GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS-SCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SCHOUW

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

„G e e u slechte pers".

De voorzitter van de z.g. kerkelijke conferentie der Ned. Gercf. Kerken (groep-Goellcerken), ds H. C. v. d. Brink, blijkt tevreden over dè persuitingen, , die zich. met de conferentie en haar werk bezighouden. Hij vindt, dat men „geen slechte pers" heeft.

Laat ons eens hooren naar die „goede pers".

Vóórdat ds v. d. Brink op deze wijze zijn tevredenheidl uitte, waren reeds deze uitspraken gedaan.

Eerst dr C. Bouma in „Geref. Kbl. v. Ov. en Drente":

Daar wordt nu voor de zooveelste maal de leugenachtige voorstelling gegeven, dat de beweging althans mee ontstaan is uit de begeerte naar meer innig beleven van wat wij belijden, naar tee; rder vroomheid en meer genieten van den verborgen omgang met God.

Dat is in strijd met de waarheid. Alet het dorsten naar inniger Godsvrucht heeft de beweging als verschijnsel niets te maken. Dat bet _ verlangeri naar beleven, naar verinniging ppkomt, is te verstaan. Maar daarvoor behoeft men waarlijk niet hij deze beweging zich aan te sluiten, uie niets anders is dan het gevolg van een wetenschappelijke dwaling.

Prof. Grosheide zoide in „N.-H. Kbl.":

Het is duidelijk, dat men op „niet-Assen" geen kerk kan bouwen. Over eenige jaren is Assen vergeten, dan zijn er weer andere kwesties, die ons bezig houden. Het geslacht van thans gaat voorbiji en straks komen onze kinderen. Meent iemand, dat onze kinderen eens aan hun kinderen de vraag, waarom zijt ge geen lid van een Gereformeerde kerk? zullen kunnen beantwoorden met: niet-Assen? Niemand, die het gelooft!

Marnix zegt in „Gron. Kbl.":

En nu is het mijn en anderer teleurstelling, dat er zoo weinig grijpbaars nog is in de verklaring-, , die zij de wereld inzonden, dat daar zooveel groote beweringen in staan zonder bewijs.

Amandi spreekt zich uil in de „Westl. Kerkb, ":

Er ligt jn dit eonfereeren en in lieel dit opti'sdea der uitgetredenen nog altijd zoo iets vaags onbelijnds, nejgatiefs, dat ge haast niet begrijpen kuni, hoe daarom de broederband dooff hen moest verbroken, de ICerken , moesten in onrust gebracht, en nog de agitatie moet worden voortgezet.

Vervolgens geven we enkele citaten uit. de „goede pers", gelijk zij na dien zich uitsprak. Eerst prof. Bouwman in „De Bazuin":

Wat zullen wij zeggen van deze verklaring, die eene veroordeeling van de Gereformeerde Kerken in-.houdt, en die zoo duidelijk blijk geeft van zelfverbeffing en zelfverblinding? Wij zouden er liefst niets meer van zeggen. Maar het is eisch van waarheid len recht om deze beschuldiging nader onder de oogen te zien.

De „Leeuwarder Kerkbode", het blad, waarin dr W. A, V. Es schrijft, " zegt:

Het verslag zit vol groote en dikke woorden, waarbij bet wel eens niet gemakkelijk is een glimlach te bedwingien.

Hierna volgt e, en breed gedocumenteerd betoog, dat op deze conclusie uitloopt:

Zoo ziet men dus, dat van al die dikke woorden in het verslag van de bedoelde , , kerkelijke conferentie", als we ze aan een nader onderzoek onderwerpen, al bitter weinig overblijft.

Marnix^ opnieuw sprekend in „Gron. Kbl." ze^t alsnog:

De heeren vergeten één dinjg. Men kan den groiid niet ondergraven, waarop de 'kerken staan, zonder zelf een grondslag te missen.

Dat ondervinden de revolutionairen ten o.pzichte van de maatschappij. Zij groeien eerst door hun ondermijning, maar als zij Idaar zijn, dan missen zij zelf den bodem, waarop zij moeten staan.

Zoo is het ook met de kerken.

