GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Pers-stemmen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Pers-stemmen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Karl Barth niet naar Bern.

De bladen brachten voor eenige dagen het bericht, dat Karl Barth voor de benoeming tot hoogleeraar aan de Universiteit te Bern heeft bedankt. Men meende, dat Barth er veel voo: r zou voelen om naar Zwitserland, zijn vaderland, terug te keeren en daar een hooge positie in te nemen als hem ongetwijfeld te Bern geboden we-rd.

Welke motieven Barth tot zijn bedanken hebbön geleid, weten we niet.

geleid, weten we niet. Het kan zijn, dat hij zich ten slotte in Diuitschland beter op zijn plaats voelde.

Het kan ook zijn, dat de strijd, welke te Bern moest worden gevoerd om zijn benoeming er door te krijgen, hem tegenstond.

Dit schijnt wel zeker, dat ook deze profeet meer geëerd is in den vreemde dan in zijn vaderland.

Rectificatie van Dr van Lonl< huysen.

Dr van Lonkhuyzen van Chicago, die dezen zomer gedurende vijf of zes weken in zijn oude vaderland verbleef, had zijn indrukken over ons kerkelijk leven in zijn blad „Onze Töekoimst" gepubliceerd.

Hij konstateerde daarin, dat onze kerken tot groote welvaart waren gekomen. Als bewijs voerde hij daarvoor aan, dat predikanten met heel hun gezin b'uitenlandsche reizen maakten, landhuizen op de Veluwe bezaten.

Ook merkte hij op zekere achteruitgang in de Gereformeerde zede — hij had opi e: en receptie sigaretten-rookende meisjes ontmoet — ea een vermindering in openbaring van geestelijk leveai.

Volgens hem zou in verband met de moeilijkheden, waarin de Vrije Universiteit is geraakt, de contributie achteiTvege blijven.

Predikanten zouden er door winterlezingen e-n schrijven nog een traktement bij verdienen.

Verschillende kerkelijke organen en speciaal Ds C. Lindeboom hadden op: deze voorstelling van zaken kap tie. gemaakt.

Dr van Lo: nkhuyzen ziet thans zelf in, dat hij zich heeft vergist.-

Een vergissing, welke bij iemand, die zoo vluchtig in zijn oude vaderland moet rondkijken, trouwens begrijpelijk is.

Men heeft geen tijd om grondig te informeeren en allerlei toestanden te onderzoeken.

Het is ermee als wanneer iemand in Parijs wel een promenade maakt langs de boulevards, maar van het overige der stad niets ziet,

DT van Lonkhuyzen komt er — en dat strookt ook geheel met zijn karakter — open voior uit, dat hij heeft gegeneraliseerd.

Hij schrijft in „Onze Toekomst":

Hoe 'ongedacht kan eeu menscli in wat men noemt „lieet water" Jjomen.

Hoe zoo? Zijt ge wel eens uit logeeren geweest? En dat men u thuis vroeg eens te schrijven wat soort menschen het waren en wat ze zoo hadden en deden. En als ge dat dan. deedt en thuis nog wat verteldet en dan denkt dat wat ge verteldet uw gastheer weer ter oore kwam, dan kunt ge lichtelijk denken hoe ge in „heet water" kwaamt. Zelfs het goede dat ge van de menschen waar ge geweest waart verteldet kan nog verkeerd opgenomen worden. Uw gastheer kan zeggen: Waarom moest ge dat nu vertellen, dat we schelvisch met botersaus aten, of naar het Zuid Hollandsche Koffiehuis en Musis Sacrum gingen, dat was maar uitzondering, dat troft ge net zoo, maar denk niet dat het er bij ons altijd zoo naar toe gaat. (Vergeef mij dit beeld, maar het kwam zoo bij mij op en het is zoo eoht-Hollandsch dat ik niet 'kon nalaten het te gebruiken.)

Als mijn gastlieer zegt dat dit raaar uitzondering was, dan geloof ik dat natuurlijk. En zie ik het gevaar van „generaliseeren". En zou ik gaarne wat langer gebleven zijn om het gewone leven mee te maken en te zien hoe ik het dan getroffen had. Maar toch is er iets in mijn ziel, dat zegt dat ik toch blij ben dat ik het zóó trof, daar ik toch, al waren het dan maar uitzonderingen, bü mijn vrienden een zekere mate van welstand mocht bespeuren, vooral als ze thuis nog wel eens op die vrienden neerzagen en dachten dat ze - het zoo arm hadden.

We'lnu, lezers, zoo ongeveer is-het mij gegaan met een brief over Nederlandsche kerkelijke toestanden onlangs uit Nederland bij gelegenheid van mijn bezoek, of op .mijn terugreis, geschreven. Met dien brief heb ik den toorn van onderscheidene Kerkboden verwekt. Wat de aanmerkingen zijn, zult ge zoo aanstonds kunnen bemerken als ik het stuk van mijn hooggeschatten vriend Ds G. Lindeboom van Amsterdam aanhaal, wiens stuk ik te liever aanhaal omdat het in toon boven anderen uitsteekt. Ik dank hem daarvoor.

