoffen reeds niet bij de zonne-temperatuur (ongeveer 6000» e.) onderzocht kunnen worden en de temperatuur der heetere sterren stellig tweemaal hooger is. Behalve het helium zijn er nog twee „hypothetische" stoffen, n.l. het coro-nium en het n e b "u 1 i u m. Het portret der eerste wordt gevonden in het groene deel van het spectrum der zonne-corona, den geheimzinnigen krans van licht, dien wij te zien krijgen wanneer • bij een zonsverduistering het overheersohende licht der zonneschijf door de schijf der nieuwe maan wordt weggenomen. Het portret der tweede wordt (eveneens in het groen) gevonden in het spectrum der grasnevels, laatste der hemelrassen, die ik in mijri eerste fi'agment heb opgesomd. Ook hierbij wordt door geen enkele sterrenkundige meer aan een , , buitenissigheidje" gedacht; de geschiedenis van het helium heelt bewezen, dat TOJ de stoffen van onze eigen aarde nog niet voldoende kennen en wij' duis niet het recht hebben coronium en nebulium voor vreemde elementen te houden; maar bovendien is het zeer wel mogelijk, dat - men hier niet met licht van op aarde onbekende elementen te' doen heeft, maar met een lichtuitzending van bekende elementen onder omstandigheden van zoo bijzonderen .aard (temperatuur? , zeer geringe dichtheid? , electriciteit ? ), dat zij in laboratoria nog niet nagebootst konden worden.

Hem die neiging gevoelt zich door deze laatste mededeelingen te laten ontmoedigen zij tot slot van deze „les der spectra" nog een riem onder het hart, gestoken!' Alle stoif is onderworp'en aan krachten; de waargenomen werking daarvan heeft men neergelegd in „wetten". Een van de belangrijkste daarvan is de wet der aJgemeene aantrekking. Zij verklaart niet alleen het vallen van een voorwerp op aarde en de gebogen baan van een kanonskogel, maar evenzeer den loop der maan om de aarde en de bewegingen der planeten om de zon. Maar zij blijkt ook te heerschen buiten de grenzen van ons zonnestelsel, waar zij zich o.a. openbaart in de bewqging der dubbelsterren. Dit is slechts eene der vele natuurwetten, die universeel gebleken zijn. Niet alleen is de stof in het Heelal dezelfde, maar zij is ook onderworpen aan dezelfde natuurwetten. Het Heelal is één enkel organisme, waarvan de sterrenkundigen, natuurkundigen en scheikundigen g e z a m e n 1 ij k de geheimen kunnen trachten te doorgronden.

Moree1e diagnoses.

Meu staat diüiWijls verbaasd over den helderen ijk, die „de wereld" Idikwijte beeft op> zicjhzelf. W-at is er bij Sdhopenlhjauer een stof tot toelic-h'ting van de leer der ellende

Ook biet Ihieronder volgend exposé (uit „de Teleraaf') (Over de „ontaarding'.' kunnen wij als een lluslratief gegeven invoeigen in onze leer, die, gelukkig, ook de tlierapie bievat.

Het stuk is vanD'r J. H. J. Vos. ."

Ontaarding.

Een oud probleem, dat in den laatsten tijd wel heel sterk aan actualiteit heeft gewonnen. Reeds Jean Jacques Rousseau zag in zijn tijd don vooirbode van een ineenstorting van het cultuurleven.

In alle toonaarden is het liedje na hem gezongen, totdat Forel minder vriendelijk dan wel juist zijn tijdgenooten de waarheid in dezer voege in het gelaat slingerde: „Wij^ zijti ontaard, en wel zeer bedenkelijk."

En of men psycholoog, criminalist, anthropoloog of doorsnee-leek is, langzamerhand zullen ze wel allen overtuigd zijn, dat er maar q zoo 'weinig goeie haren aan ons zijn. Dte geloovigen zien dan o.ok in den baaierd om ons heen het einde dezer menschelijke wereld en mlen moet werkelijk al heel optimistisch zijn als men aan de massa-moordpartij', die nog versch in het geheugen ligt, ook maar een zwak goed kantje vermag te bespeuren.

Den beschouwer, die deze kwestie van psychalogisch standpunt beziet, wordt het angstig te moede bij do analyse van dit maatschappelijk verschijnsel. Het zijiï ongetwijfeld sociaal-psychologische factoren, die hier een rol spelen. Eenerzijds is de aanwas der bevolking van belang, anderzijds de geweldige TOortgang der cultuur, die aan het menschelijfc zenuwstelsel eischen stelde. Waartegen hetzelve in geenen deele was opgewassen.

Het gevoel is bij den gemiddelden m'ensch niet sterk ontwikkeld. Is dit deels gelukkig, omdat mlen anders „géén leven zou hebben", anderszins is het de oorzaak van de instandhouding van misstanden en onrecht, het veroorzaken en dulden van leed en andere narigheid, waarmede men anders onder geen omstandigheid vrede zou hebben.

