GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Troelstra-hulde.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Troelstra-hulde.

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op het „Demonstratief Congres" op het laatst van de vorige en in het begin van deze week öoor de S. D. A-i'. en het N. V-'V. gezamenlijk gehouden, werd de afgetreden sociaal-democrat(ische leider gehuldigd.

Het moet een meewar^ gezicht geweest zijn: dieni ouden man met uitgeputte zenuwen, wiens stem telkens Stokte op het podium om geestdriftige toespraken aan te booren.

En toch, hoezeer wij in hem onzen politieken, geestelijken tegenstander blijven zien, hoezeer wij den verderfelijken invloed, welke van hem op ons volksleven: is uitgegaan betreuren, dit eeren we in hem als mensch, , dat hij vocht voor een beginsel en daarvoor zichzelf op het altaar lei.

Of de heer Vliegen niet overdreef, toen hij Troelstra met Thorbecke en Kuyper tot de drie groote staatslieden in Nederland rekende, laten wij daar.

Maar toegegeven moet worden, dat hij tot de groote politici van ons land heeft behoord.

En hierin kunnen ooTc wij van heni leeren: zijn kracht school in zijn ideaal en 'in vasthouden daaiif aan, in zijn beginsel.

De theorie, welke werd opgesteld om dat beginsel te rationaliseeren, wierp hij, wanneer hij haar niet meer handhaven kon, fluks overboord.

Het historisch materialisme kon hij op den duur niet gebruiken. Orthodox Marxist was hij niet.

Omstreeks 1903 sprak hij het openlijk uit, dat dö theorie de praktijk moest volgen.

Maar zijn beginsel verliet hem nooit en wees hem| ook in de praktijk den weg.

Als politikus verajiderde hij menigmaal van koers.. Anders had hij geen politüms kunnen zijn. Als taktifcus stelde hij zijn tegenstanders voortdurend voor het raadsel, wat hij in het schild voerde. Zelfs zijn „vergissingen" buitte hij nog uit.

Maar zijn beginsel en doel: suprematie van , , het proletariaat", verloor hij nooit uit het oog.

In dat opzicht kan hij als voorbeeld gesteld.

Dat heeft ook zijn grootheid uitgemaakt.

Poevelen weigeren niet hun talenten in dienst te stellen van hun beginsel.

Jammer, dat Troelstra's beginsel van deze wereld was! Doch ons beginsel is van boven.

Hoe behoorden wij daarvoor dan niet te ijveren, al zouden we door dien ijver ook worden verteerd!

Sportexcessen.

Sport is een sociaal belang, omdat de maatschapp^ met een geslacht, dat oek lichamelijk sterk is, wordt gebaat.

Maar sport wordt onsociaal, zoodra ze overslaat tot overdrijving, waarvoor ze al heel licht gevaar loopt.

Prof. Dr O. Lanz, wiens autoriteit op dit gebied' onbetwistbaar is, ziet dit gevaar zoo ernstig in, dat hif zelfs meende in zijn rectorale overdrachtsrede ertegen te moeten waarschuwen.

Naar aanleiding van het feit dat de ploeg der Studentenroeivereeniging Nereus te Zurich het kampioenschap van Europa had verworven, zegt spreker: Wanneer niet als doel beoefend, doch slechts als fcniddel — mens sana in corpore sano — lioud ik, aldus merkte spr. op, veel van sport, bedreven binnen de perken van het gezonde menschenverstand en niet indruischend tegen de belangen van het hart. Maar ik inoet bekennen, dat mij de sportwoede van heden wil voorkomen als een psychische epidemie, als een degeneratieverschijnsel; en de plaats, die tegenwoordig aan de sport door onze groote dagbladen wordt ingeruimd, lijkt mij een onbehoorlijke concessie aan de sportmaniakken. Er bestaat een al te groote neiging om gedurende den zoogenaamden rusttijd, die voor ontspanning gebruikt dient te worden, de spieren Imaximaal in te spannen tot het leveren van een zoo groot mogelijke hoeveelheid (improductieven) arbeid. Dit komt mij des te bedenkelijker voor, omdat hierbg in betrekkelijk korten tijd, ook van de hartspier en liet daarmee samenhangende vaatstelsel veel meer arbeid geëischt wordt, dan ooit gedurende een langen, nuttig besteden v/erkdag. Het heeft mij dan ook geenszins verwonderd, bij de een of andere dezer wedstrijden offers te zien vallen, en ook, dit jaar weer als medicus ©en der jongelieden te hulp te mogenj snellen, die tegen de eischen van een wedstrijd niet opgewassen bleek. Wisten de sport-aanbidders maar, welke de gevolgen voor den lateren leeftijd zijn! — Als chirurg ben ik steeds bang een sportman' te moeten opereeren; het sporthart verdraagt de narcose bijzonder slecht, zooals het ook tegenover infectieziekten weinig weerstand heeft. Ook wil het mij schijnen, vervolgde prof. Lanz, dat „trainen" voor ide een of andere „match", zooals dat in onberispelijk Hollandsch heet — dient uitgesteld te worden tot na het volbrengen van de geestelijke dagtaak van den student.

