GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN.

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dies Ater?

De dag, waarop "de Eerste Kamer een 'beslissing zal nemen'inzake het Nederlandsch-Belgisch Traktaat, nadert.

Waarschijnlijk zal, als het volgend nummer van ons blad verschijnt, de uitslag bekend zijn.

Men heeft van onderscheiden zijden van een opgeschroefde, met minder hoogstaande middelen gevoerde aktie tegen het Verdrag gesproken.

Wij willen niet alle strijdmanieren, welke in praktijk werden gebracht, verdedigen.

Doch men generaliseert, wanneer men hiernaar alle aktie afkeurt. - ióS^f

En dan, hebben voor'stsEd'Srs van 'het Verdrag niets op hun geweten?

Zijn er ook onder hen niet, die argumenten bezigden, welke den toets der'waarachtigheid niet konden doorstaan?

Wij denken er echter niet aan deswege de verdedigingscampagne te brandmerken.

Naar buitensporigheden becordeele men een aktie niet.

Zeker, in de protesten, welke tegen het voorgestelde verdrag zijn geuit, is vaak warmte aan het woord.

Maar sinds wanneer wordt koudbloedigheid ten opzichte van een zaak, welke iiaar veler overtuiging ons land in gevaar brengt, een deugd geacht ?

Door dit Traktaat is de snaar der vaderlandsliefde bij een groote meerderheid van ons volk aangeraaki.

Is het wonder, dat die nu ook trilt?

Is het wonder, dat die nu ook trilt? De laatdunkende wijze, waarop, sommige voorstanders van het Verdrag, over tegenstanders oordeelen, doet onaangenaam aan.

deelen, doet onaangenaam aan. Met spanning wordt door de tegenstanders, die wellicht drie kwart van onze bevolking uitmaken, het moment der beslissing in de Eerste Kamer tegemoet gezien.

De vraag leeft in hun hart: zal die dag een dies ater zijn, een .dag van somberheid voor ons Nederlandsche volk, een dag van zwarte voorspellingen voor de toekomst?

Voor eeuwen.

Dit wordt nog maar al te zeer uit het oog verloren, dat het voorstel, dat thans in de Eerste Kamer behandeld zal worden, een toestand van eeuwen zal beheerschen.

Het is maar niet een traktaat, da, t, wanneer het ons volk belieft, gewijzigd kan worden.

Indien dat het geval ware, indien men het over vijf-en-twintig jaar b.v. kon herzien, dan kon men gevoeglijk een lijdelijke houding aannemen.

gevoeglijk een lijdelijke houding aannemen. Dan .icon men. zeggen: laten' w& de uitwerking gedurende een kwart eeuw maar eens afwachten. Laten we het ontwerp a fair play geven.

Maar wordt het aanva; a, rd, dan zitten wij er voor altijd aan vast, tenzij dan d!at èn van Belgische èn van Nederlandsche zijde verandering wordt begeerd.

Over een toekomst van eeuwen te moeten beslissen, is een ontzaglijk iets.

Het schept een o n t z e11en de ve r an t w o ord e 1 ij k h e i d.

Men moet al sterk oiVertuigd zijn, dat het Verdrag niet maar in - het landsbelang van het oogenblik, maar van heel de toekomst is, zal men er met vrije conscientie zijn stem aan kunnen geven.

Wanneer men ten deze eenigszdns aarzelt, zou voorstemmen onverantwoordelijk zijn.

De Memorie van Antwoord, welke Minister Van Kaniebeek op het Voorlocpig Verslag gaf, wekt deze overtuiging van in het permanent belang van ons^ volk te ""zijn, niet.

Er wordt geen poging in aangewend om aan te toonen, dat in het voorstel van onze Regeering de gedachte aan eeuwen heeft voorgezeten.

Speculaties.

Wat waarborgen geven de verdedigers van het Traktaat, dat dit — ik zeg niet eens: positief in net landsbelang is — maar in elk geval niet tegen net landsbelang is?

Dat zijn toch zeker wel de geringste waarborgen. Welke men kan eischen!

Van zulke waarborgen is er echter in het geheel geen sprake.

Speculaties nemen de plaats van die waarJDorgen in.