In vroegere perioden van lagere economische structuur was er althans nog een innige band lusschen alle menschen onderling in een bepaalden kring, waardoor een heilzaam tegenwicht gevormd werd. In onzen tijd, w'aarin de economische constellatie geen intiem organisch verband vertegenwoordigt, de menschen tateer en meer van elkaar vervreemden, meer arbeiders , om de behoeften van zichzelf , dan voor de behoeften van anderen, en niettemin meer met elkander te maken hebben, omdat de wereld niet onbeperkt ruimte biedt, kan men feitelijk van 'n pilncipieele verandering spreken en zonder veel moeite een verzwakking van het gemeenschapsgevoel waarnemen. D'aarbiji is gekomen de geweldige omwenteling in het productieproces, ' de gedeeltelijke vervanging van menschelijke arbeidskracht door machines. A'"oorts de demograp'hische verschuiving der bevolking van het platteland naar de groote steden, de onevenredig groote aanwas dezer centra, de nieuwe ontdekkingen, het aanwenden daarvan, de opleving van het geestelij'k leven, de inbeslagneming van steeds meer menschen door handel en wetenschap'. Wijders het enerveerende van het beursleven en van het stadsleven in het algemeen, de geweldige strijd o-m het bestaan en met apotheose als het ware de jacht naar geld en goed en daardoor naar meerder levensgeluk.

Tegenover deze geestelijke uitpiutting viel hoe langer hoe meer weg het tegenwicht der lichamelijke inspianning als regeneratieve factor. Men loopt bijna niet meer, vervoermiddelen Imet een heel wat grootere snelheid namen die taak over.

Het spïeekt wel haast vanzelf, dat met deze ontwikkeling gep'aard ging het ondervinden en verwerken der fijne nuances. Met de snelheid deden schablone, en grofheid hun intrede en het gevoel voor de fijnere en meer edele trillingen .van het zenuwstelsel gingen hand over hand verloren. Dat hiervan een funeste invloed op' de m'Oraliteit moest uitgaan, behoeft geen verwondering te wekken.

Het onderwijs van onze kinderen is overladen, dikwijls met geestelijken ballast. Er zijn natuurlijk gunstige, laat mij' eens vriendelijk zijn: veel gunstige uitzonderingen, doch in het algemeen is het onderwijs gericht op' het verzamelen van to'assa's gegevens. De vorming van menschen moiet daarbij' wel vaat in het gedrang komen. Hetzelfde geldt, mutatis mutandis, van het hoqger onderwij's. Hier vindt men een opdrijven der spécialiseeringseischen, die aan razernij grenst. Het specialiseeren ligt, als gevolg van de uitbreiding en verfijning onzer wetenschappelijke kennis, in de lijn. Maar er steekt een ontzaglijk gevaar in: er werden geweldige eischen gesteld aan den, noodzakelijkerwijze meer eenzijdig 'Opgeleiden, student en aan het aanpassingsvermogen van het intellect.

Deze overbelasting leidt tevens tot te groote eenvormigheid en kan niet voldoende rekening houden met de ontwikkeling • der individualiteit. Daardoor " werkt ze contraselectorisch, heeft niet tot tendenz het eigene en dan bétere van den enkeling tot op'bloei te brengen.

Velen beschouwen de studie der, vrouw vanuit ditzelfde gezichtspunt als een vrijwillige opoffering van de vruchtbaarheid en daaro'm als contraselectorisch. Ik ben het met die opvatting in geencn deele eens. Integendeel! Niet alle vrouwen immers kunnen 'onder het bestaande regiem, aan de voortplanting deelnemen. Maar ziji studeeren ook slechts voor een kleiner deel. En in zooverre beschouw ik de studie der vrouw als een element ten goede, Waardoor ook dat deel der menschheid aan de geestelijke verheffing kan bijdragen. Dat voor haar dezelfde nadeelen van de inrichting v§n het onderwijs gelden, doet aan dé w'aarde van deze op'Vatüng niets af.

Als deprimeerende factoren van uit het oogpunt der rashygiëne beschouw ik het piaematuur geslachtsleven en de voorkoming van de gevolgen daarvan. Men kent het groote pirobleera van de „ontvolking" van Frankrijk, als gevolg van een uiterst 'onvoldoenden geboorten-aanwas.

Ik weet niet of de vroegrijp-heid der Fransche jeugd met als gevolg uitleving en somtijds uitputting hieraan niet een weinig schuld heeft. En daartegen helpen geen premies in welken vorm ook, Dij ieder volk heeft men naar speciale motoenten te zoeken. Er is geen enkele reden van te voren aan te geven' waarom de eene natie eerder zou degenereeren dan een andere. Zij hebben een gemeenschappelijke afstam, ining en er moeten dus in een bepaalden kring eigenaardigheden in zeden en gewoonten of van het milieu zijb. die een verklaring vermogen te geven van een snellere inzinking. Want ontaarding is a\reral!

