GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

In de school der wijsbegeerte.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In de school der wijsbegeerte.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Geene h'oop; hebbende".

In zijn brief aan de heiligen in Efeze, die voor een groot deel uit het paganisme waren gegrepen, karakteriseert 'de apostel Paulus het heidenscH „eertijds" aldus: „Gij waart zonder Christus, vervreemd van het burgerschap Israels, en vreemdelingen van de verbonden der belofte, ge en e hoop hebbende en zonder God in de wereld".

Radicaler onMeéding en ontmaskering van het cultuur-trotsche. Hellenistische, heidendom kan mën zich nauwlijks denken.

De hoop is het allerlaatste restje, dat de menschi (zelfs 'de schipbreuk'eling op' het krakend wrak!) van deze wereld overhoudt. 'Mét de hoop verliest 'de mensch het laatste vezeltje, dat hem nog aan het verloren paradijs verbindt.

Erbarmelijker kan het niet, het is de hel op aarde: Zonder hoop!

Natuurlijk moeten we onderscheid maken tusschen hoop in onderwerpelij'k'en en voorwerpelijken zin. Al heeft de mensch geen grond voor hoop, dan kan hij zich toch een ideaal fantaseeren, waaraan hij zich, hopend', vastklemt. Maax ééns komt de tijd, dat ook die subjectieve hoop wegsterft, namelijk, wanneer het verstand voor dè werkelijkheid opengaat.

Dit is de consequentie van het denken, die wij óók waarnemen in Öe geschiedenis der wijsbegeerte. . •. ;

De levenslustige Griek was dikwijls inconsequent genoeg om te hopen, al was hij , , zonder God in de wereld".

Maar Schopenhauer, de athe'ist, durft met huiveringwekkende denkgestrengheid de werkelijkheid aan van het „geene hoop hebbende". Hij wordt, wat de „wereld", indien zij consequent is, niet anders kan zijn: pessimist.

Hij redeneert aldtis.

Wanneer de wil, die den oergrond der wereld is, slechts begeert zonder eenig ander doel dan te begeeren, dan is ons m e n s c h e 1 ij k' willen, de wortel van ons bestaan, natuurlijk ook doelloos. Wij zijn veroordeeld door het „lot", altijd te willen, zonder ooit bevredigd te worden. De mensclh moet leven in een eeuwig gevoel van onlust. Nauwelijks is ééne begeerte verzadigd, of een nieuwe begeerte ontspringt, juist uit die schijnbare verzadiging.

Wanneer Schopenhauer vanuit dit standpunt het menschenleven gaat ontleden, is hij in zijn kracht. Het is, of hij een soort vijandscha, p gevoelt tegen ieder, die nog iets werkelijk goeds vindt in deze wereld. Als een onverbiddelijk scherpe officier van justitie komt hij met een vernietigend requisitoir en eischt, dat de rechtbank der rede zonder eenig voorbehoud vonnissen zal.

Om 'dat verstand te overtuigen weegt hij het pro en contra., en Iaat zien, dat het contra beslist. Het moge waar zijn, dat er mooie dingen te genieten vallen in het leven en er soms omstan^ digheden zijn, die den mensch verlokken tot een vreugdelach, maar deze vroolij'kheid is slechts opwinding, óf domheid; de onnoozelbeid van de kalveren, die huppelen in de wei, zonder te weten, da.t 'de slager nadert met zijn mes om hen te do o den.

Bovendien, indien men een statistiek kon opmaken van onze Arreugde-en smarturen, zou het blijken, dat de onlust het verre wint van den lust. ;

Vooral tragisch is het feit, dat de mensch de „kostbaarste goederen" des levens niet geniet, omdat hij het bezit niet voelt. W-èl voelt hij h.et gemis dezer goederen. Gezondheid, jeugd, vrijheid, hij leert ze eerst kennen als hij ze niet meer heeft! De gaafheid en de welstand van mijn lichaam staan buiten mijn besef, maar h'et ééne kleine plekjey waar ik p ij n heb, 'dat alleen merk ik. Zoo isdus de vreugde uitsluitend negatief (het afwezig zijn van kwaad), maar de smart is positief, want het kwaad blijft onophoudelijk er aan herinneren: : hier ben ik!

'Zoo is dus deze wereld een huichelares en bedriegster, die den mensch telkens een geluk vóórspiegelt, dat ze niet brengt, en gedurig met rampen overstelpt, die hij niet verwacht. En de mensch doet aan dit bedrog zelf mee. Hoewel hij niet gelukkig is, wil hij het toch schijnen, en daarop speelt hij gaarne op het tooneel van dit leven de mooie rol van pronk en praal.

Men kan daarom gerust zeggen, dat leven 1 ij d e n is, het maakt den indruk van een zware schuld, die op ons ligt; een schuld, die wij eerst aflossen bij den dood, en waa, rvaii we de rente betalen in den slaap.

Bovendien verzuren 'de menschen nog elkaar het povere leven. Thomas Hobbes had reden om| te zeggen, dat de ééne mensch van natuur een verscheurend beest is voor den ander (homo homini lupus).

En onze maatschappij met haar mooie vereenigingen en inrichtingen? i

Ja, het is waar, wij zijn geen wilden, maax het hoofdzakelijk verschil tusschen de wilden en .

ons bestaat hierin: de wilden vreten, de tammen bedriegen elfeander.

De menschen in de ma, a, tschappij zijn als een troep stekelvarkens, die hun pinnen uitgezet hebben. Hoe dichter ze bij elkaar kruipen, hoe meer ze elkaar hinderen en steken.

