GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Iets over zielkunde.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Iets over zielkunde.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Lezen in de ziel van een ander.

II.

Een andere manier om iets te lezen in de ziel van een ander is deze, dat men aan uiterlijke kenmerken poogt te zien, wat iemainds a, anl'eg, begaafdheid, neiging of iets dergelijks is. Natuurlijk bewegen we ons hier op; ©en ander terrein, dan wanneer het er om gaat, te zien, welke gedachten, welke indrukken iemand op een bepaald ©ogenblik heeft. Maar toch is het hi©r ook e©n t©rrein, waarop men min of meer van een „resultaat" kan spreken.

Ging het een vorig maal over het tijdehjk optredende verschijnsel, thans gaat het over de blijvende eigenschappen.

Het is b.v. van groot gewicht te weten, wellce de aanleg is van iemand, en welke mogelijkheden er voor zijn leven aanwezig zijn. Natuurlijk zeggen wij als christenen die dingen niet, zonder daa, rbiji immer in het oog te houden, dat het gaat om betrekkelijk relatieve waarden. Wanneer iemand aanleg heeft voor diefstal, stel zulks zou kunnen worden uitgemaaki, dan beteekent dat nog niet, dat hij nu stellen moet of mag. Dit zijn dingen, di© onder ons vanzelf spreken, en waaromtrent geen nadere verklaring noodig is. Stel, er is iemand, die grooten aanleg heeft om te heerschen, dan beteekent dat nog niet, dat hij ook onder alle omstandigheedn tot heerschen zal worden geroepen. En nooit gaat iets mechanisch. Ook de man, die aanleg heeft voor wiskunde, zal bij het beoefenen van die wetenschap toch steeds de hulp© en de leidirig van zijn God behoeven.

Maar bij al deze dingen blijft het toch ook wel vaststaan, dat er door God zelf in onderscheiden menschen ook onderscheiden aanleg en gave is gelegd.

Nu zou het natuurlijk van groote beteekenis zijn, wanneer er zeker herkenningsteekenen bestonden, om dien aanleg te kunnen constateeren, en wanneer er een bepaalde feillooze methode was, om te zien, wat er in iemands ziel in kiem verborgen lag.

Naar zulke methoden heet men gezocht.

Een der eerste methoden is zelfs min of meer populair geworden. Wanneer we den naam van La va ter noemen, dan begrijpt ieder, wat we bedoelen.

Lavater meende in staat te zijn de menschen van zijn tijd — hij leefde in de laatste helft der achttiende eeuw — te overtuigen, dat hij door zijn gelaatkimde kon leeren, wat er zooal in den geest des menschen moest zijn verborgen. De typen, die hij meende te ontdekken, brachten heel wat tongen en gemoederen in beweging. In zijn tijd heeft hij ongetwijfeld een grooten invloed geoefend.

Deze wetenschap, de fysionomiek, heeft het evenwel niet lang gemaakt. Maar al te spoedig bleek, dat de zoogenaiamde resultaten, tot welke Lavater kwam, ten eenenmale onbetrouwbaar waren, en dat er van eenig vaststaand resultaat niet kon worden gesproken. Zeker, er zijn wel opmerkingen gemaakt door Lavater, die juist zijn. Maar in het algemeen heeft toch zijn wetenschap afgedaan.

Eigenaardig is wel, dat door zijn werk een typisch woord in onze taal een soort burgerrecht verkreeg. Het in de platte spreektaal gebruikte woord „fieselemie", voor aangezicht, is vooral door Lavater bekend geworden.

Een andere methode, om zekere vaststaande gegevens te vinden in den uiterlijken bouw van den scehdel voor de kwaliteiten en capaciteiten van de ziel, is die van Gall, die in het begin van de negentiende eeuw school maakte.

Uitgaande van de gedachte, dat bepaalde vermogens der ziel hun plaatselijke centra hebben in de hersenen, dat die vermogens dus op een bepaalde manier in steeds dezelfde deelen der hersenen voorkomen, en daar dan ook een sterkeren uitwas der hersenen veroorzaken. (Frenologie).

Gevolg evenwel van deze meer ontwikkelde hersenplekken zijn dan ook de meer ontwikkelde schedeldeelen, zoodat er dan b.v. op dien scTiedel een soort verhevenheid valt waar te nemen, zoodat er zooiets als egn uitpuiling ontstaat. Van buitenaf kan dus worden waargenomen, zoo zeide Gall, waar in de hersenen een sterkere ontwikkeling aanwezig is, dus ook waar de bizondere aanleg van iemand ligt. Immers, zoo zeide men, — en dat is in het algemeen wel waar — de oentra voor bepaalde functies zitten bij alle menschen steeds op dezelfde plaats.

Natuurlijk kan men met , deze theorie de koddigste grappen verkoopen.

