De 48-scbaal.

leder weet, - wat daarmree b'edoeld wo-rdt: voor 'elke 48 leerlingen wordt , aan onze gewone Lagere Scliolen een onderwijzer meer geëisclit.en door het Rijk vergoed. Algemeen is men in onderwijs-kringen van oordeel, dat deze 48-scliaal zeer ten nadeele van bet onderwijs werkt en daarom zoo spoedig mogelijk wijziging vraagt.

De Vereeniging van Chr. Onderwijzers en Onderwijzeressen in N-ederland en de Overzeesche Bezittingen heeft dan ook een Enquête ingesteld naar de werking A'^an deze regeling en meteen nagegaan, in hoeverre aan de verkeerde werking reeds wordt tegemoet gekomen door de aanstelling, van meer onderwijzers dan de wet vraagt. Het resultaat van die Enquête werd gepubliceerd in het nummer van 12 Augustus 1.1. van het , , Correspondentieblad" van bovengenoemde Vereeniging.

Er waren ongeveer 1000 antwoorden ingekomen • van de ruim' 1700 scholen, zoodat mag worden aaaigenomen, dat een vrij juist beeld van het geheel werd gekregen. Het bleek nu, dat in de practijk geen éénmansscholen bestaan. Op 98 piCt was daar een boventallig onderwijzer aangesteld, 't Is duidelijk, dat aan dergelijke scholen ieder, die mee invloed op den gairg van zaken uitoefent, gevoelt: één man voor 48 kinderen, die over minstens 6 leerjaren verdeeld zijn, is een onmogelijkheid.

Ook bij de andere scholen doen zioh heel wat moeilijkheden voor. Men kan de kinderen maar niet willekeurig over de onderwijzers verdeelen en ook de klassen maar niet willekeurig splitsen; dientengevolge heeft men in. de twee-en driemansscholen onderwijzers, die tot 57 en 64 leerlingen hebben. Bjj de vier-en vijfmansscholen klimmen die getallen zelfs tot 69 en 78 leerlingen voor een onderwijzer. Men ziet, dat hier heel wat scholen zijn, die er door zoo'n uniforme leedingenschaal slecht aan toe zijn. Die moeten.dan ook zoo spoe-dig mogelijk worden geholpen.

Bij de grootere scholen worden bovengenoemde getallen gunstiger. Bij de zesmansscholen koant als maximum toch nog 55 leerlingen voor oen oaiderwijzer voor, bij de zevenmansscholen 54, bij de achtmansscholen 50, bij de negenmansscholen 53. Bij al deze getallen mag niet worden vergeten, dat de bo^fentallige onderwijzers zijn medegerekend - en die komen nog al voor tegenwoordig. Bij do scholen, waarover de Enquête liep waren 916boven-, tallige leerkrachten in dienst, dus bijna gemiddeld één per school.

Hieruit volgt, dat .wanneer de 48-schaal zuiver werd toegepast de' toestand nog heel • wat ongunstiger zou zijn.

In deze Enquête heeft men zich oot bezig gehouden met de vraag, hoeveel onderwijzers geplaatst zouden kunnen worden, wanneer het 7e .leerjaar voor alle scholen verplicht zou worden gesteld. Dat" zouden er op. bovenbedoolde scholen maar 161 zijn. 'Golden nu voor deze scholen de getallen, die bindend waren vóór dat de 48-schaal ging gelden, dan zouden er 534 onderwijzers meer geplaatst kunnen wo-rden. Werden beide maatregelen tegelijk ingevoerd dan zouden er 780 leerkrachten meer noodig zijn. Maar er zijn reeds 916 boventallige te werk. Er zouden dus daarvan alleen nog 136 op een vaste aanstelling moeten wachten. Uit deze cijfers volgt dus, dat bij de invoering van beide maatregelen van het tegenwoo-rdig surplus nog niemand zou kunnen worden geplaatst.

De Commissie, die de Enquête bewerkte, geeft als voorloopige maatregel in overwegmg, dat het Rijk een onderwijzer gedeeltelijk zou betalen, als 16 of 32 leerlingen boven het grensgetal aanwezig waren.

G. MEIMA.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Terug naar resultaten Printen