Het oordeel van ds Milo in de „Almelosche Kb." luidt:

Neen, mijnheeren! Dat zal niet gaan! Gij keert de zaak om. Dat wordt een te profaan tennisspel, een te profaan gekegel met een te hachelijken bal.

In de „Kb. v. d. Geref. Kerk v. Amsterdam-Zuid" zegt de heer Ehling:

Zoo is dan het aanheffen van zulke leuze verbijsterend.

Maar tevens werkt zij vertroebelend.

Zij is onzuiver.

Ze kan opgeheven worden als strijdmiddel tegen elke confessie, tegen elite belijdenis-uitspraak, tegen elke belijdenis-kerk.

En aan het slot: '

Gij moet ons brengen een v/erkelijk belangrijke eigen beginselverklaring, waarvan bet meest karakteristieke nu eens niet is, dat ze „zoo voorziclitjig gesteld" is, maar dat er zoo veel positief-eigens in staat. Dan kan misschien (och, laten we tocli in alle oprechtheid God bidden, dat het gebeure!) de eenheid komen. Niet „voorzichtigheid", die feitelijk taktiek is, maar duidelijkheid die oprechtheid is, kan ons samenbrengen.

•VVe zullen hiermee maar besluiten. Het was genoeg om de richting, waarin de critiek zich beweegt, ts bepalen.

„Methodische twijfel".

.Dr S. O. Los schrijft in ds Geref. „Haagscha Kb.":

De actie die begonnen is met een historisch feit der H. Schrift disputabel te stellen, eindigt met een zekere leervrijheid.

-Daaruit blijkt, dat de eisch aan Classis en Synodege'steld om de feiten in Genesis 2 en 3 voor disputabel te verklaren, een beginsel in zich verbergdc-Van absolute twijfel aan hetgeen dé H. Schrift leert, •«'il men niet weten, maar wel van de z.g.n. methodische twijfel. Deze methode bestaat hierin, dat men om tot zekerheid te komen moet beginnen met zijn oordeel op te schorten, en dus provisioneel te twijfelen aan iets, dat ons meegedeeld wordt. Het geloof van ons Christenvolk aan de feiten, die de Bijbel inededeelt, wordt voorgesteld als kinderlijk naief. Men wil gaan rekenen met de resultaten der wetenschap. Wat men dan in den Bijbel zal vinden weet nog niemand. Maar men beginne alvast met zijn oordeel op te. schorten, en dan met critisch oog te lezen wat de Bijbelsche schrijvers ons in hun trant van zeggen meedeelen.

Deze twijfel is niet zoo onschuldig, als ze lijkt. Zelfs niet als men haar verbergt achter bet - \voord „disputabel", dat doet denken aan een debat van geleerden. Ze is het eerst geleerd door Descartes, , de vader der rationalisten. Hij leerde, dat ieder mensch vol vooroordeelen zit, die hem verhinderen de waarheid te zien. Als hij daarvan bevrijd is door denmetbodischen twijfel, is zijn redelijk verstand bekwaam •om uit zichzelf de waarheid te bevatten.

Dit is onze fout, wij zijn te dogmatisch. Wij houden te streng vast aan de overgeleverde leer ain-• gaande de H. Schrift. Wij zijn te afkeerig van nadere bezinning over den inhoud des Bijbels bij het Mcht van de ontdeKkingen der wetenschap.

Het uittreden van ds J. C. A alders..

Ill de „Goudsche Kb." schreef ds Scheelo een artikel, dat ik niet meer bereiken kan. Beslist afkeurend, ^, maar waardig van toon. fn hetzelfde blad, een weelc later, , merkt ds v. d. Sluis op:

Calvijn toont dus aan uit de Schrift, dat afscheiding van een kerk zoo diep gezonken als die van Gorinthe, niet geoorloofd zou zijn. Zou hij dan. afscheiding van een kerk als van Schoonlioven-Willige-Langerak en van de andere Gereformeerde kerken in Nederland, die niettegenstaande hare gebreken, in veel beter toestand zijn dan 'de kerk van Corinthe, goedgekeurd hebben? De daad van Ds Aalders gaat dus in tegen hetgeen Calvijn heeft geleerd.

