GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW.

23 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Inzendingen voor deze rubriek aan ds K. .Schilder, Mathenesserlaan 456a, RotterdamV

De V. U.-dag

Uitteraard geeft de pers nog niet veel over den V. U.-dag; en het is niet onmogelijk, dat er in het algemeen niet veel komt; primo nadert de vacantie; secundo is_ er, ook afgedacht van alle ' vacantie, een neiging tot (be)rust(ing), .als er weeï een mijlpaal ergens bereikt is; tertio: er zijn ook indeitlaad menschen, die positief, en met overtuiging tevreden zijn, ook na 'het applaus.

Ds P. V. Dijk schrijft in „Zeeuwsch KbL":

Met groeten dank aan God zien wij terug op den schoenen dag in deze week - waarop in '^liddelburg de vergadering plaats vond van de Vereeniging voor Hooger Onderwijs.

Zagen velen wel met eehige vrees in 't hart dezen dag tegemoet, het verloop en de uitslag er van zal in bveede kringen van ons Gereformeerde volk voldoening wekken.

Ds Ferwerda heeft deze vergadering, die zeer druk bezocht was uitnemend geleid. Prof. Hidderbos bleek de rechte man te zijn voor de verdediging van het rapport. De toon van. de debaters liet nooit iets te wensclien over, en de-, verdediger die in ons vaderland zoo groot vertromyesn heeft, wist door de minzame, glasheldere en dikwijls geestige antwoorden het hart te vind? ft-van allen en het verstand A^an de overgroote meerderheid der vergadering.

Een motie, die bedoelde bij de 2e conclusie een toevoegsel te zetten w.qarbij rechtstreeks de Synode van Assen genoemd werd, werd ingetrokken. En met slechts twee stemmen. van leden tegen, werd esn door Ds Schouten vo.orgostelde motie aangenomen, waarbij uitgesproken werd, dat de vereeniging met. de conclusies accoordi.ging.

Door dit verlopp en dezen uitslag was voorkomen in de eerste plaiMis, éat de Vereeniging voor Hoogei Onderwijs ; een Kerkelijke .Vereeniging werd, wat met den geest der oprichters in strijd zou gekomen zijn.

Maar anderzijds w.'fsrd door deze aanvaarding der conclusies de weg geopend om, wanneer zich een concreet geval zou 'voordoen van afwijking in het onderwijs, door hoogleeraren gegeven, artikel 2 toe te passen in de interpretatie, die aan duxlelijkheid niets te wenschen overlaat, dat al wat de Heil f g e Schrift leert, onvoorwaardelijk wordt aanvaard met uitsluiting van elke vnllekeungehandeling met de Heiiigo Schrift of met haar uitspraken en derhalve ook mot uitsluiting van het in' twijfel trekken van den letterlijken zin van bestanddoelen van het heiüge geschiedverjiaal, zonder het aanvoeren van deugdelijke, met het Schriftgezag bestaanbare gronden.

Voor élk, die nog lezen kan, heeft dus hier de Vereeniging uitgesproken, dezelfde opvatting van Schriftgezag te huldigen, als in het b ij zond ere .geval van Dr Geelkerken door de Asser Synode is toegepast.

GELIJK de Asser Synode een haar voorgelegd concreet geval naar dien maatstaf beoordeeld heeft zal de Vereeniging met deze haar uitdrukkelijke verklaring concrete gevallen indien die bij het onderwijs dor Hoogleeraren onverhoopt mochten voorkomen, beoordeelen. Zoo is in Middelburg derhalve uitgesproken, dat de V. U. haar i n t e r - k e r k e 1 ij k karakter hoopt te bewaren.

En tegelijk, dat ze volledig handhaaft het aloude standpunt, dat omtrent het Schriftgezag onder Gereformeerden tot dusver heeft gegolden.

Wij zijn dankbaar voor dezen uitslag der moeilijke, en toch zoo vlot verloopende vergadering.

Ook dankbaar, dat een professor van Kampen met zoo groote kennis van zaken, en zoo veel warme liefde voor de Kerken en voor de Vereeniging van Hooger Onderwijs de zaak der V. U. heeft verdedigd.

Dat is een blijk van een broederschap tusschen Kampen en Amsterdam, die ons Gereformeerde leven niet anders dan ten zegen kan zijn.

Dat is toch ook voor allen, die vroegere dagen hebben gekend, waarin deze eendracht soms zeer te wenschen overliet, ook een gunste Gods, die ons tot nadenken mag stemmen over de vraag: Zien we niet te veel voorbij liet - goede dat er dank zij Zijn genade, nog heden ten dage op onze erve is.

Persoonlijk zie ik de dingen anders, en ben ik van het juichen nog ver verwijderd. Maar dat komt later wel eens aan de orde.

De kwestie van de V. U. zelf nog eens.

Dr W. A. v. Es vervolgt zijn beschouwing in „Leeuw. „Kb." Hij begint aldus:

Eveneens zijn we dan ten aanzien va'i de 2e conclusie der oommissie niet zonder alle bedenking.'