Spr. trad hier nader in en wel in verband met den indruk, die het op de mindeigegoeden, die toch al onder den invloed van bolsjewistische leeringen minder eerbied voor geestelijken arbeid hebben, moet maken, wanneer zij 's morgens op de Amstelbrug een schouwspel zien, alsof de Anistel de studeerkamer der studenten is.

Het valt te hopen, dat menigeen zich door Prof-Lanz zal laten gezeggen.

Het sporthart sta velen als schrikbeeld voor oogen.

Ook zijn laatste opmerking verdient behartiging.

Sport wordt door intellectueelen soms beoefend ten koste van studie-en andere belangen. Inderdaad kan daardoor bij de massa het respekt voor de geestelijk© arbeiders dalen. Dit werkt verscherping van sociale konflicten in de hand.

Uit het een en ander zijn ook lessen te trekken voor de Olympiade in 1928. De moeite, welke het comité moet doen om de noodige fondsen bij elkander te krijgen en de betrekkelijke gemakkelijkheid, waarmee voor Borculo en andere geteisterde plaatsen binnen korten tijd twee miljoen zonder eenige overheidssteun bijeen kwam, steken wel sterk tegen elkander af. Dte massa voelt voor zulke sportieve ondernemingen minder dan men misschien uit een uitverkocht stadion zou opmaken.

De voetballende, tennissende, roeiende jongelui, die zich niet ontzien de beste uren vain den dag voor hun vermaak stuk l; e slaan, mogen weleens meer om hun sociale verantwoordelijkheid denken.

Dan — elke zaak heeft meer kanten. Prof. D'r H. F. Nierstrasz, rector-magnificus te Utrecht, naderde dit punt van een heel andere zijde.

De toelating vermeldende van dr W; . P. Hubert van Bleyenbergh als privaat-docent in de faculteit der letteren en wijsbegeerte om onderwijs te geven in de theorie en de practijfc der lichamelijke opvoeding, wees spr. er op, dat dit feit met instemming begroet werd en des fe meer nu deze heer naast zijn theoretisch onderwijs ook practische oefeningen' geeft. Het groote nut van deze laatste valt niet te ontkennen, het 'is alleen maar jammer, dat door de hoogleeraren weinig of geen deel aan deze genomen wordt. Hoezeer zouden toch geregelde lichamelijke oefeningen ten goede kunnen komen aan personen, wier arbeid bijina uitsluitend berust op inspanning van den geest! Mensana in corpore sano! Daarom zou het gewenscht zijta., dat hierin verandering kwam. Die g'eheele senaat in bet gelid, één-tWee, links-rechts! Ik kan mij; voorstellen, dat de aanblik hiervan eenigszins eigenaardig zou zijn, maar daaraan gewent men spoedig. En men zou eens bemerken, hoezeer dergelijke lichaamsoefeningen verfrisschend werken op den geest. Hierin moest de Piegeering ingrijpen; zij zou moeten gebieden dat ieder hoogleeraar de genoemde lessen moet volgen. Ddt nieuwe privaat-docentschap zou op deze wijfee een zegen blijken te zijn voor onze universiteit.

Men kan zich d© hilariteit voorstellen, welke dit licht spottende woord zal hebben verwfekt.

Toch sloeg hij al schertsende raak. Heel anders dan in Amerika dragen de meeste hoogleararen bier voor voldoende lichaamsbeweging w^ellicht niet genoeg zorg.

Samenspel van studenten en hoogleeraren zou wel een rem tegen overdrijving geven.

Gelijk mij onlangs op bijzondere manier werd. duidelijk

Geleerd „proletariaat”.

Geleerd „proletariaat" is een uitdrukking, welke geen nadere verklaring behoeft en ook door niet-sociaJisten wordt gebruikt.

Wel een bewijs, dat de aanraking met het socialisme toch ongewild en onbedoeld vlekken achterlaat.

De gedachte aan een dreigende wantoestand, waaronder zich een aanzienlijk geleerd „proletariaat" zou vormen, alsmede de eisch van zuinigheidspolitiek heeft ongetwijfeld de vorige minister van Onderwiijs, Dir J. Th. do Visser, ertoe bewogen bij de Universiteiten te iinformeeren, hoe de ; s)teeds wassende toevloed van studenten een weinig kan Worden gestremd.

In enkele rectorale overdrachtsioraties ^v'erd daarop gereageerd.

