GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Geene verfloemenis — voor wie ?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geene verfloemenis — voor wie ?

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Rora. 8:1.

Er is geene verdoemenis voor degenen, die in Christus Jezus zijn.

Dat heeft Paulus met klefin betoogd.

Maar hij voegt er nog 'iets bij.

En daarvan mogen we ons wel ernstig rekenschap, geven, opdat we niet v^alschelijk gerust zouden zijn en op een droggrond ons zouden verlaten.

In Christus Jezus te zijn, dat is het éénfe' noodige, het onm_isbare, zullen we kunnen roemen in da verlossing van de verdoemenis.

Maar dan moet de waarheid daarvan ook blijken uit de vracht.

Die niet naar het vleesch maar naar den Geest. wandelen

• Dat is de vrucht van bek'eering en heiligmaking.

Er is verschil tusschen inzijn in en wandel e n. Christus

Inzijn, dat is onze levensgemeenschapi.

Wandelen, dat is onze levensopenbaring.

En als we nu inzijn. in Christus dan zal ook volgen eeïi wandelen door Zijn Geest.

AVant het is onmogelijk, dait wie Christus door een oprecht geloof ingeplant zijn, niet zouden voortbrengen vruchten-der dankbaarheid.

Paulus noemt dit in den vorm van een tegenstelling.

Zij, die in Christus zijn, wandelen njet naar het vleesch maar naar den Geest.

Wanneer de apostel vleesch en Geest zoo •naast en tegenover elkander stelt, dan verstaat hij onder vleesch onze menschelijKe natuur, gelijk zij door de zonde wordt beheeirscht en door de begeerlijkheid wordt geleid.

Ons eigen ik, onze eer, onze naaan, onzie begeerte staat dan in het centrum.

Ons goeddunken is dan richtsnoer en om Gods Naam, Zijn eer. Zijn wil en wet hek'ommeiren we ons dan niet.

• Wandelen naar het vleesch is dus een levensopenbaring naar het goeddunken van ons. hart.

Terwijl de Geest, de Heilige Geest immers is de verwekker van het nieuwe levensbeginsel, door Wien we leeren wandelen in godsvrucht en heiligheid des levens, gedragen door de bede: Heere, wat wilt Gij, dat ik' doen zal?

Nu is het wel van ernstige beteekenis, da, t Paulus die beide samenvoegt: het inzijn in Christus en het wandelen naar den Geest.

Hoe wordt hier de antinomiaausche dwaling, die ons zoo licht verstrikt houdt, bij den wortel afgesneden.

Hoe wordt hier ons afgerukt het roemen in genade met den mond, waarneer de vrucht des Geestes wordt gemist.

Wij kennen ze wel, die zoo goed en schijnbaar zoo gezalfd over hun verlossing en "hun overbrenging tot Christus kunnen spreken, die van hun inzijn in Christus openlijk getuigen 'en roemen in hun rechtvaardiging, maar die in het leven zoo schrikkelijk teleurstellen en van een wandelen naarden • Geest niet de kenmerken vertoonen.

Paulus stelt hier zeker niet de volmaaktheid als eisch, al grijpt hij er in zijn leven 'naar ^Is ideaal. En hij weet heel goed, dat juist zij, die begeereni te wandelen naar den Geest, zoo ernstig en blijvend te kampen hebben met het vleesch.

Paulus zelf heeft van zijn levensworsteling — ook een strijd tusschen vleesch, en Geest — in Rom. 7ons verhaald.

En daaruit blijkt wel, dat iemand, die zeggen kan: ik danke God, door Jezus Christus onzen Heere, toch niet boven dien strijd verheven is.

Het geloofsleven is een worsteling. Een 1 u c t o r et emergo.

Een onderliggen en een worstelend ontkomen. En die strijd is juist het bewijs, dat wij in Christus Jezus zijn.

Waar de gemeenschap met , • Christus gelegd is doof den Heiligen Geest, wordt deze worsteling tusschen vleesch en Geest geboTen.

Wanneer de Geest des Heeren ons levend maakt en ons brengt tot Christus, dan ontbrandt eerst de strijd tegen de wet der. zonde en des vleesch es, die irr onze leden woont.

Daarom mogen wij ons met Paulus' roemtaal niet geruststellen indien wij vreemd zijn aan dezen strijd.

Wij mogen niet van elkander scheiden het inzijn in Christus, en het wandelen naar den Geest, vooral ook hierin uitkomend', dat wij strijden met een 'goede conscientie tegen de wet des vleesches.

De verdoemenis ligt op ons en de toorn Gods blijft op ons, zoo wij wèl zonden roemen In hooge dingen maar deze vrucht der genade zouden missen.

Want zonder heiligmaking zal niemand den Heere zien.

Maar welgelukzalig wie wèl slechts met schuchterheid maar toch in oprechtheid belijden mag niets hoogers te willen dan-in Christus gevonden te worden en wie daarbij met-een goed geweten en afhankelijk van ? ajn God er naar staat, om aller zonden vijand te zijn en in nieuwigheid des levens te wandelen. Want immei* • dezen worden door • 'Gods Geest geleid. • •

En zoo zijn ze Gods kinderen.

Voor hen is er geene verdoemenis.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 november 1926

De Reformatie | 8 Pagina's

Geene verfloemenis — voor wie ?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 november 1926

De Reformatie | 8 Pagina's