Dat is dan ook meermalen gebeurd, en zelfs zijn er heele verhalen, die als een geestige parodie op „het knobbelsysteem van Gall" zich aandienen. Toch schijnt er in deze richting wel iets meer te zitten, dan dergelijke gra.ppeiunak; eri| ons zou doen vermoeden. Dat b.v. in onze dagen iemand als Möbius van deze theorie nog al iets verwacht, zegt toch wel iets.

Maar natuurlijk, men kan ook hier te ver gaan. Immers gr doen zich vragen voor, die in verband staan met de kwestie, of ieder een even dikken schedel heeft, en of niet andere oorzaken, dan de hersencentra-verdikking, uitpuilingen kunnen doen ontstaan. Beide deze vragen moeten ongetwijfeld in de voor de theorie van Gall ongunstigen zin worden beantwoord.

Maar vast staat wel, dat ook hier het laatste woord nog wel niet zal zijn gesproken, ofschoon we nu ook juist weer niet zoo heel veel, in ieder geval niet alles van deze richting verwachten.

Op geheel ander terrein ligt de derde methode.

De eerste twee bemoeiden zich met de uitdrukking van het innerlijk in het uiterlijk, althans in uiterlijk zichtbare deelen vain het lichaam.

De derde methode, die we noemen, gaat van een andere grondgedachte uit, en is daarom ook niet geheel zuiver parallel-loopend te zien met de eerste twee.

Deze methode toch stelt voorop de gedachte, dat elke beweging van het menschelijk lichaam een bepaalde typeering heeft, die ten nanwste samenhangt met de eigenaa.rdigheid van zijn innerlijk zijn. Niet de bewegingen zelve, maar de eigenaardige typeering, de nuance, doen ons iemand kennen. De volkswijsheid zegt immers, dat men iemand het verst kent aan „zijn gang", en in de kinderen vinden velen de manier van doen van de ouders terug, ook al lijken ze van gelaat en gestalte niet op de ouders.

Welnu uitgaande van deze gedachte kwam de fransche abbé M i e h on, die ongeveer het midden van de vorige eeuw leefde, op de gedachte, dat dan ook in het handschrift, dat immers ontstaat door een buitengewoon saamgesteld bewegen van de vele spieren vaai hand en arm, iets typeerend moest zijn te vinden, voor het karakter van hem of haar, die schreef.

Dus ontstond de „schriftkunde", of, om verwarring te voorkomen, 'beter de handschrift-karakter-kunde genoemd (grafologie), die bedoelt, uit iemands gchrift zijn karakter te verstaan.

Natuurlijk ligt ook hier een prachtterrein voor ieder, die van fantaseeren houdt.

Zoodra ge te doen hebt met het terrein van 'het min of meer onbekende en oncontroleerbare, treden de amateurs op, die op hun wijze er ook wel iets van weten, en zoo een wetenschap in discrediet brengen. Een man als J.a, min evenwel heeft getoond, dat er in deze richting wel iets is te bereiken.

En al mogen we nimmer vergeten, dat het hier een wetenschappelijke methode geldt, en geen kunstjesmakerij, toch hebben we o.i. in de grafologie iets, dat werkelijk wel eenig resultaat kan brengen. Maar ook deze wetenscha, p moet zich nog veel verder ontwikkelen zal er van eenigszins vaste resultaten kunnen worden gesproken.

Intusschen hebben we tenslotte deze methoden niet meer zoo noodig. Immers er zijn allerlei arndere, goed gecontroleerde proeven gedaan, die bewezen hebben, dat voor het onderzoek van bepaalde terreinen op het breede veld van het psychische leven en methoden zijn aan te wenden, die veel betere en veel meer betrouwbai-e resultaten geven.

Bij de genoemde methoden toch missen we: ten eerste, een voldoende rekening-houden met het feit van de steeds aanwezige eenzijdigheid van den onderzoeker. Hij kan zichzelf niet controleeren. Hij werkt niet met objectieve instrumenten, maar met zijn vingers en zijn handen, met zijn oogen en zijn tastzintuigen; ten tweede is er steeds een veel te weinig besef, bij deze methoden, van het ontzaglijk gecompliceerde van zooiets als aanleg en vermogen.

Werkelijk, dat is niet enkel een kwestie van een meer of minder ontwikkeld hersencentrimi.

Het leven is meer gecompliceerd dan het op het eerste gezicht schijnt. Aanleg is niet enkel een kwestie van „tot iets in staat zijn, omdat men er den knobbel voor heeft". Immers verleden en afkomst, interesse en opmerkingsgave, uithoudingsvermogen en juistheid van zintuigelijke waarneming (we noemen maar enkele, door elkaar) en zoovele meer, hebben in het leven een invloed van ongekende beteekenis, ook daar, waar onjectief gezien, wel aanleg aanwezig is.

Willen we iets te weten komen omtrent iemands aanleg, dan zijn andere methoden noodig.

Methoden, waarbij men ook rekening kan houden met den samenhang van de onderscheiden differenzen in de zoo saamgestelde menschelijke ziel.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 mei 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

Iets over zielkunde.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 mei 1925

De Reformatie | 8 Pagina's