De verstandhouding met België zal er döoa-wor-. den verbeterd, zegt men.

Is men daar zoo zeker van?

Kunnen bij de uitvoering van de werken, welke in het Traktaat worden vastgelegd en het gebruik! maken van de rechten, welke daarin aan België worden toegekend, geen ernstige konflikten uitbreken ?

Staat de interpretatie van het Traktaiat zóó vast, dat geschillen daarover niet mogelijk zijn?

Men moet al heel goedgeloovig, zoo niet lichtgeloovig zijn om daarop een geruststellend antwoord te geven.

Nu reeds trad aan het licht, dat men het over de interpretatie op enkele punten niet eens is.

Maar verduidelijking is niet mogelijk. Het Traktaat moet. aangenomen of verworpen werden, gelijk het daar ligt.

Zuiverder formuleeringen kunnen er zelfs niet in worden aangebracht.

Men moet het met huid en haar slikken of niet slikken.

Dat is op zichzelf al bij zulk een gewichtig verdrag een onredelijke en tevens onzedehjkei eisch.

Het vraagt, wij wezen er Vroeger reeds opi, eenzijdig vertrouwen.

Het element van wederzijdsch vertrouwen ontbreekt.

Enkel en alleen daardoor reeds worden waarborgen voor een toenadering van twee kanten ons ontnomen.

Men heeft hier geen ander bescheid dan. ... het zal wel goed terecht komen. Het zal wel....

Dit is een speculatie van de ondeugdelijkste sooirt.

Menige beiirsspeculant is naar den kelder gegaan, die voor zijn kansberekeningen betere waarschijnlijkheidsgronden kon aanvoeren, dan bij een eventutele aanvaarding van dit Traktaat zou geschieden.

Tegenover de speculatie: het zal wel terecht komen, kan met evenveel recht worden .gesteld: geeft men België den vinger, dan zal het strains de geheele hand eischen.

"Wij nemen het voor da't laatste vermoeden niet op.

Maar dat er zijn, die zóó redeneeren, is alleszins verklaarbaar.

Oorspronkelijk gingen de Belgische eischen veel verder.

Er was daar een sterke annexionistische strooiraing en het geschil over „De "Wielingen" is nog niet definitief opgelost.

Velen — en daaronder niet de eersten de besten — hebben verzekerd, dat men in het Verdrag met minimum-verlangeiis te doen heeft.

De heer Van Caawelaert, burgemeester van Antwerpen, is zelfs met het dreigement van een herlevend annexionisme gekomen, indien het Traktaat ook van onze zijde niet wordt geteekend.

Dat zijn toch teekenen, die te denken geven. Al late men die argumenten niet voor 100 pCt. wegen, zelfs niet voo-r 50 pCt., toch zijn ze wel van zooveel gewicht, dat men zich van de speculatie : het zal wel..., dient te onthouden.

Dat is echter niet de eenige specialatie.

Men heeft betoogd: het Rijn-Maas-Scheldekanaal komt er, nooit. Het is te lang en te kostbaar.

Gelukkig is ook de Minister tegen deze speculatie opgekomen, al vond hij, dat er veel faktoren zijn, „die voor de betrekkelijke juistheid van.deze overweging schijnen te pleiten".

Ook hier vergeet men van voorstanderszijde weer, dat men met een Verdrag voor eeuwen te doen heeft.

Al ziet het èr niet naar uit, dat België er in de eerste jaren toe in staat zal zijn het te bekostigen, misschien is het dat over vijftig jaren wel en het ontvangt nu daartoe reeds het recht.

Anders staat het weer met het Moerdijk-kanaal. Men twijfelt er .niet aan of dit zal wel toit stand komen, indien bet Traktaat ook door Nederland bezegeld wordt.

Maar de voorstanders van het Verdrag verzekeren, dat dit kanaal voor de Nederlandsche ha, vens weinig schade zal berokkenen.

De Minister drukt het zóó uit, dat het „nimmer dien overwegenden invloed oj) de transiteering van het verkeer zal kminen uitoefenen, welke er door de tegenstanders aan wordt toegeschreven".

Dat is heel diplomatiek gezegd.

