GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Over de „Franciscus-herdenking".

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Over de „Franciscus-herdenking".

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is al weer een lieeleu tijd geleden, dat ik op den Haarlemschen Bondsdag van Jongelingsvereenigingcn op gerefoxmeerden grondslag het genoegen had, te spreken en te trachten te spreken (dit laatste vanwege de repietitie in een al te (warme zaal) over „Kop of Staart".

, Dezer dagen dacht ik daar aan terug. Immers, in dit opwekkend woord handelde ik over de profeten, die Jesaja in zijn dagen naast zich, vaak ook tegenover zich, zag optreden, om aan het geestesleven zijner dagen op. hun manier leiding te geven. Hij noemde hen' profeten, niet van den 'kop, m.aar van den staart. Voor ons gevoel heelt zulk een naam direct 2 elementen in zich: we vinden het ietwat komisch; we zouden het haast niet in een preek durven nazeggen, zelfs, als we van de „tale Kanaans" ons niet plegen te bedienen ; en we vinden het ook nog al scherp; voor veel menschen beteekent dat (abusievelijk) hetzelfde als: onbroederlijk. i»'f'': *Sl", :

Evenwel van zulke kritiek trok Jesaja zich'vast niets aan. Want de herinnering, dat er „profeten", leidslieden, zijn, die aan den staart, en niet aan den kop herinneren, is allesbehalve „komisch"; het verband van Jesaja's rede wijst nadrukkelijk deze onderstelling af (men leze maar eens bet zeer ernstige hcofdstidc 9 na). En voorts is Jesaja niet onbrocderlijk; integendeel, zijn opbouwende manier van de waarheid zeggen is in lioo^ge mate stichtend en daarom stichtelijk.

Het gaat bij \Tesaja om de taxatie'van die leidslieden, die niet meer vooruitgaan aan, de feiten en de stroomingen, maar daarbij achter^ aankomen. Zij kijken soms de kat uit den boom, om heel voorzichtigjes bij de „bovendrijvende opinio" zicli aan te sluiten. Anderen staan daar te hoog voor; zo spreken eeriijk hun g. i g © n meening uit (want de bewijzen liggen voo^r het grijpen, dat onder Jesaja's tijdgenooten er heel wat.waren, die hij valsche profeten noemt, en die f o c h een overtuiging hadden, waar ze voor streden). Toch valt óók op hén de critiek' van „staart-profeet" te zijn; immers, ze bouwen geen huis op eigen fundament, en ze geven geen structuur naar eigen stijl, en ze werken geen preek hit naar eigen thema en beginsel, maar ze volgen de , , aanzienlijken", ze komen achter de markante figuren aan. Ze kijken niet uit eigen oo'g en ze doen, al zij'n ze in Israël, het openbaringsvolk, opgenomen, ze doen hun best niet voor den moeizamen arbeid van: opbouw van leer en leven uit eigen positief beginsel en geestelijk bezit. Dat maakt, dat ze niet in deai ko'p zitten (die vooropi gaat) maar in den staart. Die komt altijd-achteraan en is het minst aanzienlijke deel van het beest. Als het nog een deel is.... er zijn ook beesten, die den staart missen.... en het beest is noig beest. Ge kunt den kop niet afslaan, zonder dat het beest in kwestie erbij neervalt. Maar een staart kan er af, en de zaak marcheert toch verder.

Helpen kan ik het niet, dat dezer dagen veel me heriiniert aan de staartprofetie. Er ^zou hier veel te noemen zijn; maar met een enkel verschijnsel volstaan MG dezen keer: ik bedoel de dweperij met den Roomschen heilige Franciscus t'an Assisi.

