GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Iets over zielkunde.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Iets over zielkunde.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Lezen in de ziel van een ander.

I.

Wanneer we doen aan zielkunde, dan is het noodig, dat we met meer of mindei-e zekerheid iets kunnen vaststellen van datgene, wat in de ziel van een ander omgaiat.

Wanneer toch de zielkunde reden van bestaan heeft, dan zal zij de psychische verschijnselen moeten constateeren en verklaren.

En voor de verklaring der verschijnselen is al dadelijk waar het oude gezegde: „niet het hoofd, maar het hart beheerscht het leven". De beginselen, van welke iemaaid uitgaat, doen hier onmiddellijk zulk een groeten invloed gelden.

Evenwel, daarover willen we het thajis niet hebben. Dat bewaren we nog eens voor later. Immers het zal duidelijk zijn, dat de waarneming, dat het constateeren van onderscheiden verschijnselen moet voorafgaan aan de behandeling van de verklaring dierzelfde verschijnselen.

Wanneer we dan spreken over de onderscheiden verschijnselen op pisychisch erf, dan is het duidelijk, dat het hier onmiddellijk gaat over het lezen in de ziel.

Wat we toch waarnemen is niet anders dan een uiting van iets, dat in het binnenste omgaat, maar dat innerlijke zelf is het niet.

Wanneer ik uit de verte een vrouw zie weenen, wanneer ze handenwringend zich vooroverbuigt op haar stoel, wanneer ze een hoogroode gelaatskleur heeft, wanneer ze haa, r schokkende lichaam bijna niet in bedwang kan houden, dan constateer ik lüt die verschijnselen, die ik waarneem, bij mij zelf, dat die vrouw een groot verdriet heeft. Maar ik zie tenslotte alleen de verschijnselen. Ik zie dat verdriet zelf niet. En dit is typeerend voor alle geestelijke verschijnselen.

Ik kan nu eenmaal niet anders waarnemen, dan de uiterlijke houding. Het is me ten eenen male onmogelijk bij een ander den blik naar binnen te werpen.

En toch constateer 'ik, dat die vrouw verdriet heeft. Waarom? Omdat ik duizend menschen zóó heb zien doen, en ze toen alle gevraagd heb: „wat mankeert er , aan? " en tóen van alle het antwoord ontvangen heb: „Ik heb een groot verdriet"?

Neen, dat is het niet.

Er is iets anders. De waarneming van anderen is voor mij telkens weer een zien van die ander© in het licht, dat ik omtrent mijzelf heb, uit mijn eigen geest, het licht uit datgene, wat ik bij mijzelf heb ontdekt. Ik weet, dat die bonding .van die vrouw die is van de smax't, wijl in mijn besef die houding, indien ze bij mi| zelve aanwezig was, de houding zou zijn van mijn groot verdrriet.

Waarneming van anderen'kan alleen dan een verstaan beteekenen, wanneer ik mijzelf eerst heb waargenomen.

Aan alle lezen in de ziel van een ander gaat vooraf het lezen in eigen ziel.

Nu is het met dat „lezen in eigen ziel" heel eigenaardig gesteld. Men heeft er wel een typischen naam voor gevonden. Men spreekt van „i n t r o-spectie". Onder de „introspectie" verstaat men dan het „naar binnen zien", dat opzettelijk geschiedt, om na te gaan, welke het karakter van de psychische ervaringen en gebeurtenissen is. Waimeer ik b.v. zie, 'dat een dronken vrouw haax kind mishandelt, en ik ben 0|p geen enTcele wijze in staat te hulp te komen, dan kan ik pogen na te gaan: a. wat zag ik gebeuren; b. hoe zag ik het gebeuren, en c. was er geen middel geweest om te hulp te komen?

Maar dat is een zuivere reflectie van hetgeen geschied is als historisch feit. Ik som 'de gebeurtenissen nog eens weer op, en roep ze weer terug in mijn voorstelling. En dat heeft met zielkunde niets, maar dan ook heelemaal niets te maken.

Maar ik kan pok iets anders doen. Ik kan den blik naar binnen werpen. Ik kan me afvragen: „welke waren mijn emoties, toen ik het feit zag gebeuren; hoe werkten mijn gedachten; welke emoties kreeg ik; hoe reageerde mijn ziel op het feit, dat ik ontdekte niet bij machte te zijn hulp te bieden ?

Wanneer ik een roode lap zie — en dit is een veel minder ingewikkeld gebeuren dan het vorige — kan ik me afvragen, welken indruk mijn geest door het aanschouwen van die roode kleur ontvangt, en wat er in mijn geest bij' het beschouwen van die kleur feitelijk gebeurt.

Dan ben ik dus bezig te lezen in mijn eigen ziel.

Nu heeft men echter opgemerkt ('W'.undt b.v.) dat we hier iets willen doen, wat tot de onmogelijkheden behoort. Men zegt: ik kan geen twee • dingen tegelijk doen, of nóg juister: men kan zich niet in tweeën verdeelen, zóó, dat de ziel tegelijk onderwerp is, dat ziet de kleur van die rooje lap, en tegelijk voorwerp is, dat door zichzelf bekeken wordt. Waneer ik nadenk over een moeilijk probleem, kan ik niet tegelijk ook nadenken, wat er in mijn ziel gebeurt, wanneer ik nadenk.

Dat hezwaar is juist. Men kan niet tegelijk subject en object zijn.

Maar er kan wel iets anders 'geschieden. Wanneer er eenig proces in mijn ziel zich heeft ontwikkeld, wanneer er iets in mijn ziel gebeurd is, dan kan ik wel onmiddellijk daarna terugkijken in mijn ziel, en nagaan, wat er nu eigenüjk gebeurde. Dus spreken we dan niet over naa, r binnen kijken, .zonder meer, maar over achteromkijken. Niet van introspectie, majar van retrospect i e moeten we dus handelen.