Even later:

En zijn nu de kerk van Schoonhoven-Willige-Langerak en de andere gereformeerde kerken in Nederland valsche kerken? Men zal toch niet ddr-Ven b e w e r e n, dat de S y node t e A s s en hare besluiten als onfeilbare uitspraken gelijk s'telt met de Schrift, want dat is in f lag rant en strijd met de waarheid. Zij heeft uitdrukkelijk verklaard, dat te al-1 e n t ij d V a n h a r e u i t s p r a k e n b e r o e p m o g e-lijk is op de Heilige Schrift, maar dan moet men ook met gronden komen uit G o d s W o o r d.

Wat dit laatste betreft, moet erkend worden, dat men zeer veel durft. In Hilversum heeft een gezelschap van scheurtreldiers tot belijdende èn doopleden (!) een circulaire gezonden, waarin (nota bene: in dezelfde week waarin het uitvoerig rapport over dr v. I-ieeuwens gravamen gepubliceerd werd) kalmpjes . gezegd wordt: Assen geeft onfeilbare decreten zonder oenig bewijs uit Schrift en belijdenis; waarin gefantaseerd; wordt, dat men in Amsterdam ' zijn afgezetten ambtsdragers trouw bleef ('n pertinente onwaarheid, want ze hadden nog niemand); waarin de naam van .dr Geelkerken verzwegen, en met een schuldbelijdenis geëindigd wordt....

Ds Sehaafsma zegt in de „Brielscbe Kb." over d^i; ^^p« ders' heengaan: ^•^.^.-

De uitspraken van Assen hebben geen protesten of gravamina van Schoonhoven's gewezen predikant uitgelokt. Bet eenige dat de bladen melden is, dat de beginselverklaring van de zich naar men beweert, thans noemende Nederlandsch Gereformeerden hem zoo beeft bekoord, dat hij zich daarmee homogeen beeft verklaard, en daarom hals over kop onze kerken heeft verlaten.

Ook deze predikant heeft tijdens zijn opleiding geleerd, hoe iemand, ambtsdrager of gemeentelid, zich, als hij bezwaren heeft, heeft te gedragen, en wat' de roeping is van de getrouwen in den lande om "bij intredende deformatie in de kracht Gods te doan.

Barth is nog steeds onderwerp van besprelcing. Prof. L. Lindeboom zegt in „De Wachter": ^ .

Zelfs in den Ethischen kring *^-0imkc^^'^''& ^li^pepec zijn Christologie, gewichtige bedenking geuit, tn'llét' orgaan der Ethische Vereeniging, „Algemeen weekblad voor Christendom en Cultuur" van 15 dezer, sclnijft Pb. K. in een bespreking van het bovengenoemd boek van Prof. H. over Barth, dat, hoewel het aangenEuner is te waardeeren dan af te' breken, hij „ontrouw zou worden aan Hem, Dien ik mijn Heer weet", indien hij niet volhardde in zijn oppositietegen Barth: mdat de vraag van Matth. 16:16 ook bier onbeantwoord blijft. Daarom moet hij zich „met alle kracht verzetten tegen elke poging om mij zelf en anderen te scheiden van dien h i s t o r i s c h e n Jezus, „aan zijne broeders in alles gelijk, uitgenomen de zonde".

„Een zoo nauwgezet en sympathiek tegenover Barth staand lezer als Ds Tromp zegt, dat naar Barth's: Sneening deze Jezus een negatieve grootheid is."

Earth's leerling Otto Fricke s, clirijft, ' onder „volle Billigung (goedkeuring) van Bartli, dat .de liistorischö Jezus een „irdische Wirklichkeit" is, die wij •des te meer moeteai prijs geven, naarmate zij ons waardevoller geworden is."

Dr H. Kaajan zegt in de „Utr. Kb.":

Voor Barth js God de groote Onbekende.

Hij is een ne o-K ant i a an. Barth leert devol-•strekte onkenbaarheid Gods.

Daarom moet de Kork deemoedig genoeg zijn om van Kant te leeren, , die volgens Barth het heel wat beter weet dan menig zoogenaamd religieus man.

Daarom citeert Bai'th Kant en Kierkegaard (ook een neo-Kantiaan) telkens met groote voorliefde.

Gelooft Karl Bartli de geschiedenis van den val?

Ganschelijk niet. Tegen den val als historisch' feit heeft hij een ernstig bezwaar.

