GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Middelnederlandsche en moderne bewerkingen van de Beatrijs-legende.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Middelnederlandsche en moderne bewerkingen van de Beatrijs-legende.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

De jaren van voorspoed gingen ras voorbij. Het zilver raakte op. Alles moesten ze te gelde maken, zelfs voor de helft vaji den prijs. Spoedig was ook dit weg. Wat nu te doen? Hun beide kinderen leden soms honger. Bedelen dan? Daaxvoor scha, men ze zich. En al duurder wordt de tijd...

Toen kwam wa.t Beatrys altijd had gevreesd De armoede bracht scheiding:

Die aermoede maecte een ghesceet (maakte scheiding) Tusschen hem beiden, al waest hem leet (hem = hen) Aen den man ghebrac d'eerste trouwe; Hi hetse daer in grote rouwe Ende voer te sinen lande weder. Si en sach en met oghen nye zeder (en = hem, nye = nooit, zeder = sedert).

Daar blijft ze nu zitten met de twee jongetjes. Hoe nu verder ?

De dichter zegt het sober:

Dus ghinc si in een sondich leven. Daartoe is de kuische Beatrys nu vervallen uit nood, om niet te sterven van honger '«om haar kinderen. Dat is der zonde straf, voor haar, die kuischheid zwoer. ledere dag echter bad ze nog om bekeerd te worden „uten sondeliken daden, daer si met was beladen en ze las vlijtig de seven gethiden van onser vrouwen Zoo sleepte ze een ellendig leven voort, zeven langa jaren.

Dan zendt God een groot berouw in haar hart. Liever zou ze zich het hoofd laten afslaan dan nog verder zoo in de zonde te leven. Ze weende „nacht ende dach".

Vrouwe, ie neme u torconden {=: tot getuige) Dat mi rouwen mine son den. Ende sijn mi herde leet (herde = zeer) Der (er) es soo vele.... Ay lacen! wat sal myns ghescien!

Al droeg 'k een haren kleed en kroop op mijn knieën van oord tot oord, nooit zou 'k er mijn zonden mee kunnen verzoenen, zoo zucht ze. Daarvoor is genade noodig. Maria zal ze verwerven. Wie, als eenmaal de Engel Gabriel haar dagelijks met een „weest gegroet" .aanspreekt.

Al waer hi in sonden belet, Ghi souten te gh en aden bringhen. —

Ze neemt haar beide kinderen bij de hand en gaat op reis. Alle trots is nu verdwenen. Ze bedelt nu, van stad tot stad. Eindelijk nadert ze 'het klooster, dat ze 14 jaren geleden ontvluchtte. De avond is gedaald, op haar smeekbede neemt een vrome weduwe haar met haar beide kinderen op'.

Ie sal u deelen weder Dat mi verleent oase here zegt de herbergzame vrouw.

Eenvoudig en toch zielkundig juist is het onderhoud, dat Beatrys met de weduwe voert over het klooster en vooral O'Ver de non Beatrys, die jaren geleden wegliep ..., waarvan zij, de zwerfster, de laatste weken zooveel hoo'rde.

De weduwe wordt verontwaardigd over zulke taal, integendeel er is geen trouwer kosteressei dan zuster Beatrys.

Dat leek onze arme zondares wonderlijk... en alles wat de weduwe zeide, de namen van Jiaiai ouders, alles kwam uit. Zij was die non.

Hoe weende ze dien nachti „Mijn sonden sijn mi soe leet", ze is bijna wanhopig, en zou wel in een gloeienden oven willen kruip'en o-m gereinigd te worden van hare zonden. Ze hoopt op genade:

Ic ben, die altoos genade hoopt Al is 't, dat mi angst noopt (verontrust) Ende mi bringt in groten vare (= vrees) Er was nye (nooit) soo groten sondare Sint 'dat ghi op 't ertrike quaemt (kwaamt) Ende ghi an de cruce wout sterven (cruce = lauis) So ne Eeti (liet Gij) den sondare niet bedervten'; (verloren gaan) Die met berouwenesse socht gnade (genade) Hi vontse, al quamhi spade.

En na gepleit te hebben op 'de genade, die den moordenaar aan het kruis ter elfder ure te beurt viel, eindigt ze:

„Hoe soudic dan syn verscoven (verworpen) Van uwer ontfermecheit, Ocht (indien) mi mijn sonden syn soe leet!"

Zoo valt ze eindelijk in slaap; in een visioe-n hoort ze een stem, die haar opwekt in 't klooster terug te keeren, want Maria heeft yoor haar gediend al die lange jaren van zonde, alsof ze het zelf was.

Ze aarzelt... wil de duivel haar nóg eens verleiden? Indien de stemm'e nog eens kwam en dan nog eens...., dan zou ze het kunnen aannemen. Het geschiedt.