Dat evenwel deze retrospectie mogelijk is, kan niemand ontkennen. Natuurlijk zal de één meer geoefend zijn, dan de ander in dat terugschonwen, maar een ieder zal tenslotte to't dit soort van zelfwaarneming reeds meer dan eens in zijn leven, ook onbewust, zijn gekomen.

Ja, feitelijk doen we aan die retrospectie eiken dag vaji ons leven. Al is het dan ook niet zóó opzettelijk, dat we nog het recht hebben, dit woord er voor te gebruiken.

Immers, we zien onszelf mét ons leed, zoodra we een voorstelling hebben van onszelf met onze tranen. De houding van onszelf verbinden we onmiddellijk aan den toestand van onzen geest.

Gaan we nu evenwel lezen in de ziel van een ander, dan kunnen we dat alleen, wijl we in onze eigen ziel eens gelezen hebben, en wijl we bijj onszelf hebben waargenomen, wat onze gedraging is onder bepaalde psychische toestanden.

Dat klemt zóó sterk, dat we, wanneer we b.v. bij de bosjesmannen zouden zijn, en we zouden daar zulk een mensch een dwaz^ houding zien aannemen, en wonderlijke gebaren zien maken, dan zouden we hem niet begrijpen; werd ons dan verteld, dat die wonderlijke gebaren behoorden bij' een ritueelen dans, die de vreugde moest uitdrukken, dan zouden we wellicht zeggen: „'t zal wel zoo zijn, — ik begrijp alleen niet, wat dat met blijdschap heeft te maken, dat je zoo met je armen, om je heen staat te zwaaien".

Het lezen in de ziel van een ander is ons alleen mogelijk, wanneer we bij onszelf een soort gelijkluidende lectuur ook eens lazen.

Extrospectie (waarneming van anderen) is alleen dan met resultaa, t mogelijk, wanneer we daaraan doen voorafgaan intro-, of retrospectie.

Maar hiermee zijn we er niet.

Immers we hebben in de meeste gevallen groote neiging, dan ook de speciale eigenschappen en bizondere hoedanigheden van onzen eigen persoon te verbinden aan hetgeen we bij een ander ontdekken. „Het spreekwoord van den waard en z'n gasten bevat een diep psychologischen zin", merkt Fr. Rombouts in dit verband op. En dat is juist. De neiging tot het veralgemeenen van onze eigen zielshoudingen, is heel sterk. Vandaar dan ook, dat onze verklaring van andere houding altijd weer iets héél subjectiefs blijft.

Kijk, zielkunde is iets, dat ons wel heel bescheiden moet maken in ons oordeel over anderen. Dat zagen we reeds, toen we het hadden over „de prikkels" en dat blijkt ons ook hier weer.

We hebben dan ook bij datgene, wad wij', op grond vaan onze eigen ervaring, onze zelfwaarneming meenen te mogen constateeren omtrent hetgeen in anderer ziel omgaat, tenslotte daarbij' noodig de zelfmededeeling van dien ander.

Nu is die zelfmededeeling tot op zekere hoogte

reeds te vinden in „de houding", in het üiterHjk verschijnsel. Inamers er zijln verschijnselen, die nietliegen.

En bij die uiterlijke verschijnselen zijn er, die een vrij duidelijke taal spreken. Véél klaarder taal, dan velen schijnen te weten.

Wat toch is het geval? De meeste menschen denken, dat alleen de trekken v^n het gelaat spreken en uitdrukken de taal, die er in de ziel klinkt. Maar zóó is het allerminst. Het meest vriendelijke gelaat kan het grootste geduld veinzen, terwijl de voeten de waarheid zeggen. Vooral dames laten heel veel uit haar zielen lezen door de beweging van de voeten. Misschien door hèt lichtere schoeisel en de grootere impulsiviteit.

Wanneer ge met een dame bezig zijt wat dringend te spreken over een óf andere gewichtige aangelegenheid, en zij zit u met het meest vindelij'ke gezicht van de wereld helangstellend te volgen, zoodat ge denkt; ze schijnt geduldig te zijii, en gaarne te hooren naar wat ik zeg — wanneer ge een kleine berisping moet geven, en zij blijft maar luisteren — denk dan niet, dat ge 'met een „engel van geduld" te doen hebt, zoolang ge niet héél even hebt gekeken, hoe de houding van haar voeten 'is. Wanneer ze nu eens de punt, en dan weer de hiel van haar voet tegen den grond drukt, dan is de juffrouw héél erg ongeduldig, en is haar houding niet anders dan een voorwendsel — waar ze dan in den regel haar reden wel voor zal hebben.

Als ge tegen iemand, die u een verhaal heeft verteld, zegt: „maar man, denk eens na, oif het wel werkelijk zoo was", dan z.ai hij^ misschien even voor zich uitstaren, en zeggen: „ja, ik vergis me niet". Maar heeft bij het voor-zich-uitzien niet óók de wenkbrauwen gefronsd, dan hebt ge vermoedelijk te doen met een opsnij'er, of in ieder geval met iemand, die op dat oogenblik niét nadenkt, zooals gij hem verzocht, — want diep nadenken brengt steeds mee, dat iemand min of meer duidelijk zijn wenkbrauwen samentrekt.

En zoo is er wel meer; later vertellen we daarvan nog wel eens iets.

Maar men ziet, dat op die wijze het lezen in de ziel van een ander ook een soort „kunst" kan worden, — in de samenleving een „kunst", die heel veel ^teekent, — zij het dan ook, dat men niet immer aangename ontdekkingen doet.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 mei 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

Iets over zielkunde.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 mei 1925

De Reformatie | 8 Pagina's