Er zijn tegenstanders, die beweerd' hebben, dat Rotterdam door het Moerdijk-kanaal een doode stad zal worden.

zal worden. Daartegenover nu of tegen soortgelijke profetieën kan men heel gemoedelijk opmerken, dat het zoo'n vaart niet zal loopen.

De kaden in Amsterdam, Rotterdam en Dordrecht zullen wel niet geheel-in weiland behoeven herschapen te worden en de havens in slooten.

Doch dat de schade, aan onzen handel toe te brengen, niet ernstig zal zijn, heeft men niet kunnen aantoonen.

Minister Van Karnebeek wees er-op', dat nog andere faktoren dan de Rijrivrachten, welke, naar ook hij verwacht, te Antwerpen verlaagd zullen worden, de plaatskosten in de zeehaven en de zeevrachten, de keus der haven bepalen.

Eigenaardig is het echter, dat hij onder die andere 179 factoren voornamelijk zulke noemt, welke betrekking hebben op de outillage.

Hij speculeert er blijkbaar op, - dat Antwerpen zich niet zoo goed inrichten zal als Rotterdam en Amsterdam.

Maar indien dit geen ijdele speculatie is, wat is er dan wel een?

Trouwens, wat te denken geeft is dit: als het zoo zeker is, dat onze havens er niet belangrijk onder lijden zullen en dns België er niet zullce groote voordeden van zal hebben, waarom wil dit land dan zulk eien enorm kapita^af in het Moerdijkkanaal steken ?

Alleen om het de Rijnvaartschippers wat gemakkelijker te jnaken?

Geloove h^t, wie het wil!

Neen, België verwacht van dit kanaal de sterkste profijten.

Moet dit niet tot de uiterste omzichtigheid manen?

Mag men hier wel speculaties tegenover stellen?

Ook is de onderstelling geopperd, dat de Duitsche nijverheid en handel zóó opleven zullen, dat èn Antwerpen èn de Nederlandsche havens naast elkander zullen opbloeien.

Alweer een speculatie, welke alle reëel uitgangspunt mist!

Duitschland is geen Rusland.

De rijkdommen in den bodem zijn niet onuitputtelijk.

Aan de Duitsche nijverheid zijn natuurlijke grenzen gesteld.

Bovendien: Duitschland zint er sinds lang op om het Rijnvervoer naar eigen havenplaatsen te leiden en indien het werkelijk zóó zou toenemen als men belieft te hopen, dan zal het zeker voor het graven van een paar kanalen niet terugdeinzen.

En nu spreken wij - nog niet eens over liet voorgestelde Schelde-regiem.

De argumenten ter verdediging van het Traktaat zijn zóó spekulatief, dat bij recht inzicht de Nederlandsche degelijkheid er zich tegen moet verzetten.

Safety first!

Safety first!

Vóór alles moet gelet op de veiligheid.

Blijven wij werkelijk met dit Traktaat aan den veiligen kant?

Ons antwoord moet ontkennend luid'en.

Nederland wordt een speculant.

En wel een speculant van de onbegrijpelijk'st.e soort.-

Wie speculeert, doet dit om te winnen.

Doch hier valt voor Nederland niets te winnen.

Nederland kan er enkel bij verliezen!

Nederland heeft wel een spreekwoOTd: al te goed is buurmans gek.

Maar men schijnt de levenswijsheid, welke hierin schuilt, niet in praktijk te willen brengen.

De winst, die men nog meent te kunnen behalen bestaat dan, gelijk gezegd, in een nauwere verbintenis, tusschen de beide volkeren.

Wanneer dit echter moet gescheiden ten koste van onze veiligheid, dan verzet het gezonde internationalisme er zich tegen.

De gevolgen van dit Traktaat voor de komende eeuwen te overrekenen, is geen staatsman gegeven.

Maar daarom mag men ons volk aan dit Traktaat ook niet wagen.

Men mag tot geen andere daden overgaan, dan zulke, waarvan de portee duidelijk is.

Wordt van dat veilige standpunt afgeweken, dan. doet een land een sprong in het 'duister en wordt een a v o n t u r i e r s t a a t.

Van Karnebeek onmisbaar?