Dan is het Gods stem en nu gehoorzaamt ze. Haar eigen kleederen legt ze op haar slapende kinderen, kust ze vaarwel, en beveelt ze Maria aan. Al bjddend, hopend, vreezend gaat ze den boomgaard in, de deuren van het klooster staan geop'end, haar kleeren vindt ze terug op' dezelfde plaats, waar zij ze 14 jaren geleden ophing. Dadelijk begint ze, evenals vroeger, , alles voor den vroegdienst in orde te brengen, terwijl ze, onder - dit werk door, voortdurend smeekt van alle kwaad te mogen wo'rden bevrijd; hoe vurig bidt ze ook voor haar kinderen, die haar straks zoo zeer zullen missen. Om middernacht luidt ze de klok, alle nonnen komen binnen en 't is haar een wonder, niemand' merkt iets bijzonders.

Zoo bleef ze verder in 't klooster, de , weg van lijden was afgeloopen, de liefde der wereld geproeld', of laat het ons liever zeggen met de woorden; van den dichter: „Dus was die sonders'S (zondares) bekeert".

Nog is echter het einde der beproeving niet gekomen. Al leidt Beatrys een „heilich" leven; ze zucht en beeft nacht en dag, want er is nóg geen rust: rouw in 't harte is niet voldoende, ze moet

haar zonden ook belijden en dat durft zé niet en daiarom smaakt ze nóg de zaligheid van Gods barmhartigheid niet. Wat een worstehng gaa.t er aan die schuldbehjdenis vooraf, maar eindelijk komt ze er toe en dan eerst daalt de eindelijke vrede in haar gemoed. Hoe vurig is haar dank, als ook haar beide kinderen wèl zullen worden verzorgd, want nu is ook de moeder in Beatrys gerustgesteld. In een korte peroratie tot eere van Maria eindigt de dichter. Tot zoover in hoofdtrekken het Middelnederlandsch gedicht. Men heeft kunnen merken, dat het een uitgesproken Roomsch karakter draagt, trouwens het dateert uit de 14e eeuw, er is dus niets anders te verwachten. Maar het zal tevens gebleken zijn, dat de dorre vertelling van broeder Gijsbrecht is uitgedijd tot het verhaal van de bekeering van een non, waarbij het wonder van Maxia een secondaire plaats innam, hoewel de dichter ook zeer zeicer bedoelde den lof vanMaria te bezingen. De Miiddeleeuwsche Biqatrys be-zweek in de verzoeking en leefde in zware zonden, maar ten slotte ontving ze genade en toen zocht zie weer haar heil achter de kloostermuren. Zoo dacht de vrome middeleeuwsche monnik zich den dienst van God. Zeker, wij, kinderen der Reformatie, denken hier gansch anders over, maar dat belet ons niet in dit mooie kunstwerk een fijne kern te vinden, die we weten te waardeeren. Deze dichterprediker heeft ons geen engel-reine figuur geschilderd, maar een zwak menschenkind, een zondares, die de ellende-diepte der zonde leert kennen en van uit zijn standpunt lals roomsch-geestelijke teekent hij ook den weg ter redding: uit de zonde geen bevrijding dan door het kruis van Golgotha. Zonde en genade, dat zijn de beide schakels, die in het leven van Beatrys in elkaar grijpen. Er is alleen leven en redding mogelijk, als genade wordt verleend, al laat de Middeleeuwer Maria hierbij haar hulpe verleenen. Het pleit voor de diepe zelfkeimis van den dichter, als hij zoo de diepte der zonde weet te peilen en zoo weet te schrijven van den weg ter redding. Zou de dichter der Middeleeuwen wel zoo hebben kunnen schrijven, indien hij zelf niet wist en kende?

De Middeleeuwsche Beatrys ging onder in den golfslag der eeuwen. Jn later tijd, in Vondel's dagen, bewerkte een ander Roomsch geestelijke nog eens dezelfde stof, zonder zijn voorganger zelfs maar op zij te komen. In één ding gaf hij van eenige oorspronkelijkheid blijk: hij vermaterialiseerde het mirakel en liet het Mariabeeld van zijn plaats stappen om zoo de vervanging te verklaren! Dian merkt men wederom een paar eeuwen niets meer van de legende. In de 19e eeuw herleeft echter, met de Romantiek, ook de studie der Middeleeuwen. Weer valt de aandacht op de Beatryslegende. We gaan de uitgaven en berijmingen voorbij, die omstreeks 1860 het licht zagen om na te gaan, hoe in onze eigen dagen deze stof sommige onzer dichters heeft getroffen.

We zullen daarbij gelegenheid hebben op te merken, dat de persoonlijkheid van den dichter, zijn denkwijze, zijn zedelijk standpunt en ten slotte en zeker niet hét minst zijn godsdienstige levensbeschouwing van groote beteekenis is voor de behandeling van deze stof.

In de eerste plaats vragen we nu aandacht voor een dramatiseering van de legende.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 februari 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

De Middelnederlandsche en moderne bewerkingen van de Beatrijs-legende.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 februari 1925

De Reformatie | 8 Pagina's