Te Leiden liet Prof. Mr A. J. BJok zich er in deizer voege over uit:

Die toeneming van het aantal studenten is een verschijinsel, dat zich ook aan andere universiteiten, ' heeft voorgedaan. Zij is zoo snel in haar werk gegaan, dat hier gelijk elders het onderwijs daarvan practische moeilijkheden heeft ondervonden. Al wil ik die moeilijkheden niet onderschatten, al wil ik ook toegeven, dat onder degenen, die het academisch' onderw^ls volgen, er zijn, die de voor eene univer, sitaire .opleiding noodige eigenschappen niet in vol-Idoende 'mate bezitten, ik geloof niet, dat een 'kunstmatige beperking van overheidswege de aan den be-^jstaanden toestand klevende fouten zoude kunnen wegnemen. Wil men niet het gevaar loopen, dat' in de natie sluimerende krachten voor de wetenschap te loor gaan, en wil men niet afbreuk doen aan het beginsel, , dat zooveel mogelijk een ieder in de gelegenheid moet worden gesteld zich in de maatschappij de plaats te 'veroveren, waarop zijn aanleg, volharding en karaktereigenschappen hem aanspraEik geven.

In gelijken geest sprak Prof. Nierstrasz 'ie Utrecht.

Deze toeneming van het aantal studenten, hoezeer ook sprekend voor den bloei onzer universiteit, is toch wel' ©enigszins benauwend, omdat men zich afvraagt, waar toch al die vp'eetgierigen na afloop hunner studiën blijven moeten en omdat de kosten van het hooger onderwijs hierdoor steeds zullen moeten stijgen. Men kan zich dan ook niet verwon-i deren, dat dit vraagstuk ook aan de regeering zorgen baart. Zij heeft zelfs middelen beraamd om in het euvel te voorzien. In de betreffende missive van den minister van onderwijs 'Werden ©enige middelen aan de hand gedaan, waardoor het aantal studenten direct zou kunnen worden beperkt. Spr. besprak deze middelen en concludeerde: dergelijke middelen helpen niets en er is geen redelijk middel aan de Jiand te doen om het euvel te stuiten. Het universitair onderwijs moet voor allen vrij zijii, ieder moet gelegenheid kunnen vinden zijki gaven, in welke richting ook, te kunnen ontwikkelen; iedere kunstmatige beperking zal leiden tot schade van vrife wetenschap en cultuur en daarom ook tot schade van onze volkskracht. Practisch is het - vraagstuk onoplosbaar, maar het zal hiermede wel gaan, zooals steeds in dergelijke gevallen geschiedt: alles zal zich op den duur wel regelen volgens de quaestie van vraag en aanbod, die toch ook het studeeren aan de universiteiten beheerscht. Maar Zoolang deze laatste nog niet heeft doorgewerkt, is het ©en dure plicht der regeering om te zorgen, dat het onderwijs op peil gehouden zal - Worden en dat ieder, di© studeeren wil, zal kunnen krij'gen Wat hij noodig heeft.

In het verslag van de rede van Prof. Dr F. M. Th. Böhl komt deze passage voor:

In dit verband gaf spr. als zijb. meening te kennen, dat in ©en kunstmatig© beperking van het aantal dergenen, die hooger onderwijs begeeren, geen heil is te zien. Het weren van onbekwame en ongeschikte elem'enten uit de leerzalen der universiteit is de natuurlijke taak van de inrichtingen van voorbed reidend onderwijis, met name vaii gymnasium en hoogere burgerscholen. Het zou principieel verkeerd zij!n. hen, die met goed gevolg de voorbereidende studio voltooiden en tot de universiteit werden toegelaten, vóór deze toelating opnieuw aan een schifting te onderwerpen.

Van hetzelfde gevoelen is ook Prof. C. Feldmann van de Technische Hoogeschool te Delft.

Het is moeilijk, zelfs gevaarlijk te pogen aan dezen wisselenden toevloed van studenten door ingrijlpen van 'hooger hand leiding en regelmaat te willen, verleenen. Spreker ontveinst zich geenszins, dat er op het oogenblik in sommige studieinrichtingfen meer ingenieurs gediplomeerd worden dan dadelijk geplaatst kunnen worden. Er schijnen zWakke teekenen te zijn van een opleving en van ©en hernieuwde kans om onze afgestudeerden ook weer, zooals voor den oorlog in het 'buitenland t© kunnen plaatsen.

Spreker wil niet toegeven, dat het gewensch^ zou zijn het aantal ingeschrevenen aanzienlijk te zien dalen en zou het totaal verkeerd achten, om het daarheen te sturen, dat de Vrijheid van Inschrijving b.v. door vergelijfcende examens of door kunstmatige middelen zal worden beperkt.