AVaarin bestond volgens hem aanvankelijk de zonden loosheid van den meosch? Hierin, dat de mein, sch miet wist, dat hij mensch was.

Nu weet de mensch dit wel. Hij weiet nu, dat hij aeta is paast God.

Zoo is er' een dualisme, een Zweiheitsleben, ontstaan. Hoe flenkt Barth over Jezus?

Bij Jezus moeten we, omdat Hij eindig is, evenals bij eiken mensch zonde aannemen. Jezus is niet zondeloos.

De historische Jezus staat volgens Barth in de scherpste tegenstelling met den Cliristus Gods. Want Jezus, de ^ristorische Jezus, is niet de Christus, de Zone Gods.

Natuurlijk, als ge professor Haitjema gelooven wilt, ieert Barth dit alles niet.

Volgens Dr Haitjema zijn het altegaar bedroevende misverstanden van Bai'th's theologie. i

Voorldurend gtaat prof. Haitjema gereed om met zijn .schiki Barth tegen al deze misverstanden te dekken.

Dezelfde man^ die zoo scherp, zoo vlijmend-scherp over Assen schrijven kan, vergeeft Karl Barth schier ^ alles.

Wie maar jets kwaads van Barth durft zeggen, Leeft dezen niet begrepen.

• En wel moet Barth, die reeds eenmaal heel zijn , R ü m e r b r i e f heeft omgewerkt, ook volgens prof., Haitjema dezen opnieuw in den smeltoven werpen, 'maar nieitemin zingt hij voortdurend den lof vaal dozen grooten en machtigen Karl Barth.

•s5^? i#Ks? .s*»3èé«èssafeit!«5> • De a a p m e n s c h.

Over' den' aapmensch' is al veel geschreven. Thans : zoekt men naar hem. Ds P. v. Dijk zegt in zijn kro-: niek (m-: bet.=; -.3Geref. Tl Theol. ïiidschr."); -hBfe-voleende

GevoelsargurBj ËS' geheel te verwerpen: -•'< : ^^'.-^; -''-''" - : : •-«.'; ; ; ./

Zeer aangenaam wierden we in de maand September op dit gebied van gevoelsargumenten verrast door een %'erontwaardigde beschouwing van Prof. Storm van Leeuwen die wé vonden in „De Telegraaf"' onder den sprekenden titel „Science sans 'conscience". Hij spi'eekt zijn afkeuring uit over de proef van Voronoff die een menschelijk ovarium op een apin heeft durven inplanten en nu ©en levende vrucht verwacht. Hij noemt Voronoff's experiment een slag in het gezicht van de pienschheid, en wijst er op, dat zulk experimenfeeren verboden moest worden.

't Is ook schandelijk wat hier gebeurde. En we zouden hel, in onze Kroniek niet eens noemen wanneer niet in het experiment van Voronoff ten gruwelijkste bleek welk zedelijk gevaar de consequentie van de mechanische wereldverklaring brengt; en uit cien cri de conscience van Prof. Storm van Leeuwen deze waarheid dat wetenschap gelukkig naar veler inzicht wel degelijk moet gebonden zijn aan ©en hepaalde levensbeschouwing; gelijk de stichters van de V. U. het betoogd hebben, dat cultuur van zedelijkheid, natuurwetenschap van religie niet straffeloos kan wonlen losgemaakt.

• • „H eel I s raë 1".

Nog steeds is voor chiliasten en wie hen wel ^gaarne Siooren, de uitspraak van Rom. 11:26 een moeilijklieid: j, en^ alzoo zal geheel Israël zalig worden". Dr Los ; ^§«^: p in de „Geref. Kb. v. Den Haag":

Men kan het woordje „alzoo" opvatten als d^aarna, blijkens Hand. 20 vrs 11, maar gewoonlijk ziet het op de wijze van doen zooals blijkt uit 1 Cor. 11 vs. 28: „hij ete alzoo van het brood."

