GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Synode-indrukken.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Synode-indrukken.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

XXIX.

Korrespondentie Prof. Ridder bos. Ds Brussaar d^—•

Het debat tusschen Ds Brussaard en Prof. Ridderbos, in de Sepitember-zittingen der Synode gehouden, is overgegaan in een korrespondentie.

Wat wij voorspeld hadden is bewaarheid.

Debat en korrespondentie dekken elkaar volstrekt niet.

Dit was, naar wij voorzeiden, ook niet mogelijk.

Wie is in staat om een rede van een half uur of meer, geheel of gedeeltelijk geïmproviseerd, daarna letterlijk op schrift te brengen?

En wijkt hiJ, die bet eerst het woord voerde, bij. zijn schriftelijke opteekening ook maar op een paar belangrijke punten van zijn mondelinge voordracht af, dan stuurt hij daardoor reeds heel de verdere korrespondentie in de war.

Dit deed zich hier njetterdaad voor.

Wij brengen gaarne Ds Brussaard onze hulde, dat hij zich in zijn schriftelijk résumé zoo dicht het door hem gesprokene nadert.

esprokene nadert. Toch missen wfj daarin eenige uitdrukkingen, welke ten deele door ons tijdens zijn spreken waren opgeteekend en ten deele in ons geheugen zijn blijven hangen, omdat die bijzonderen indruk op ons maakten.

Indien — om maar iets aan te duiden — hij zich ter Synode werkelijk zóó had uitgelaten als thans door hem schriftelijk wordt weergegeven, zouden voorzeker enkele van de vragen, welke hem werden gesteld, achterwege zijn gebleven. .

ijn gebleven. . Op deze punten bracht Ds Brussaard zelf korrektie aan p de mondehnge uiteenzetting van zijn bezwaren.

En wanneer hij na zijn „résumé" nog aanteekent: „Met ame betuigde Ds Brussaard nog adhaesie met een operking van Prof. Lindeboom, die er. op gewezen had, at de synode niet maar aanstonds haar oonfessioneele uitspraak in een Belijdenis-artikel had neergelegd, omdat zij liever eerst daar nog eens rijp over wilde nadenken, eventueele tegenwerpingen wilde aanhooren en misschien zelfs dan vooraf een commissie zou wenschen te benoemen", dan klopt dit volgens mijn herinnering niet heelemaal'op wat hij ter Synode Prof. Lindeboom geantwoord heeft en dn geen geval heeft hij dan de opmerking van

den grijzen hoogleeraar goed begrepen. Het kan dan ook niet verwonderen, dat prof. Ridderbos in zijn antwoord op het vrijere van Ds Brussaards weergave even attendeert, alsook er voor uitkomt, dat hij niet woordelijk zal kunnen schrijven, wat hij ter Synode heeft

gezegd. In ziJn inleiding richt hij zich dan ook aldus tot Ds Brussaard: „Thans (hebt gij op schrift gebracht wat gij noemt „een résumé van mijn op de Synode ontwikkelde bezwaren"; en de Synode heeft mü opgedragen, hierop aan u een schriftelijk antwoord te doen toekomen. Het ligt in den aard der zaak en is natuurlijk ook de bedoeling dier opdracht, dat dit in hoofdzaak hetzelfde zal zijn als wat ik ter Synode tot u sprak. Geheel hetzelfde zal het niet kunnen wezen. Vooreerst niet, omdat hetgeen ik toen improviseerend moest spreken, niet woordelijk is bewaard gebleven, noch op het papier, noch in mtjn gefheugen. En ook niet, omdat hetgeen thans door u is ingezonden, naar het mij voorkomt op sommige punten toch nog weer iets verschilt van het mondelinge door u voorgedragene",

het mondelinge door u voorgedragene", .Maar daarmee was dan ook het verband tusschen debat en korrespondentie heel wat losser geworden.

Ds Brussaard konstateert dit zelf, zij het dan ook met

andere woorden. Hij schrijft, dat het hem niet wel mogelijk is om óók

van zijn rephek een kort résumé te geven. Tweeërlei reden geeft hij daarvoor op: „Ten eerste verschilt het door u mij toegezonden stuk inderdaad op ondersdheiden punten, van wat gij ter Synode te berde gebracht hebt (gelijk ge trouwetis''zelf toegeeft), zoodat ik daarmede vanzelf thans eenigszins rekening dien te houden. En ten tweede, hebt giJ mij niet een résumé van uw rede gezonden, maar een zeer uitgebreide weergave ervan, waarbij gij u, evenals ter vergadering, rechtstreeks tot

mij richt". Ds Brussaard geeft daarop te kennen, dat hij het voorbeeld van prof. Ridderbos zal volgen, met de toevoeging: „al hoop ik miJ, ondanks dezen vorm, zoo dicht mogelijk biJ het ter Synode gesprokene aan te sluiten en mij strikt tot het zakelijke te beperken".