Dezer dagen kwam me in handen.het zeer fraai uitgevoerde werkje: Der Heilige Franz von Assisi von Fritz Kunz. Mit Text von Heinrich Federer. Verlag der Gesellschaf t f ür C hr i s tlich e Kunst, G. M. Bi. H., M ü n c h e n. Het is in 1908 verschenen, maar uitstekend geschikt om in' deze nieuwe rubriek van 'ons blad aanleiding te' zijn voor de in 1926 komende herdenking van Franciscus van Assisi, die in 1226 stierf, , •

* * * ^-fümm' at er .2 groepen van lezers" ifetf-'.:

tikje ontevreden zijn. i^^gjp^ De eerste mompelt: -duftscïi werk; maar om „üe PLeformktie" te lezen behoeft men toch geen duitsch te kennen? Ik zou déze bezwaarde lezers er op willen wijzen, dat in genoiemd boek behalve den tekst ook zeer goede illustratie gegeven wordt. Eigenlijk is deze de hoofdzaak. Men kan voor de beschrijving van Franciscus' leven onder ons verwijzen naar de in dit blad reeds besproken studie van Ds A. G. Wolf, die op voorname wij'ze den roomschen heilige ons geschetst heeft. Dat dit duitsche werkje hier besproken woidt, is voornamelijk om de illustratie. Ze is reproductie - van , , ! den Zwitser Fritz Kunz. Gaarne woirde hieïSl^^p kend, dat de gedachte van Kunz veel fouten van"'' vroegere Franciscus-beelding overwonnen heeft en dat daarom deze uitgave (plaat met tekst) waardevol bezit is, voor ieder die op gemakkelijke manier uit Roomschen mond weten wil, wat nu wel Fra: nciscus is en daaruit opmaken hoievesr. zijn herdenk,

king waardeering verdient. 5!? .i*^!^^tóJte'ië'^Sfiï Maar ik heb misschien nog een andéT© groep! van bezwaarde lezers. Ze zullen mij verwijten, dat ik den voornamen heilige heb geplaatst achter dent; ,

staart van ' M& ffjf'^ • Ja, van wien? 'i-iirèi^i'^üs^yM^^^-

Ja, van wien? 'i-iirèi^i'^üs^yM^^^-Van geen mensch, lezer. Ik .lgbKiip& l«pP; , 'Vf§gei|^^ Franciscus; want die mensch heeft op veel punten zijn tijd overwonnen. In zóóvex was THIJ dus geen staart-, doch kop-mensch. Maar ik heb het tegen den import van Franciscus; tegen die protestanten, die meer koppig, dan'„kop"-pig, achter den staart van het Roomsche lichaam aankomen en zeggen: volgt ons op-onzen.gang achter den staart van een niet-protestantsch wezen; want wij zijn de leiders, wij zijn voor u, die ons volgen wilt: de kop. Iemand, die achter, anderen aankomt, gaat niet voorop; en kan dus nooit anderen voorgaan. En een protestantisme, , dat niet uit eigen oogen ziet, of op eigen fundament bouwt, maar vandaag van\ een roomsche, en morgen (waarom niet) van ©en ander, geesteüj'ke sieradiën koopen wil, heeft niet meer de plaats vsm. den koip, maar

^ : lï ^ Wanneer wij, los" van alle jubileums-speeches, ver Franciscus zelf schreven, nog eens, er zou eer veel te waardeeren zijn; want tegenover zonen van zijn t ij d heeft hij z ij n boete veelszins edaan. Maar wij hebben het óver de Franciscuserheerlijlving; en daar tégen hebben wij het ook. edert de dagen, dat een'vereerder van Franciscus eval, dat men hem, toen hij sterven ging, in een ak zou hullen, en ©en touw om zijn hals |zoa oen en hem op den grond leggeix; sedert de dagen, aarin weer een .ander van zijn vereerders het eerlijk „v«nd, ^ dat alle menschen zouden treden ver zijn lijk, tot geiten, en honden toe; en dit lles, omdat Franciscus, dè arme van lijf en ziel, ich óók op den grond had laten 'leggen in zijn terven, — sedert dien tijd heeft de 'Franciscusereering al zijn zwakheden vertoond en van zijn eldendaden plus minus niets nagedaan.