De zaligheid van gansch Israël geschiedt dus op •deze wijze, dat de volheid ider Heidenen zal ingaan. Die volheid wordt bereikt tijdens de zware vervolgingen van den Antichrist, die niet alleen het Christendom, maar alle godsdiensten zal verbieden. Dan zullen de Joden kleur moeten bekennen. Zij zullen óf Gods Woord moeten verwerpen, èf met de ge^ loovigen der laatste dagen de versmaadheid van Christus moeten dragen. Bij dien strijd zullen vele natuurlijke takken, dat zijn Joden, niet achterblijven, maar met de Kerk uit de Heidenen Christus bij Zijn wederkomst het Bosanna toeroepen.

De Christus der „mo.dernen".

Prof. Oort, de bekende „moderne" hoogleeraar, ••schrijft in „Kerk en Volk" iets over den Christus gelijk de „moderne" prediking hem voorstelt. We lezen:

nok mij hindert 'gedurig de manier waarop in geschriften van modernen over Christus gesproken wordt. Wat is die „kosmische" of „metafysische" Christus anders, dan een in een scliijnbaar wijs-•geerig kleed gehulde Roomsche en oud-Protestantsche Godszoon? Hij beteekent voor ons — neen, ik •weet niet wat in anderer gemoed omgaat — voor mijn godsdienstig leven niets. Even later:

De meeste godsdienstige 'menschen denken niet veel na over wat zij gelooven, geven zich althans geen rekenschap van de woorden waarin het gekleed wordt; de overlevering heeft daarin een groote macht. In hen nu die bij hunne godsdienstoefeningen de oude kerkzangen gebruiKen — en dat moesten de meesten doen — wordt de vereering van Jezus naast die van God daardoor sterk aangekweekt; doch ook in de liederen van den N. P. B. neemt „de trouwe vriend" „de groote meester", „'s werelds hoogst verlangen en stervelings zaligst goed" soms de plaats in die alleen aan God toekomt. Dit kan niet dan langzaaan uitslijten, en het zon dwaas zijn zich daar aan te stooten. Maar aanstootelijk is het — en dit is het waarop Bakels wijst — dat vrijzinnige predikers met die Christusfiguur schermen. Dat is een onwaarheid. En die is heilloos.

„ A - p o 1 i t i e k e prediking".

Lezers, die geen grieksch kennen, mogen weten, dat „A-politiek" beteekent: politiekloos.

Tusschen prof. Heering en D. Hans is een debat, dat velen interesseeren zal, loopende. Uit „De Hervorming" neem ik iets ervan over. D. Hans schrijft:

Ik wensch geen a-sociale, maar a-politiefce religie, ik wensch de religie niet „öiiiten de sociale gedachte'j maar buiten de partij-politieke gedachte te plaatsen. Waar heb ik gezegd, dat Prof. Heering niet mag spreken tegen „het gevloekt bedrijf" van den oorlog? waar, dat het verkeerd is te betoogen „dat oorlogsbedrijf en christendom onvereenigbaar zijn"? Ik heb uitdrukkelijk toegegeven, dat naar mijn opvatting zult een prediking met een heroep op het Evangelie zélf onmiddellijk te verdedigen valt.

Maar:

ik ben en ik blijf gekant tegen het partij kiezen op den kansel over zuiver-politieke zaken. Een betoog, dat de wereld en haar leiders, in naam van het Christendom, moeten aansturen op algemeene ontwapening om den oorlog onmogelijk te maken, een betoog zelfs, dat als middel daartoe de dienstplichti moet verdwijiien, atht ik in beginsel van den kansel geenszins misplaatst. Zoodra echter die algemeen© eischen zich gaan toonen in een politieken vorm (b.v. nationale ontwapening of n a t i o n a Ie dienstplichtafschaffing) moet de kerk geen partij kiezen. Vraagt - Prof. Heering, of de predikant zich dan zijn gedragslijn moet laten voorschrijven door de politieke partijen, dan antwoord ik, dat dit een kwestie van opvatting is. De gedragslijn wordt bepaald door de ontwikkeling der gebeurtenissen, en als die ontwikkeling een bepaald punt tot een felle partijpolitieke strijdzaak heeft gemaakt, moet het van den kansel worden geweerd.