Een m.i. heel gevaarlijk verschijiisel mét betrekking tot het ons bezig houdende onderwerp is de mindere appreciatie van den intellectueelen arbeid. We hebben hier wel is _y!aar met een verklaarbare, doch niet vergeeflijke reactie te doen. Het kan niet worden ontkend, dat vroeger te weinig waardeering heeft bestaan vooir den handarbeid en dat de arbeider, die met de handen zijn brootd moest verdienen, dikwijls te slecht daarvoor is betaald. Het is dan ook gelukkig, dat ingezien wordt, dat goed handwerk, waaraan initiatief en 'kunstopvatting niet vreemd zijn, : manstens even hoog, Z'OiO niet hooger staat dan z.g. intellectueele arbeid, die dikwijls niet meer is dan oopiewerk. Maar het wordt gevaarlijk als deze kentering in het gemeenschapsbewustzijn gaat leiden tot een atrophieerende achterstelling van de wetenschap en de beoefenaren daarvan. Men behoeft nog niet terug te gaan tot zekere communisten, die alleen nog hongerlijdende arbeiders en boeren 'kennen, die door maagvulling te redden zijn; ooli: in andere kringen loopt men niet over van waardeering voor den geestesarbeid. Zie eens alom in het buitenland, in Duitschland, in Oostenrijk, waar de hoogleeraren 191 en assistenten krachtens hun bezoldiging getaxeerd worden op' de helft van de waarde van een handwerksman.

En vergeet zelfs ons eigen land niet, waar, gelukkig in mindere 'm'ate, eenzelfde verschijnsel 'onze aandacht vraagt.

In dit p'henomeen steekt een groot gevaar. Het beteekent, dat het intellect hoe langer hoe meer van de voortplanting wordt uitgesloten, omdat huwelijken, zoo al, eerst op gevorderden leeftijd tot stand kunnen komen.

Ik h'óor het Prof. Blok, mijn vereerden leermeester, nog betoogen, dat groote gee.sten zoo uiterst weinig kroost nalaten. Dat is op zichzelf al betreurenswaardig genoeg en wellicht ook verklaarbaar, wijl genieën zich op-die wijze beter kunnen uitleven. Dioch ^er is geen enkele reden waarom nien deze tendenz odk voor minder geniale geesten kunstmatig zou bevorderen.

En het is mijn innige overtuiging, dat Rusland meer dan aan hongersnood en ziekten te gronde zal gaan aan die blindheid, waardoor de leidende • 'Organen het intellect en de waarde daarvan niet meei' zien.

Want een volk dat gedijen wil, moet het beste op het nageslacht trachten over te dragen en stellig naast physisch en psychische minderwaardigen de geestelijk ontwikkelden en meerwaardigen aan de voortplanting laten deelnemen. D.oet men dat niet, dan 'kan rasverslechtering niet uitblijven.

Het zinken van het moreele peil in onze dagen, allerwegen, wijst wel heel dwingend in een bepaalde richting en eischt verdeeling van de komende generaties door ontwikkeling van het allerbeste, dat de menschheid te vererven heeft.

Dan eerst zal er van een gioede toekomst voor onze Idnderen spïake kunnen zijn! Zurich, 20 September 1921.

'Arbeidsk'racbten voor de E viangelisatie.

De „Inwendige Zending" begint 1. z. H. te komen in , het stadium, waarin een 30 jaar igeleden de buitenlandS'CJhe zending was.

De [kerk gaat er "zieh o-fficiëel ïntee bem'oeien. Maar de miannetjes?

„Woord en Daad" beeft een idee.

„Ledig aan de markt."

Er zijn zendelingen, die b-m eigen geziondheidstoestand of om dien hrmner vrouwen niet naar de tropen terug kunnen, om daar hun arbeid te hervatten. Niets liever zouden zij wenschen dan hier te lande in de evangeliebediening werkzaam te blijven; daarin zien ze hun levenstaak en daartoe zijn ze opgeleid. Dit te meer, omdat zij' telkens hooren, dat er ook opl het gebied der Inwendige Zending zooveel te doen is en er zoo'n groot gebrek aan arbeidskrachten is.

Waarom vraagt men hen daarvoor niet? Omdat zij hier te lande onbekenden zijn geworden. Is er ergens een plaats te bezettea, dan weten zij het vaak niet. En mo'U kent hen niet en denkt er niet aan, dat een oud-zendeling bijzonder geschikt ztou 'kunnen zijii voor bepiaalden arbeid.

Noodig zal zijn een bemiddeling. Zonder twijfel zal het Bureau voor de Inwendige Zending (directeur dr O. Norel, Halve Maansteeg 7, Amsterdam]) hier uitnemende diensten kunnen bewijzen. En niet minder het Zendingsbureau te Oegstgeest, dat gaarne alle gewenschte inlichtingen zal verschaffen, ook 'omtrent de geschiktheid van een bepaalden persoon voor bepaalden arbeid. Het gaat er niet in de eerste plaats om aan de bedoelde zendelingen een werkkring te bezorgen, maar het gaat er om door deze bemiddeling beide partijen te dienen en de komst van Uods Koninkrijk te bevorderen.

Het is zoo jammer, dat er ijverige en toegewijlde menschen ledig aan de nïarkt staan, terwijl er toch zooveel werk te doen is.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 maart 1923

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS-SGHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 maart 1923

De Reformatie | 8 Pagina's