EeB-ik dit stuk aanhaal, een paar woorden tot mijn verdediging. Als ik gegeneraliseerd heb, dat spijt mij dit. Maar ik teekende met een paar trekken de dingen zooals ik ze gezien en gehoord had. En misschien trof ik net zulke uitzonderingsgevallen. Maar ik trof het zoo. Van de 10 of 12 predikanten 'die ik trachtte te bezoeken waren of gingen 5 op reis of naar de zee. En dat was goed. Ik zag er niets geen buitensporigs in. Ik was blijde dat ze het konden doen. Al kunnen hierbij mogelijk voor hen particuliere omstandigheden in rekening worden gebracht. Ik bezocht de drie gemeenten welke ik liet voorrecht had in Nederland te bedienen. In die gemeenten waren in mijn tijd tractementen van 800, 1000 of 1200 gulden. En nu waren ze respectievelijk 3600, 3500 of 4000 gulden. Natuurlijk, het geld is minder waard. Maar ik verbhjdde mij toch ovev dien vooruitgang.

Luister.

Luister. Ruim 25 jaren geleden, terwijl ik op een Zaterdagavond in de studeerkamer zat, kwam er een predikant van een naburige gemeente binnen. Na een korte begroeting, welke mij deed zien, dat er iets niet in orde was, viel hij schreiend in een stoel. Hij vertelde, dat hij verscheidene .kinderen had, en zijn gezin nu weer vermeerderd was, en dat hij niet wist hoe de noodigste onkosten voor zijn gezin te betalen. Hij kon bijlange na niet van zijn tractement rondkomen. Van huis was van beide zijden al herhaaldelijk geleend, daar kon niet meer van verwacht worden. En de gemeente Hij

moest zijn werk al zuchtende doen. Ik heb toen er over geschreven, eerst in artikelen, en ben daarna een uitvoerig onderzoek gaan instellen. Zond aan alle ker'ken een vragenlijstje. Nagenoeg allen hadden de vriendelijkheid te antvroorden. Zoo kreeg ik een tamelijk volledig overzicht. Het resultaat kunt ge vinden in mijn brochure „Van Woorden tot Daden". Ik stond toen verbaasd 'hoevele gemeenten niet meer dan 800 of 900 of 1000 gulden tractement gaven of daaromtrent. Voor vaak groote gezinnen. Hoe er wezenlijk „fatsoenlijke armoede" in onderscheidene pastorieën geleden werd.

Ik ben blijde dat de oogen van de kerken voor den misstand opengingen. Is het dan wonder dat ik eenige aandacht schonk aan dit onderwerp en met genoegen, misschien met wat te groeten ophef, mocht constateeren hoe anders het er nu uitzag? Daar zat volstrekt geen verkeerde geest achter. En in de drie gemeenten, vroeger door mij bediend, was in één een geheel nieuw kerkgebouw, in de beide andere deze verbouwd. Wat de cigaretten-rookende jonge meisjes betreft - 7-wel het was een receptie van nog al vooraanstaande menschen, menschen in mijn tijd in den strijd om de „religie" in de voorste rijen staande. Dus dacht ik, hoe heb ik het. Ik zeide al, dat ik dacht dat dit wel uitzondering was. En het verheugt mij dit te hooren.

Andere dingen heb ik zoo gemeld als bijzonderheden, ze ter overweging aan ons volk hier aanbiedende. Allerminst was mijn bedoeling het kerkelijke leven in Nederland neer te halen. Ik wenschte dat wij het hier zoo hadden. Alsook het geestelijke leven zooals dat op schoolgebied, terrein van barmhartig'heid, politiek, enz. in Nederland tiert. Al meende ik verschil op te merken met 13 jaren geleden, ik wenschte dat het hier zoo rijk was als daar.

Mag ik eens weer komen en op de bereidwillige voorlichting der broederen hopen?

Hiermee is ooik deze kv^estie de wrereld uit.

Velen zullen bereid zijn Dr van Lonkhuyzten alle iiilichtingen te verschaffen, welke hij' wenscht.

Overigens meen ik te mogen vaststellen, dat de predikanten der Chr. Ger. Kerk in Amerika ©ok thans nog in financieel Oipzicht er veel gunstiger voorstaan dan hun. medebroeders in Nederland.

Wie er echter te beklagen is, het is de predikantsvroiiw, op, wier schouders - uitzonderingen daargelaten — te veel wordt geladen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 december 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

Pers-stemmen.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 december 1927

De Reformatie | 8 Pagina's