Algemeen kiesrecht, staatspensioen, medezeggenschap: al deze dingen — en nog vele andere — kunnen desnoods op de basis van een geestelijke beschouwing worden geplaatst en d u s worden gepredikt, volgens de theorie van don hoogleeraar. Op het standpunt van Prof. Heering is er eenvoudig geen grens meer. Men komt van het éen in het ander. Dan kan ook de eene predikant een pro-befoog houden, en de andere (met evenveel overtuiging) een contra-speech. Ben 1 k dan niet aan den veiiigen kant, wanneer ik geen pro-politieke of contra-politieke, maar a-politieke predilcing wil?

Juist omdat prof. Heering de man is die een brochure sclireef over „De tijden roepen" .is het dispuut voor ons van beteekenis. De stem van Hans is een moderne stom, maar de handen zijn orthodoxe handen.

H e r V o r m i n, g s 1 i e d

Hoe weinig van de kerkhervorming, pas weer herdacht. Overblijft hij de „modernen", leert onderstaand vers uit een preek, ter gedachtenis van de kerkhervorming afgedrukt in het weekblad „De Hervorming".

„Helpt elkaar dan, 't licht naar boven volgen naar 't beloofde land. Helpt d'onzichtb'ren geest gelooven, Anders wordt ge als verstoven windgedreven doelloos zand. Ziet tezaam naar 't sterrelichten, waar Uw zwerversziel dan poost. Hoor naar 't enkel klaar berichten, dat uit duister op 'komt lichten; Voelt de liefde, die vertroost. Leidt Uw leven naar den zegen, die der menschlieid deel zal zijn. Als zij langs gebogen wegen langzaam, moeiliJK is gestegen, En elk mensch echt Mensch kan zijn." O, Luther, o Calvijn!

Jonge muizen.

Waarschijnlijk zijn er ook onder de lezers van „De Reformatie", die zich interesseeren voor onderstaand poëem uit „De Hervorming":

In 't vogelhuis een glazen woon', Gevuld, met moederhuizen; en tal van heele jonge [schepseltjes Krioelen daar doorheen. Zij zoeken voedsel met [hun nog dicht© oogen. En ik sta dit aan te zien, over het glazen huis [gebogen. — ' Natuur, wat zijt ge schoon! Is van dat rose beestje zij de moeder, Die met nerveus getril zicht zachtkens voortbeweegt, [om niet te kwetsen Het jonge wezentje, dat, vingerpootjes strekkend, [teer en blind Zoekt instinctief, totdat 't uit duistre wereld voeding [vindt, . Als gaf het een Albehoeder? Misschien was dat de moeder niet. Wel is zij moedermuis: zij voelt te kunnen laven [wat leven wil. Als de andren. Zij gaven saam het leven aan ['t groepje jong gebroed, En al wat vraagt om spijziging, door moederschap [gevoed. Anders dan men bij menschen ziet.

Een dokter ziet mij aan en spreekt: „Hier in deez' groote stad, waar sociaal belang ons [roept te helpen Wat vroeger stierf, omdat gemeenschap nu die liefde-[taak aanvaardt, waar middelen ontbreken. En zoo dus menig kinderleven wordt gespaard. Wordt door mij eigenlijk gek^veekt Ellende. Die houd ik mee in stand; Nu „alles ook maar" leven blijft, wijzen de [statistieken een te veel! Wat vroeger niet kon leven, en 't joirge oog voor [eeuwig sloot. Heeft natuurnoodwendig, de levenskans voor anderen [vergroot —". Zoo spreekt het koud verstand.

Zie ik het goed? Dwingt een teveel aan menschen Ertoe, dat velen uit de kooi, bestemd zijn voor de [uilen. Sperwer of torenvalk? Maar als het mensche'idcind, Zooals het Christendom ons leert, Gods kind is, [openbaring Van 't heilige, dat in het Zijn gestalte vindt. En door den geest bestemd tot liooger scheppings-[vormen — Is het dan waan, als wij het goddelijke wenschen Te zien in al wat leeft? Zijn voor ons kooien normen, Dio slechts een luttel aantal schepselen gedogen? Of is dit laatste schijn, en zal het glaswerk breken Als komende geslachten zich wringen uit beklemming. Waarin 't waarachtig leven kwijnt, en met de daad [beoogen Een menschhei'd vrij, naar haar bestemming?

Het vers is van J. E. Post.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 november 1926

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS-SCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 november 1926

De Reformatie | 8 Pagina's