Want, om met het laatste gansch nuchter te beginnen: wie doet Franciscus na? Men kan over hem lezen bloemige boekjes; maar wie doét w a t h ij g e d a a n h e e f t ? Zelfs zijn naar hem zich noemende ordebroeders hebben van zijn navolghig geen schijn noch schaduw behouden, als men nuchter zien wil. Bavinck herinnert ergens' aan Rousseau; de man dweepte met den natuurmensch, maar hij bleef stilletjes in Frankrijk. En in Frankrijk heeft men prachtige boulevarclg en verfijnde keukens. Sooxtgelijke opmerking wordt over Rousseau in cns „boek van de week" ook gemaakt Ze is nog altijd van kracht. Er zijn velen, die aan Franciscus devote zinnetjes vereeren; maar de redenaars zullen een paar uur later in een mooi ledikant liggen, misschien wel gestileerd naar 'Louis, XIV; en op de slaapkamer ontbreekt Birkenwasser evenmin als Odol. Onder de lofredenaars is geen enkele broeder-bedelaar. De lof is betamelijk; maar als hij' goedkoop' wordt, is het geen lof meer. En iets onbetamelijks. Als iemand straks zeggen zal: , de mystiek, die de afwijzing van Franciscus als voorwaaxde stelt, is 'een onwezenlijk gedachtending, . zij heeft zich als positief levensbezit nog niet vertoond, dan kan ik bij voorbaat zeggen: de navolging van Franciscus bleek toit nu toe óók een onmogelijkheid. Men moet trouwens de christelijke mystiek niet opbouwen uit de aanschouwelijkheid van bepaalde (en vaak legendarische) gevallen, doch uit de grondbeginselen van zijn eigen geloof.

Intusschen geef - ik alle bezwaarde ziel toie, dat een mislukte lofzeggi'ng nog niet omverwerpt den eiscli van de offerande des lofs. Men heeft gelijk. En daarom wil ik er aan herinneren, dat Franciscus, met al wat die man geweldigs. heeft gedaan, toch in de ketterij verstrikt is geweest. Er zijn menschen, die zoo iets niet goed boeren willen; , want ze zeggen: de ketterij is een bezwaar om den hemel in te gaan; en wilt gij', jager, den hemel sluiten? Tot zulke zielen zeg ïfc: laat den hemel voorshands aan God ter opening of ter toesluiting; maar g ij; begin b ij 'het begin. Vóór den hemel komt de aarde. Het is een ketterij^ van uw hart, o schelder der ketterjagejs, dat gij de ketterij alleen maar ziet als een bezwaar om öiden hemel in te gaan; en dat ge daarom als een zacht geneesmeester (een rol, dien ge niet eens te spelen hebt) liefst het papier van besmettelijke ziekte niet boven • iemands deur, zelfs niet boven zijn grafkelderdeur, plakt, omdat 't zoo'n naar gezicht is. Ketterij is allereerst een belemmering, o-m over de iVARDE heen te gaan, om door de wereld te komen, zoo als God 't wil. En DAT is de waarheid omtrent Franciscus en zijn kwaal. Laat den hemel rusten; begin met de wereld: en zeg dan, of Franciscus zijn tocht door dit leven zuiver eii profetisch volbracht heeft.

Hij heeft het niet gedaan, vanwege de chronische haeresie en haar verslepuig in zijn binnenst zieleweefsel.

In het boek, dat ik vandaag bij' u inleid, woTdt even gesproken over den liefdegod Eros; en Franciscus woTdt als één van diens leerjon.geren aangewezen. Dit is één van de weinige uitsp.raksn van den tekst uit ons „boek yan "de .week" waarmee ik me vereenigen kan; en tevens geeft ze duidelijk de reden aan, waarom Franciscus naar mijn meening o: ns niet op den weg helpt, maar daarvan aftrekt. Ik zal niet herhalen, .wat ik daaroiver schreef in een opstel „Eros of Christus", dat, wie wil, vinden kan in dpel II van „Christelijk-Letterkundige Studiën", enkele weken geleden verschenen bij de Uitg. Mij. Holland, die ook Ds Wolf's studie publiceerde'.

Onder verwijzing naar de daar gegeven breedere argumentatie zeg ik: Franciscus heeft Christus veel gegeven; maar niet genoeg. Hij' heeft van Christus veel geleerd en aangenomen; maar niet genoeg. Hij heeft Christus offers gebracht, die Hij niet hebben wil; en van Christus' offer veel verwo: rpen, dat de gekruiste, die ook opgestaan is, en in hee-rlijkheid gezet, vergeefs dezen bedelbroeder en troubadoer heeft aangeboden.