De conclusie, waartoe Schopenhauer komt, is dus deze: de wereld is een hel. D'ante, die in zijn „Divina Comedia" de hel schildert, heeft zijn stof aan deze aarde ontleend, en het is een echte hel geworden. Om zijn paradijs te scheppen, moest hij zich op fantasie verlaten. Anders zou het hem aan stof hebben ontbroken.

Indien we ons wilden ophouden met overdenking en beoordeeling, zou, vooral op dit punt, de stof voldoende gelegenheid bieden. Op den grondslag (? ) van een principiëele dwaling bouwt Schopenhauer een stelsel, dat in zijn bijzonderheden telkens treffende overeenkomst' vertoont met de wijsheid, die ons van-God geleerd is. Veel van hetgeen deze oer-pessimist zegt, zou als boeiende illustratie kunnen dienen bij de behandeling van het eerste stu]; ; , dat we noodig hebben te weten voor onzen eenigen troost in leven en sterven, of ter toelichting van den tefest: „IJdelheid der ijdelheden, het is alles ijdelheid".

En het geheel van zijn filosofie is een bevestiging van het reeds genoemde I^aulinische woord: „Geene hoop hebbende".

Wij moeten echter voort, om juist dat geheel eerst voor oogen te stellen.

Natuurlijk heeft Schopenhiauer ook gepeinsd over de vraag: Kan deze slechtstdenfebare aller werelden nog verbeterd worden, en, zoo niet, is er voor den mensch verlossing uit zijn ellende mogelijk? Op deze vraag antwoordt hij als volgt.

De. wortel van - de wereldellende is de onvorzadigbare, doellooze, wil. De mensch is ellendig, omda.t hij dezen wil , aanvaardt. Hij klemt zich vast aan het leven, en plant het van geslachii tot geslacht vooit, gedreven door zijn geslachtsdrift.

De eenige oplossing van het probleem der ontkoming bestaat dus hierin, dat de mensch niet langer den „wil tot leven" toestemt, maar verloochent (verneint).

Hiertoe schijnen twee wegen mogelijk': de weg van het kennen en vajn het doen.

De mensch moet inzien, dat a, lle individuen slechts verschijnselen zijn van den oerwil, en da, t de wil tot leven hem nooit gelukkig kan jnaken. De kunst, welke bestaart in begeertelooze bewondering van het schoone (voora, l de Hollandsche schilderkunst stemt tot rust), kan hem hierin helpen.

Maar ook moet de mensch door praktische) oefening uit de klem van den levenswil zien los te komen, en wel ten eerste door medelijden, en ten andere door willoosheid.

Door te verzinken in het leed der wereld (ook van het onbewuste schepsel) geven wij iets van onze eigenliefde prijs. Om deze oorzaak prijst Schopenhauer de idee der christelijke barmhartigheid, maar looft hij vooral het boeddhisme, dat ook! kweekt mededoogen met het dier!

Inzonderheid acht Schopenhiauer echter het boed'dhisme uitnemender dan het christendom, omdat 't de willoosheid predikt. Het boeddhisme is de religie der levensvepzaking in den weg van ascese, en baant alzoo den weg naar het Nirwanai, waar de persoonlijke wil zich opgelost heeft, gelijk een droppel in den oceaan.

Onder de poorten, die toegang geven tot de „stad van Schopenhauer" behoort daarom ook de poort van Boeddha.

Terloops 2fij opgemerkt, dat Schopenhauer, gelijk hij het christendom grondig verkeert beoordeelt (want de christelijke liefde is niet enkel medelijden), zich ook in het boeddhisme vergist. Bij Boeddlh^ staat de mensch boven zijn wil, behoort de wil niet tof zijn wezen; majar bij Schopenhauer is de wil de grond en het wezen zelf van des menschen bestaan. Om deze oorzaak' sluit de filosoof, door den opzet van zijn stelsel, van tevoren de deur der verlossing toe.

De verlossingsleer van Schopenhauer beweegt zich in een „boosaardigen cirkel": De wereld is doellooze wil. De mensch is een product van dezen wil. Het product kan echter' nooit den grond (Wegnemen, waaruit het ontstaan is.

Voor den mensch, die het Schopenhauerialansche pessimisme aanvaardt, geldt dus onverbiddelijk en , absoluut het woord des apostels: „Geene hoopi hebbende". • )

Schijnbaaj" blijft er nog één uitgang ter ontkoming aan het levensleed over: de zelfmoord!

• Is dit.niet de radicale en afdoende oplossing: zelf den levensdraaid, die aan den wereldwil verbindt, met een ruk verbreken!

Neen, zegt Schopenhauer, de zelfmoord is het uiterste tegendeel van de verloochening van den wil tot leven, want de zelfmoordena.ar veracht niet het leven als zooda, nig. Hij weigert slechts een bepaald soort Van leven, namelijk het leven des tijdens. Door het lijdende leven te weigeren toont hij in sterke mate alleen het gelukkige leven te willen, en dit juist is de krachtigste erkenning (Bejahung) van den levenswil.

Zoo zit de mensch dus in deze jammerlijk' slechte wereld als in een „vervroegde" hel opgesloten.

Hij kan er niet uit!

Juist, Schopenhauer, en daarmee bevestigt gij de waarheid Veai het door u verguisde christendom: „Die den Zoon niet heeft, heeft het leven niet".

B. W:

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 december 1923

De Reformatie | 8 Pagina's

In de school der wijsbegeerte.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 december 1923

De Reformatie | 8 Pagina's