In breede kringen van ons volk, intellektueele en andere, wekt dit Traktaat zulk een verwondering en vindt men de argumenten ter verdediging zóó slap. en onbevredigend, dat men zich onwillekeurig afvraagt: zit er soms wat achter, wat wij niet mogen weten?

Geheimhouding van dokümfeiiten zelfs voor de leden der Tweede Kamer heeft dezen argwaan versterkt.

Er waart een zekere meening rond, dat Minister Van Karnebeek door zijn verleden gebonden .is dit Traktaat aan te prijzen, van de aanneming van dit Traktaat zijn aanblijven ails Minister afhankehjk te maken.'

En onder de voorstanders van het Ttaktaat zouden er dan zijn, die zelf wel bezwaren hebben en zware bezwaren ook, maar die toch niet' zouden willen, dat Minister Van Karnebeek er om aftrad.

Wij kunnen op zichzelf die'meening. laten voor wat ze is.

Dat echter het persoonlijk' gevoelen van Minister Van Karnebeek groot gewicht in de scihaal legt, is wel buiten kijf.

Dat velen heel wat willen doen om zijn heengaan te' voorkomen is ook bekend.

En nu willen, wij allerminst opi de zeldzame verdiensten van . minister Van Karnebeek .iets afdingen.

Hij is een diplomaat van hooge kwaliteiten.

Maar hij zit reeds jaren achtereen als minister van Buitenlandsche Zaken in onderscheiden kabinetten.

Wat ook wisselt, linksch of rechtsch, Van Karnebeek blijft.

Dat achten wij op zichzelf voor een land al een nadeel.

De gewoonte in Amerika, om niet voor een derden keer een zelfden piersoon tot president te kiezen, getuigt van gezoaid inzicht.

Welk een voortreffelijk minister de heer Van Karnebeek ook zij, ook hij loopt gevaar in bepaalde deiikbeelden vast te roesten, afgedacht nog daarvan, dat hij allicht bij onderhandelingen vooruitzichten kan openen, welke de goedkeuring van het volk niet wegdragen.

Een lang aanblijvend minister beneemt zichzelf de kans zich eens op te frisschen, eigen verleden kritisch te beschouwen en er zich van los te maken om straks weer met een schoone lei te beginnen.

Een lang aanblijvend minister vormt voor het volk een autokratisch gevaar.

Niet nu pas, maar reeds vooreer viin het Belgische Traktaat in de Kamer sprake wa; s, stond voor ons do wenschelijkheid vast, dat minister Van Karnebeek eens plaats maakte VOOT een ander.

Mocht dan deze minister om het Traktaat zijn' portefeuille ter beschikking stellen, zoo zouden wij daar allerminst rouwig om zijn.

Men zou zoo langzamerhand de idee ^voedsel geven, dat de heer Van Karnebeek onmisbaar is.

Zulk een idee doet niemand' deugd, de heer V, an Karnebeek niet, de Kamerleden niet, het volk rtiet.

Het zou ons dan ook fataal voorkomen, indien iemand om den heer Van Karnebeek te behouden, het Traktaat zou aanvaarden.

Dat zou onverantwoordelijk zijn.

Hij zou er ons land geen dienst mee doen. Kamen van hen, wien ook eens een kans moet gegund om hun diplomatieke' talenten te toonen, zijn wel bekend.

Niet gaarne zoudeai wij willen, dat de heer Van Karnebeek VOOT goed op stal werd gezet. •

M.aar ons land zou er mee gebaat zijn, wanneer het een stel oud-ministers van Buitenlandsche Zaken had om in tijden van gevaar hulp. te kunnen verleenen.

Als minister Van Karnebeek straks nog eens verklaart, dat hij de verantwoordelijkheid van de verwerping niet voor zijn rekening kan nemen, dan hopen wij ten zeerste, dat dit op' geen der Eerste-Kamerleden indruk zal maken.

Hij ga onder de welgemeende dankbetuiging voo-r de gewichtige diensten, het land bewezen.

Hij ga onder een „tol weerziens"' van de Kamer.

Ik huiver....

, , Ik huiver bij de gedachte, wat er zal gebeuren, als dit Verdrag verworpen wo'rdt."