Franciscus heeft de Armoede lief; en achter hem aan ko'int de legende, dat Christus de bruidegom is van de Armoiede, zijn bruid; en dat de vereeniging van die twee schoo-ne, eenvuldige kinderen wekte, onder wie Franciscus de eerste zou zijn geweest onder vele broederen. Maar het is niet waar. Christus had de armen lief, maar de armo-ede niet. De Armoede verdient haar ho-O'fdletter niet eens; want God haat haar; rijk' maken, dat is Gods werk. En Christus spreekt: er zijn er, die zichzelf gesneden hebben vanwege het koninkrijk der hemelen. Zeg, zoo ge wilt, dat Franciscus tot hen behoort; maar zeg om Gods wil niet, dat daarom Christus het snijden liefheeft. Christus heeft de gesnedenenlief; maar het snijden niet. Hii is de gesnedene'; : -en zoo wordt hij aller geneesmeester. H^^^èr . : ; •

En Franciscus, die' 'zijn go-ederen weggeeft aan de armen, doet misschien goed. Maar als hij' daarna op de Armoede verliefd wordt, gaat hij' rechtstreeks in.tegen God en zijn genade. Kan men soms ' O'p doornen en distelen verliefd worden? Of op den vloek ? Of op den dood ? Neen, maar men heeft • de dooTnen uit te roeien om aan de rozen te geven haar plaats, haar van God bereid. En wie het getal van de armen met één vermeerdert, helpt geen arme, doch bedekt wel het evangelie van dien God, • die de armen rijk maken wil. Daar zijn rijken, die geld en goed moet e n vergeven aan de armen; en gezegend is elke rijke jongeling, die dezen zeer particulieren eisch van Christus vanwege zijn eigen zielenood - erkent en aanvaardt. .Maar dwalen doet elke broeder, die van een persoonlijke noodzaak .van offerande, , v; an zelfsnijding, van handatkapping, om het rijk der hemelen, een al gein e enen eisch stelt. Wie ziek is, moet niet op de ziekte verliefd worden, no'ch op het medicijn, noch op het mes van den operateur, om net zoopijnlijk genezen te worden als de man, wiens wonden hem in glans zetten in de oogen van geestelijke slappelingen. En zoo is ook' Franciscus veel te slap; hij kan niet Christus' wonden zien verteerd worden door zijn volkomen genezing aan de rechterhand des Vaders in de hoogste hemelen

— HÈM TEJNT GOEDE.

Ja, zegt een' ander, maar Franciscus was l; o: ch de e e n V O: u d i g e mensch. Maar het is niet waar Wie de mystieken bent, ook Franciscus', weet, dat de naïviteit vaak bij hen een O'p al Ier kunstmatigs te manier veroverde houding is. De man, Franciscus, die God afdwingt de litteekenen van Christus, opdat ze in zijn eigC'ii vleesch zo.uden „prijken", is niet eenvoudig; hij is de inleveraar van een verlanglijst van allerindividueelste verlangens en alleropzettelijkste extremiteiten, waarmee hij God verzo-ekt. Daar zijn er, die als door vuur verlost zijn; de verlossing maakte hen eenvoudig; maar het vuur was een brandschatting Gods, een heftig oordeel over bet gebrelc aan eenvoud, dat in Gods verloste te voren was. Men moet wel og de verlossing, maar niet op het vuur verliefd worden. Heiier heeft niet voor niets gewezen op het elkander raken van de uitersten bij de mystieken van allerlei slag: de scherpste opzettelijkheid en de bloodste naïviteit. Maar deze bloodheid van ziel is geen lilootheid voor God; zij was de eigenwilligheid, die tot het legioien van naamlooze dwaze navolgC'rs roepen zou uit den hemel, als Go'd het toeliet: zult gij zeggen: laat ons zondigen, opdat de genade te meer worde? Dat zij verre.