Toch heeft dit goede voornemen het niet kunnen beletten, dat het verschil hier aanmerkelijk grooter is dan

bij het begin der korrespondentie. - Zoo had Ds Brussaard b.v. ter Synode uitgesproken, dat door het antwoord van prof. Ridderbos enkele bezwaren bij hem waren weggevallen, maar dat hij er toch nog eenige had behouden.

Daarop was het besluit der Synode gebaseerd om Ds Brussaard te verzoeken de bezwaren, welke nog bij hem bestonden, sdhriftelijk haar toe te zenden.

Deze uitlating vinden wij in de schriftelijke repliek aldus geformuleerd: „Niet aUe bedenkingen zijn daardoor vervallen, maar toch ben ik met enkele officieele verzekeringen van u zeer ingenomen en zoodoende reeds gedeeltelijk gerustgesteld. Geheel bevredigd echter heeft, gelijk ik zeg, uw argumentatie mij nog niet".

gelijk ik zeg, uw argumentatie mij nog niet". Men zal ons moeten toestemmen: dit klinkt veel minder, positief.

positief.

En dat niet alleen. Maar ter Synode werden door Ds Brussaard een paar bezwaren genoemd, die bij hem waren weggenomen.

bezwaren genoemd, die bij hem waren weggenomen. Des te meer bevreemdt het daarom, deze punten toch weer in de schriftelijke repliek als bezwaren vermeld te zien.

Hadden wij eerst ter Synode ons afgevraagd over welke gewichtige bezwaren Ds Brussaard nog niet kon heenkomen en zagen wij de inzending daarvan met verlangen tegemoet in de hoop, dat ook die spoedig zouden kunnen worden weggeruimd, na lezing van zijn repliek krijgt men zoo den indruk, dat schier al ziJn bezwaren

terugkeeren. Zijn schriftelijke repliek draagt een sterker kritisch karakter dan zijn mondelinge.

Natuurlijk is daj; ook prof. Ridderbos niet ontgaan.

Het was voor hem een teleurstelling.

Hij verbergt dat niet.

Hij vangt dan ook zijn schriftelijke dupliek aldus aan:

„Met blijdschap heb ik in uw sdhrijven bevestigd gezien, wat ge ook ter Synode reeds had uitgesproken, dat ge door het ontvangen antwoord „reeds gedeeltelijk gerustgesteld zijt". Aan de andere zijde is er in uw schrijven ook wel iets, dat mij heeft teleurgesteld. Ter Synode had ik hoop, dat die bevrediging een ruimeren omvang had dan mij thans toeschijnt het geval te ziJn, nu ge voor uw 67 korte mondelinge repliek een breede uiteenzetting in de plaats hebt gesteld, waarin ge (naar het miJ voorkomt en ge op één belangrijk punt ook zelf uitspreekt) zelfs sterker dan in uw eerste uiteenzetting de beslissing der Synode critiseert. Zoo kan ik niet zeggen, dat ik me tot dit tweede en laatste antwoord, dat ik in opdracht der Synode heb te geven, zet met denzelfden blijden moed als waarmede ik mijn eerste antwoord begon".

Men meene echter niet, dat deze duphek de kenmerken van moedeloosheid vertoont.

Wie prof. Ridderbos kent, kan zich niet voorstellen, dat hij ooit het hoofd zou kunnen laten hangen.

Neen, met dezelfde gemoedelijkheid van vroeger, metdezelfde houding van alles te durven zeggen en er zeker van te zijn niet te kwetsen, staat hij Ds Brussaard op­

nieuw te woord. Men zou er bijna een prijs voor willen uitloven, wie er ook maar één gemelijk trekje in heel deze duphek kan

opsporen. Wel echter zet prof. Ridderbos met nog meer nadruk

de puntjes op de i. Deze dupliek is een kostelijke aanvulling van onze

Synode-litteratuur geworden. Dat alleen verzoent ons dan ook met den gang van-

zaken. Van het begin af hadden wij op de schriftelijke pro-

jektie van het debat geen goed oog.

Wij wisten, dat ook met de beste bedoeUngen geen trouw beeld van het gesproken woord was te geven.