Natuurlijk zou het prettig zijn om ©en eenvoudig middel te bezitten om al of niet geschiktheid voor de studie vast te stellen. Men heeft in Amerika getracht dit uit te maken door van een groot aantal studenten den schedelomvang te m'Cten. Dit kinderlicjfc-na'ievo middel faalde natuurlijk. Bij het slagen in bet leven zijn er nog zoo 'veel ander© belangrijke factoren in het spel.

De Handelshoogeschool te Rotterdam staat voor dit probleem niet. Daar is de daling der laatste jaren nog niet tot staan gekomen. Toch werden er dit jaar meer studenten voor het eerst ingeschreven dan het vorige.

Maar anders is er over heel de linie stijging.

Ook wij zijn van oordeel, d, at kunstmatig ingrijpen hier geen uitkomst bieden kan.

Men zit trouwens met de vraag: waar dan heen? .

Er is niet alleen een teveel aan studenten, niet alleen aan inteUektueelen in den runneren zin, maar zelfs aan handarbeiders.

Het gevaar der werkloosheid is nog niet bezworen. Wij hebben hier dus te doen met een algemeen verschijnsel.

Wel dient o.i. gewaakt, dat aan den eisch van goede klassieke vorming om aan de Universiteit te studeeren en te promoveeren strenger de hand worde gehouden.

Hier mag de Regeering weleens de hand in eigen boezem steken.

Het wetje-Limburg en de vergemakkelijking voor hen, die het eindexamen aan economisch-litteraire hoogere burgerscholen aflegden, waren o.i. een stap in ver-, keerde richting.

Merkwaardig mag liet genoemd, dat in de recl; orale oraties alleen de rector-magnificus van de Handelshoogeschool te Rotterdam hierop wees.

Men zou het van die inrichting zeker niet in de eerste plaats verwacht hebben.

Wat prof. Dr N. J. Polak te dien aanzien refereerde, is de behartiging waard.

Vervolgens wijdde spreker eenige beschouwingen aan de eischen van toelating tot d© studie, voornamelijk aan de vraag, of de einddiploma's van economisch-litteraire hoogere burgerscholen en van handelsscholen voldoenden waarborg bieden voor geschiktheid om tot academische sl; udie over te gaan. Sprekers antwoord op die vraag moet ontkennend zijn. Met alle waardeering voor den bedoelden tak van het middelbaar onderwijs als voorbereiding voor het maatschappehjk leven, met erkenning van het algemeen vormend karakter der H. B. S. A, meent hij erop te ünoeten wijzen, dat breede algemeene ontwikkeling niet hetzelfde is als voorbereiding voor academische studie. De student aan universiteit en hoogeschool, in welke richting hij ook studeere, heeft naast die algemeene ontwikkeling noodig oefening in het abstracte denken, voorbereiding voor het scherp stellen en het exact uitwerken van prolilemen. Bij de gymnasiale opleiding wordt die oefening verkregen door de oplossing van de talrijke problemen, die in de gecomprimeerde oude taal, in de willekeurige woordschikking der klassieke teksten opgetast liggen; de H. B. S. B vindt vooral in de wiskunde en ook in de natuurwetenschappen materiaal te over om het ab-'stracte denken te oefenen. Het litterair-economisch (middelbaar onderwijs heeft geen vakken, welke te dezen aanzien equivalent zijn te achten. De moderne talen leveren niet zulke problemen op, dat aan de hand daarvan de academische studie wordt voorgeoefend en het onderwijs in de economie en de economisch georiënteerde vakken kan; ook wanneer tmen aan het economisch karakter der school niet) de beteekenis wil geven van gericht op de handelspraktijk, op een H. B. S, niet dieper gaan dan beschrijvii^ der maatschappelijke verschijnselen: voor theoretisch© economie, voor behandeling van econotoiische problemen is de schooljongen nog niet rijp. Naar sprekers meening is er dan ook aanleiding om te overwegen, of de toelating tot de examens, die den weg bereiden tot het doctoraat in de handelswetenschap, niet, onder voldoende overgangsbepalingen voor hen, die op de thans vigeerende regeling hebben gerekend, moet wor'ten beperkt tot hen, die leen einddiploma gymnasium of H. B. S. B hebben behaald öf een daarmee overeenkomend getuigschrift hebben verkregen.

Maatregelen om het met de klassieke vorming weer nauwer te gaan nemen, zouden niet ten doel mogen hebben het aantal studenten te beperken.

Zij zouden moeten getroffen in het belang van het Universitaire onderwijs zelf, om dat op peil te houden.

Maar wel zou beperking er een gevolg van kunnen zijn.

Doch afdoend kan dit gevolg niet wezen,

Dat kan eerst verwacht worden, wanneer er aan de sociale malaise ten onzent een einde fcomt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 september 1925

De Reformatie | 12 Pagina's

Troelstra-hulde.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 september 1925

De Reformatie | 12 Pagina's