God laat intusschen Franciscus niet meer roepen. „Zij' hebben het Woord"; en dat is geno'eg.

En wïe het Woord hoort, ook als calvinist, moet Franciscus' graf niet bouwen gaan. Hij; sta er bij, en waarschuwe tegen Francisöus» foute-n, te krachtiger, naarmate zijn ziel zich uitbreidt tot God, die veel dwaasheden vergeeft, o-ofc in menschen van het slag van Franciscus. ,

Dan zal hij het Wo'Ord hoorc'ii getuigen tégen deze dwaasheden. Hij hoo'rt dan Paulus óók eens spreken van des christens metamo'rphO'Se. , , Wij dan, de heerlijkheid (!) des Heeren (Christus) weerspiegelende, worden van gedaante veranderd." Franciscus is óók van gedaahte veranderd: ijn handen zijn, evenals Christus' doorspijkerde handen, doorboord, vanwege de innige verliefdheid op den gewonden en gekrui'sten Zaligmaker. Maar Pai.dus wil weten, dat Go-d ons de metamorphose ondergaan doet, die daar is, niet naar het model van den gekruisten en doo.rwO'ndeii, maar van den verheerlijkten Zaligmaker; is Hij niet geheel genezen ? Franciscus is zo:0' verwonderd op de moeite, die zij'ii Geneesmeester voor hem over heeft, dat hij de zweetdroppels van zijn Geneesmeester in een kruik bewarC'ii wil. Maar God wilde o n z e tranen in zijn kruik bewaren (Ps. 56); en 'de zieke doet den geneesmeester onrecht, als hif mét den geneesheer 1 ij den wil, inplaats van d o oir hem en 'dan o-olc mét hem feestelijk aan de tafel te zitten. (Ps. 23). O, die litteeke'nen van Christus in Franciscus' vleesch! Men heeft hem er om bewierookt. Maar alle wierookgeur moet naar Jezus toe, die o-ok alle bloedstorting zich' heeft aangenomen. Franciscus' stigmatisatie (litteekenwerv'ing) is geen evangelische „beweldadiging" noch zoodanige gehoorzaamheid geweest, maar ging er t eg en in. Paulus heeft gez'egd: iemand doe mij moeite aan, want ik draag de .stigmatai (de litteekenen) van Christus in mijn lichaam. Velen zeggen vandaag: iemand doe Franciscus moeite aan; h ij d r a a g t d e s t i g m a t a v a n Christus in zijn lichaam. Maar er is ve^schil. Paulus kreeg de litteekenen IN, Franciscus NA het zendingswerk. Paulus zette zijn werk voort en liep de wonden op, al werkend-e. Franciscus zette ^ijn zendingswerk er mee stO'p, en

dwong als een kind bij God 'om die purpieren wonden. Paulus' litteekenen, DIE waren de oivèrblijfselen van Christus' lijden; de apostel hajd daarin al de ergernis, heel de dwaasheid van Christus; want de wonden, die hij heiligweet, wijl ze om Christus waren doorleden, waren voor de overheid, en voor leelijke Joden een bewijs van zijn groote schande en verdoemenis vanwege het wereldlijke recht. Maar Franciscus zit op zijn ezel en maakt met zijn stigmata Christus aanschouwelijk en aannemelijk. Hij zondigt tegen I Corinthe 2. En de zwakken, die dat benauwende hoofdstuk niet aandurven, zeggen: nu hebben wij gezien, dat Christus leeft. Doch dat is een groote vergissing. "Want een teeken is een teeken, niet den •ongeloovigen, maar den geloovigen. Al het andere is geen teeken van God, die krachtiglijk Christus' Zoonschap bewijst, niet uit zijn wonden, maar uit Zijn opstanding uit dedoaden, en den daaruit vloeienden kraditigen levens-zegen.