Aan de beste bedoehngen heeft het van weerskanten niet ontbroken. Daarom zouden wij het resultaat ten eenenmale hebben betreurd, indien de dupliek van prof. Ridderbos niet

zóó was uitgevaUen, dat ons heele Gereformeerde volk erwat aan heeft. Men kan gerust zeggen, dat de bezwaren, welke na den „Open Brief" nog tot uiting kwamen (voorzoover ze

niet bedoelden één of meer van de vier bekende punten zelf in twijfel te trekken), hierin worden weerlegd. Het laatste antwoord van prof. Ridderbos werd ter

Synode voorgelezen en naar den zakelijken inhoud goedgekeurd.

De persoonlijke vorm is en blijft vanzelf voor rekeningan prof. Ridderbos.

Daardoor heeft deze duphek — om dien term eens te ezigen — een „semi-officieel" karakter gekregen. ' Intusschen is heel de korrespondentie reeds bij den itgever J. H. Kok te Kampen als broöhuré verschenen, . nder den titel: „Bezwaar en Antwoord, Ds russaards uiteenzetting van bezwaren tegen de beslis­

ingen der Synode en het antwoord van prof. Ridderbos et repliek en - duphek".

Wij mogen er zeker wel op rekenen, dat onze lezerseze brochure zullen aanschaffen?

Dat bespaart ons de moeite er den inhoud van te „verslaan".

Hoe eer deze artikelenreeks kan worden beëindigd, des-

te liever is het ons. Andere onderwerpen liggen te wachten. Wil zullen er ons daarom toe bepalen een paar punten

slechts uit deze korrespondentie uit te lichten en daarop

bijzonder de aandacht te vestigen.

-^ Het vonnis van Prof. Haitjema. IV. Wij beloofden dan een zoo objektief mogelijke oriënteering te geven in het artikel van prof. Haitjema om

daarna ziJn beschouwing aan beoordeeling te onder­

werpen. Prof. Haitjema verdeelt zijn stof aldus:

„Ik zal eerst een korte schets hebben te geven van de Gereformeerde belijdenis van het Schriftgezag; idaarna zal ik de vraag trachten te beantwoorden, wat

een belijdende Gereformeerde kerk met deze belijdenis heeft te doen; vervolgens zal ik in - bet licht hebben te stellen, wat de

Asser Synode met deze belijdenis heeft gedaan; om ten slotte nog kort-elijfc antwoord te zoeken op de pijnlijke vraag, hoe deze kerkvergadering van een belijdende Gereformeerde kerk zich zoo tragisch kon schuldig maken aan wat het juist met inspanning van alle krach­

ten van haar kerkelijk erf verre houden wdde". Voor dit nummer willen wij ons bezig houden met het eerste van de vier in homiletisohen stijl geformuleerde

punten en zullen daarmee wel niet gereedkomen. Prof. Haitjema wil zorgvuldig vermijden aanstonds „zijn opvatting van de Gereformeerde belijdenis voor die belijdenis zelve in de plaats te stellen". Hij wil zijn uitgangspunt zóó kiezen, „dat ook de vurigste verdediger van de besluiten van Assen naast mij (hem) moet komen staan". Daarvoor meent hij het gevoeglijkst op Franciscus Junius te kunnen teruggaan. „Telkens hoort men in Junius' theologische verhandelingen de gedachten, vaak de woorden zelfs, van de Nederlandsche Geloofsbelijdenis doorklinken". Hij zal daarom een beschrijving geven van de Gereformeerde opvatting van het Schriftgezag „in aansluiting aan de Theses Theologicae van Franciscus Junius, bier en daar met aanvullende

aanhalingen uit Calvijn's Institutie". Junius dan - omschrijft de Heihge Schrift als „het Woord Gods, dat door God en door tusschenkomst van zijne dienstknechten in het geschreven O. en N. Testament aan de kerk is gegeven en dat zijn gewijde bestemming vindt in dit tweeledig doel: de verheerlijking van God en de zaligheid der uitverkorenen". Hij stelt den i n-h o u d van de Schrift in rechtstreeksch rapport tot God: „want al wat in de H. Schrift staat, heeft een bijzondere betrekking op God, ook datgene, wat naar ons oordeel toch wel heel ver van Hem afligt". Het tweeledig doel der Schrift werkt hij aldus nader uit: „Het allereerste en hoogste doel van de.H. Schrift is de glorie Gods (want God doet alle ding om Zijns Zelfs wil). Dit kan aldus dui-

delijk gemaakt worden: in de eerste plaats volgt uit liet wezen der JI. Schrift vanzelf dit hooge doel, daar door dit geschreven woord Gods de kennis van God en goddelijke dingen wordt medegedeeld; in de tweede plaats heeft dit geschreven Woord de uitwerking, dat de goddelijke majesteit, die klaarder dan het zonnelicht uit den Bijbel uitschittert, in onze harten ootmoedige aanbidding werkt. Het tweede, dichter voor de hand liggende, maar toch aan het eerste ondergeschikt blijvende doel van de H. Schrift, is de zaligheid der uitverkorenen, welke bestaat in onze verzoening met God, die door de verkondiging van het Woord en de inwendige werking des Geestes tot werkelijkheid wordt".