Zooi ongeveer sprak minister Van Karnebeek bij een vroegere gelegenheid.

Men heeft hem om een nadere verklaring van die woorden gevraagd.

Ziet dat op een pressie door de mogendheden heimelijk uitgeoefend? Ziet dat O'p een revanche van België?

De minister gaf het bescheid, dat hij in de verwerping van het verdrag de kiem zag van mogelijke ernstige verwikkelingen tusschen Nederland en België.

Maai' dan hebben de tegenstanders minstens even gegronde reden om te verklaren: ik huiver....

ik huiver, dat de mO'eilijkheden eerst recht beginnen, wanneer het Verdrag is aangenomen.

Nederland is niet verplicht'van de plannen, welke in het Verdrag zijn opgenomen, elk detail, dat later wordt uitgewerkt, goed te keuren.

Die détails zijn legio.

Maar daarom zijn de kansen van botsing weinig minder dan legio. •

Als Nederland eens zijn veto uitspreekt over een van die détails, wat dan ?

Ware alles tot in de kleinstei bijzonderheden in het Verdrag uitgestippeld en de wederzijdsche verplichtingen, in alle gevallen, W'elke zich kunnen voordoen, geregeld, dan zou men althans hiervoor niet bevreesd behoeven te zijn.

Maar nu dit niet het geval'is en niet het geval kan zijn, liggen de krullen voor de konfiikten al klaar.

Daarom: ik huiver

Ik h u i V e r echter nog meer, als ik er aan denk, hoe ons ' n a g e slacht, av.er, .oms zal O'Ordeelen. "^ ''^.': iMM: & M& : -

Want eerst zij «zullen de 'gé'volgen van het Traktaat nauwkeurig kunnen berekenen.

Hoe zal het over ons spreken?

Zal het bij het , pndervin'den van de nadeelen ons niet het verwijt voor de voeten werpen, dat wij op de beurs van het volkerenleven hebben gegokt ?

Zal het ons in zijn histo'rie-boeken niat betitelen als Jan Salle's, wieri het aan den durf ontbrak om' tegen miiiister Van Karnebeek, tegen België te zeggen: nee'ii.

Zal het bij het lezen van het volksverhaal van Tijl Uilenspiegel en Lamme 'Goedzak, bij de'U eerste niet denkc'U aan België, bij den laatste aan ons? Werkelijk, als het Verdrag wordt aangenome'U, hebben wij onze' nationale fierheid prijsgegeven.

Wij zijn niet tegen toenadering tol België.

Wij zijn er vurig voor.

Laten er nieuwe onderhandelingen worden geopend.

Dan kunnen wij onze goede gezindheid toonen.

Maar wij mogen ons en ons nageslacht geen strop om laten doen voor eeuwen.

Burgemeester Van Cauwelaert heeft het zoo' uitnemend gezegd: geen volk kan leven met een strop om den hals.

Verlaat ons Neerland nooit!

Wij gaan dagen tegC'moet van bijzondere histoTische beteekenis.

Over het lot van Nederland zal voior eeuwen worden beslist, voorzoover menschen dat in de hand hebben.

Weinig gebedsdrang wordt er onder ons openbaar.

Het is te verklaren.

Van gezamenlijk bidden is geen sprake, omdat de gevoelens zijn verdeeld.

Toch mo'gen wij de komende week niet biddeloos ten opzichte van deze zaak ingaan.

Zeker, wij hebben er ons voor te wachten, dat wij door ons gebed anderen aansto'ot. geven.

Daaxom hebhen wij ons terug te trekken in de binnenkameren.

Wij hebben te bidden naar ons inzicht en tevens te vragen of Hij, die heerscht over de volkeren, ons inzicht, indien het. onjuist mocht zijn, vei' anderen wil.

Wij hebben ook te bidden voor hen, die te beslissen hebben, opdat zij hun stem uitbrengen naar zuivere m^otieven, opdat zij niet meenen, dat zi door de toekomst kunnen heenzien als door kristal, opdat zij niet roekeloos handelen.

Dat 'de geloovigen zich vereenigen in de bede: , , 0 God. verlaat ons Neerland niet".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 maart 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 maart 1927

De Reformatie | 8 Pagina's