In den tekst, dien Federer schrijft bij de platen van 'Kunz, merkt hij op, dat Franciscus zoowel op Maria als Martha lijkt. Het is zoo^: "de man heeft stil gezeten met Maria en hard gewerkt met Martha. Maar hij heeft Maria meit Martha vermoord, en Martha met Maria. Toen hij werkte, was hij niet stil; en toen hij stil werd en hoorde en zag en verzonk in den gekruiste, toen werkte hij niet meer, . maar schikte zijn voeten tot een zaïchtmoedigen dood. Doch hij heeft het Woord niet gehoord; want hij nam er een 'bloemlezing uit en die handelde over den Gekruiste; maar over den Verheerlijkte niet. Wat is dat anders dan haeresie van het hart?

Franciscus koos Maria's stille deel. Toen wierp. hij zijn geld weg. Maar Maxia heeft het geld zelf aan Martha gegeven; de Heere had het noodig; • evenwel: alles op zijn tijd. Wie het geld wegwerpt, ontdoet zich van lastige verantwoordelijkheid.. Wie uit de wereld trekt, gaat van den hooifdweg af, omdat conflicten zoo lastig zijn. Op het zijpad van zijn eigen keus mag hij dan desnoods heerlijk verwond zijn en gestigmatiseerd, hij heeft den hoiofdweg van het menschenleven niet gevolgd, en ter plaatse van het gebed de v ij a n d e n van Psalm 74 niet meer hooren tieren. O de „bovennatuurlijke", welriekende litteekenen van Franciscus zijn goedkoop, maar, de doodgewone, afzichtelijke wonden van Paulus .zijn erg duur. En wie de herdenking van den man, die vóór 7 eeuwen stierf, godvruchtig (d.i. met vrucht van werk) vieren wil, moet niet jubelen om den heilige, wiens doode. lichaam lag op den koorgang van. onbestreden dombouwers, maar die moet vooruit zien naar de getuigen van Openbaring 11: hun doode lichaam zal eens liggen op (zoo staat het er eigenlijk) de breed e straat der grootte stad, die g e e s t e 1 ij k genaamd w oi r d t: S o-dom e-n Egypte, alwaar ook onze Heere gekruist is. Franciscus heeft het visioen van den Gekruisten Heere zachtkiens begeerd, maar ter and ere r plaatse, dan waar ïiet kruis zelf heeft gestaan. Dat is zijn zonde geweest. Wij moeten in de wereld zijn en op de breede straat strijden voor God. Want Christus is gedood, niet op den smallen w^g, ma.ar oip.den b ree den. Midden in de wereld. En wie in de wereld is, en toch niet van de wereld, DIE is de gestigm a t i s e e r, d e; Aan de plaats, waai het lijk van Gods verslagenen ligt, kunt ge weten, waar him strijd gevoerd werd.

Franciscus heeft liefgehad; we hopen Christus, maar in elk geval weten we zeker: ook een idee van Christus. Eigen ideeën liefhebben nu is afgoderij.

En niet alleen zijn moraal, ook zijn dogmatiek is tegen het Woord ingegaan. Wie "tot de visschen preekt, maakt geen aanmerking op. den brief, dien God evangelisch aan de wereld schi'eef; want aan de wereld ook aan boom en beest'"ïs het heil. Franciscus behoeft het ons niet te leeren. Maar hij maakt wel aanmerking op het adres van den brief: hij vond, dat God het niet volledig liad geschreven.

En wie, zooals Franciscus pleegde te doen, de zon zijn broeder noemt, en de bloemen, die heeft wel iets van Adams liefde, maar niets van Adams verstand hervonden. Adam, den dieren en de schepping namen gevend, had ze nameloos lief. Maar hij gaf namen naar hun aard. Franciscus deed het in een zaligen roes. Maar men pleegt zich in den roes te vergissen. En welke zoon, dien zijn Vader heer noemt, mag zeggen: ik wil geen heer over de knechten, maar hun broieder zijn? Weet men niet, dat de mensch boven de •schepselen staat en dat de wil tot bToederschalp - , ontrouw is aan den Vaider, die ons benoemt naar • ZIJN wil en alle schepsel, tot de engelen toe, aan onze voeten onderwerpt, en dat vanwege den Messias? (Ps. ' 8 en Hebr.).