Hetzelfde vindt men ook al bij Calvijn. Alleen laat deze sterker uitkomen „dat „in orde" de schepping aan de verlossing voorafgaan moest ook bij de uiteenzettingen van de geloofsleer der Christelijke kerk". De Schrift is wel het boek der sprake Gods, maar dit spreken Gods houdt allereerst in „een bekendmaking der goddelijke eischen" en mag pas daarna worden verstaan, als het spreken Gods, , , waardoor het Hoogste Goed zich door genade heilbelovend tot ons richt"." Het is „niet anders, dan alsof door de Schrift heen de Majesteit van God zelven voor ons verscheen". „Uit Gods mond zelf is de H. Schrift tot ons afgevloeid". Om dit levend Woord door alle eeuwen heen te bewaren, heeft God het laten teboekstellen. De geschreven wet van Israël is het begin van de Heilige Schrift. „Doch" — en hier is niet Galvijn, maar prof. Haitjema als tolk van Galvijn aan het woord — „nu dreigt het gevaar, dat deze geschreven woorden verstarren; dat men er God, den levenden God niet meer door heen hoort. Het ontzettende gevaar, dat het Woord Gods als een versteende codex wordt! Daarom heeft God in Zijn groote genade op de wet de profeten doen volgen, die het geschreven Woord der wet hebben uit te leggen, vloeibaar te maken, bewogen en levend en ontzagwekkend, zóó dat door de letters der geschreven wet weer henen klinkt: Ik ben de Heere!" „Calvijn laat ons zien, hoe de juiste volgorde is in de geschiedenis der bijzondere Godsopenbaring. Het is deze: levende aanspraak Gods in woord en visioen, vervolgens de schriftelijke teboekstelling, en daarna de door den Geest bezielde profetie, die zich tot de vloeibaarmaking van het geschreven Woord zet; en op dat Woord baseert". Deze volgorde is voorbeeldig voor alle tijden. Wanneer de canon der H. Schrift is afgesloten, zou alras Gods stem niet meer uit het geschreven Bijbelwoord worden gehoord, „ware het niet, dat dit' geschreven Woord van God (Oud-en Nieuw Testament • beide) overgegeven was, toevertrouwd was aan de kerk des Heeren, die in haar midden de bezielde profetie heeft te bedienen in de prediking, welke toch immers niet anders bedoelt, dan de woorden Gods weer levend tot den mensch uit later eeuw te doen afvloeien, als een bruisende stroom uit de bronwei der Schrift".

Terwijl prof. Haitjema steeds in voetnoten naar vindplaatsen verwijst, doet hij dit bij deze weergave van Galvijns gevoelen niet.

Alsnu keert hij terug tot Junius. Maar mogen we hier afbreken?

^ Waar staat dat?

Mr Knibbe publiceerde' een brief aan de Synode, welke de Synode nooit bereikte.

Daarin beroept hij zich ook op ons.

Hij schreef: „Ik veroorloof mij daarbij op te merken, dat volgens prof. Hepp in „De Reformatie" van 1 Oct. j.l. het „persoonlijke aanvaarden" van de zintuiglijke waarneembaarheid der beide Paradijsboomen, meer was dan de Synode recht had te eischen".

Wij hebben het nummer van 1 Oct. j.l. erop nageslagen of wij ons soms verschreven hadden of een drukfout ons parten had gespeeld.

Maar wij hebben niets van dien aard kunnen • ontdekken.

Zou Mr Knibbe zoo vriendelijk willen zijn de passage te noemen, waarop hij zijn beroep grondt?

Hij zond ons eenige vragen.

Wij hebben geen bezwaar om daarop te antwoorden. Indien hij tevoren even aan ons verzoek zou willen voloen, zouden wij in één moeite door hem van bescheid unnen dienen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 november 1926

De Reformatie | 8 Pagina's

Synode-indrukken.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 november 1926

De Reformatie | 8 Pagina's