GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Verlangen naar den Geest.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verlangen naar den Geest.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Och, of al het volk des Heeren profeten ware, dat de Heere Zijn Geest over hen gave! Numeri 11:29.

Mozes heeft wel reden om de gave des Geestes af te smeeken.

Hij leidt een volk, dat slechts zwak en flauw de 'kenmerken des Geestes vertoont, en in menig opzicht tegen den Geest begeert. Het is een volk, dat in Egypte vermaterialiseerd is. Het is een volk, dat weinig Godsverlangen kent. Het is een volk, wiens religieus leven arm en ondiep is, en het is ook een volk, dat nog leeft in den schemer der schaduwen. De bedding van de gaven' des Geestes is nauw. Slechts ehkelen zijn profeten èri priesters. Het is de bedeeling der onvolkomenheid, en het volle licht der genade straalt niet.

Die onvolkomenheid wekt in Mozes' ziel heimwee.

Heimwee naar de toekomst des Geestes.

Heimwee naar de rijke stroomen der genade.

Och, of al het volk des Heeren profe­ten ware!'

Och, dat de Heere Zijn Geest gave!

Die bede is verhoord.

De dag van het Pinksterfeest is vervuld.

De Trooster is gekomen.

En toch moet Mozes' smeek'ing nog onze bede zijn.

Toch moeten wij zijn verlangen kennen.

Toch mag in de gemeente niet verflauwen de stem: kom, o Geest van God.

Waarom ?

Omdat er zooveel geestelij'k'e nood is.

Zeker, we hebben van onzen God veel ontvangen. Hij overlaadt ons met Zjjn zegeningen, en Hij bevoorrecht ons boven duizenden, maar ach, er is bij ons veel schaduw, die een scherp contrast vormt met de trouw, welke de Heere ons "bewijst. Vraagt ge nog: welke donkerheden? Wordt er in onzen tijd soms ten onrechte geklaagd over gebrek aan geestelijke diepite, en gebrek aan waarachtige godsvrucht? Valt het te ontkennen, dat over het algemeen de jubel der ernstige geloofszekerheid over het blijde bezit van Christus en Zijn weldaden wéinig g'éii'oord N^oriit? ' 'I's het' ïii'èt'iiröé'ng, 3a^^^^ op de vraag naar de persoonlijke gemeenschap mat God, velen het antwoord schuldig blijven, en wij zoo schuchter zijn, als we rekenschap moeten geven Yan de hope, die in ons is? Loopen we in dezen tijd van allerlei vragen en reformaties niet gevaar te veel aan den buiterikant te timmeren, en heerscht er bezieling en leven, toewijding en overgegevenheid als in' vroegere dagen? En is er niet eenige overeenkomst tusschen het volk Israël, dat in Egypte verstoffelijldt en veruitwendigd. was, en .ons? O, terwijl de oordeelen Gods, die in de laatste jaren op de volkeren drukken, onze zielen moesten verbreken tot verootmoediging en ons dringen tot nauw leven voor" Zijn aangezicht, zijn er gans.ch andere dingen op' te merken. Wat heeft de geldjacht en de oorlogswinst veler geestelijk' leven onberekenbare sch-ade ' berokkend! Hoe is door de ongekende weelde en plotselinge levensverruiming het goud' .der godsvrucht verdonkerd! Hoe hebben de vragen van arbeid en loon, van bedrijf en onderneming bij menigeen de geestelij'k'e belaaigen op den achtergrond gedrongen, en nu de malaise gekomen is, deelt die druk zich aan heel het leven mee.

Deze dingen moeten wij eerlijk belijden.

Onze harten juichen niet gelijk ze konden juichen.

Het bloeit en geurt niet, gelijk' het kon uitbreken in heerlijke. God-lovende kracht^ en ..de praktijk der godzaligheid laat hier en. daar te wenschen over. Men loept in dezen tijd wel om mystiek en nog e^ns mystiek, doch men bedenke .wel, dat een nauw leven met God nimmer 'bestaan kan, als daaraan zich niet paart een nauw leven voor den Heexe in volstrekte gehoorzaamheid aan Zijn bevelen.

Wordt die gevonden?

O, wanneer wij 'ons ernstig rekenschap geven van den geestelijken toestand, waarin wij verkeeren, zeker, dan danken we onzen God voor het onnoemelij'k-vele goede, dat Hij schenlcen wil, want we zijn nog zoo rij'k, maa, r dan dri.ngt ook de nood, die er is, tot ernstige smee'ldng. Wij-moeten bidden en worstelen. Wij zullen meer pleiten en den Heere aanloopen. Wij hebben te kloppen en te vragen, en Mozes' bede zal de onze zijn: Och, dat al het volk des Heeren profeten ware! Och, dat Gij uw Geest .over ons gaaft! Stort vcw stroomen over ons neer! Werk'krachtig in ons-! Verlevendig ons als in de dagen van ouds! Heere, Uw werk', behoud dat in het leveni;

Dat bidt ge voorailen arbeid in Gods kerk..

Dat moet ge ook bidden voor den strijd in het publieke leven.

Dat zult ge vooral smeeken voor uw eigen ziel.

Daarin 'kan het ook dor en donker zijn.

Zij kan ook kwijnen in nesrgeslagenheid.

Zij heeft eiken dag de vernieuwende kracht des' 'Geestes noodig.

Kom, dan Geest van God.

Och, dat wij allen proleten waren! .

Dat de Heere ons Zijn Geest gave!

Geest des Heeren! kom van boven!

Laaf met uw genadegloed

Alle zielen, die gelooven,

Doe ze blaken van uw gloed!

en bid met de bruid uit het hooglied: ntwaaik noordenwind! en kom, gij zuidenwind! doorwaai mijn hof, dat zijn spiecerijen uitvloeien. O, dat mijn Liefste tot zijn hof k'wame, en ate zijne edele vruchten! (Hooglied 4:16).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 mei 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

Verlangen naar den Geest.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 mei 1924

De Reformatie | 8 Pagina's