Franciscus worde niet verheerlijkt, maar gecorrigeerd. Wat hij goeds heeft (en het is heel veel)' wórde door protestanten, calvinisten, niet bedorven in een feestelijk uur, waarin het kwade „op den koop toe" genomen wordt. Men moet niets koopen met iets „toe". Men koope "de waarheid zónder iets toe; anders is de koop bedorven; de waarheid heeft niets toe te geven. - Haar winkel

is niet derde-rangs. Franciscus was een dwaze om Christus' wil, zeggen sommigen. Ik geloof: hij was het lang niet genoeg. Het is erg gemakkelijk, als een dwaas door de wereld te gaan, als de' eerste eischen van het evangelie met voeten getreden worden, zoo als het jn Franciscus' dagen was. Maar Franciscus vertoonde de „dwaasheid der prediking van Jezus" alleen maar op d i e punten, waarin zijn kerk ze NIET MEER erkende. Van wat zijn kerk NOG NIET zag, heef t hij ook niets gegrepen. En zijn dwaasheidsgang is rijkelijk beloond door minderbroeders en clarissen, door straten, die naar hem heeten en protestanten, die in een tijd van saeculadsatie zich willen tooien met toasten op, een broeder-ketter; dan zijn ze tegelijk verdraagzaam! Maar de dwaze om Christus' wil wordt niet verdragen. Wie uit de openbaring niet een keus doet, met Franciscaansche gratie, en geien lievelingsthema's uitwerkt. God, als Franciscus, verzoekende', maar beeft voor heel de openbaring in leer en leven, DiIE is de groote dwaas om 'Christus' wil. Hij kust de armoede niet, noch de wonden; want hij moet haten den vloek, die Christus heeft doen verlaten zijn. Hij vermeerdert niet het aantal paupers met één; maar contribueert b.v. aan de christelijke krankzinnigenverpleging en brengt een otfer voor zijn kerk, vooral als hij „bezwaard" mocht zijn om harentwil. Hij doet niet als Franciscus, die een periode maalste van gehoorzaamheid aan de gelijkenis der 'hard met talenten werkende knechten, en daarna een periode van uitbeelding der parabel van de lang met lampen wachtende maagden, maar hij herinnert zich te rechter tijd, dat die 2 gelijkenissen in Mattheus' eva.ngelie naast elkaar staan en teg e 1 ij k m o^ e ten worden gehoorzaamd. Tegelij'k'wachten en werken. En hij zet niet als de joculator van God, die den scherts der courtisanen transponeert in een verrukt spel van vromen, den gang van de openbaring stil, door terug te kruipen naar een kruisheuvel, dien God al lang verlaten heeft in Zijn jacht naar opstanding en verheerlijking van Zijn Zoon, maar hij houdt in vreeze en beven Gods kalender bij. Want het is geen spel, maar strijd. Het spel komt boven. En niet terugfceeren naar het verleden, maar een jachten naar de toekomst, waarin wij naar het beeld van den heerlijken Christus zullen worden veranderd van gedaante, is het sieraad (de weelde) èn de heiligheid (het noodzakelijke) van de ware maranathazeggers van God.

Want: de heiligheid is Gods huis sier-1 ij k, z e g t d e S c h r i f t.

En dat is een harde boiodscha.p.

De heiligheid is n o oi d i g als brood, zij is het wezen Tan Gods geroepenen.

En sieraden vinden wij gewoonlijk het o v e r-bodig6', het wèl-wezen; hetgeen men desnoods zou kunnen missen.

Maar van Gods gaven kan ik niets missen; -het sieraad is óók heiligheid en het heilige is sieraad. Ik kan niets missen.

En daarom moet elk lievelingsonderwerp van de verlanglijst af.

Want een verlanglijst maakt selectie uit Gods gaven.

Die selectie is Francisogansehe zonde: hij wilde speciaal den lijdenden, maar niet even speciaal den verheerlijkten Christus.

Maar heel de .Christus moet Ingaan tof den g anschen christen.

Een ander evangelie bestaat er nu eenmaal niet.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 oktober 1926

De Reformatie | 8 Pagina's

Over de „Franciscus-herdenking

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 oktober 1926

De Reformatie | 8 Pagina's