Deze conclusie heeft betrekking op den grondsla, g van de Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden grondslag, wat het onderwijs in de andere Faculteiten betreft. Daarom worden-in artj 2 der Statniet gelijk voor' het • ondei-svijs" in de Theologie cte drie Formulieren van Eenigheid, maar - in het algemeen alleen de , jGereformeerde beginselen" genoemd.

Nu is vaalc tegen deze formuleering ingebracht. bedenking

Te begrijpen is dit ook wel. Wat zijn dit, „de Gereformeerde beginselen"?

Dr V. Es betoogt dan, dat de aanwijzing van die , , gereformeerde beginselen" meer formeel dan materieel is, dat dit ook wel te begrijpen is, als men let op de ontwikkelingshistorie, m.aar d.at het toc.h voor de toekomst noodig is, dat men de aanwijzing der gereformeerde beginselen een materiëelen inhoud geve, en dan met een binnen deir kring der V. U. geldend gezag. Voorts:

Het is daarom o.i. een leemte, dat zooveel ons bekend is, hiermede in de organisatie van de Vereeniging en de School niet is gerekend en zulk een orgaan niet is aangewezen, ef in het leven geroepen.

Toch lijkt ons de vraag wie daartoe uit den aard der zaak zelf in aanmerking komt niet zoo moeilijk te beantwoorden. In de eerste plaats zijn 't de boogleeraren, die in de onderscheiden Faculteiten werkzaam zijn, en wien de wetenschappelijke beoefening van die vakken is opgedragen. Zij moeten worden geacht in de eerste plaats op het terrein van dit deel der wetenschap 't best thuis te zijn en hebben zoo in het bijzonder de roeping naar deze beginselen en 'de formuleering er van te vorschen. Dan de hoogleeraren eener Faculteit GEZAMENLIJK, dus een geheele FACULTEIT, opdat in zulk een Faculteit de wetenschap uit éénzelfde beginsel of dezelfde beginselen zal kunnen worden opgebouwd, en er ook een voor de wetenschap altijd zoo noodige onderlinge uitwisseling van gedachten en onderlinge controle zou kunnen zijn. Voorts de Hoogleeraren van alle Faculteiten gezamenlijk, dus de SENAAT, opdat dezelfde eenheid van grondbeginsel oiok de wetenschappelijke beoefening van ALLE Faculteiten zou kunnen bebe-erschen. Ook dan is men er echter nog niet.

Het , is d© VEREENIGING, die achtereenvolgens art. 2 der Statuten voor 'ïiUe ondenvijs, dat in haar scholen gegeven wordt, geheel en uitsluitend op den grondslag der Gereformeerde beginselen staat. Zoo zijn het dus niet de Hoogleoraren, en - o-ok niet de Faculteiten en ook niet de Senaat, aan wie bij de vaststelling van wat in den kring der Hoogeschool als „Gereformeerde beginselen" zal gelden, het laatste woord kan worden gelaten. Dit moet uit den aard der zaak de VEREENIGING zelf zijn in haar Directeuren en Curatoren en de Algemeene vergadering der leden, in overeenstemming met de rechten en bevoegdheden welken dezen organen organisatorisch in Statnten en Reglement ZIJN of mogen WOPiDEN toegekend.

Zijn dan aldus zulke „beginselen" vastgesteld en omschreven, dan zijn dit natuurlijk alleen beginselen, welke als , , CTereformeerde beginselen" stipt genomen alleen in den kring van Universiteit en Vereeniging van kracht zijn. 'Het zijn dan d© „Gereformeerde beginselen" NAAR DE OPVATTING DER VBIJE USI-, VEESITEIT. Of zij' daar buiten ook meer algemeen erkend zullen worden, zal uiteraard afhangen van. .het gezag dat onze Hoogeschool met haar uitspraken ook naar buiten heeft, en de virtuositeit waarmede zij haar uitspraken ook naar buiten tegenover bedenkingen en bestrijdingen wéét te verdedigen.

Ik voor mij geloof, dat men zóó de zaak slepend houdt tot in het oneindige. Vooral als men ter vaststelling van de geref. beginselen het werk wil laten beginnen bij de hoogleeraren persoonlijk, indien dezen niet vcóv hun optred3n z'ch aan duidelijk omschreven beginselen gebonden verklaard hebbeu. Neem b.v. de kwestie van de openbaring (algemeen en bizonder, natuur en Schrift enz.). De zaak heeft reeds thans actueel belang, en krijgt het straks nog meer, bij de uitbreiding met een nieuwe faculteit. Als men niet den moed heeft, zich, souverein, eens "te verklaren met een voor waar te houdep uitspraak in dezen, dan zal weer een benoeming los staan van elke nadere verklaring; zal weer ieder hoogleeraar op eigen stuk mogen blijven staan; zal weer gezegd worden: ma, nr er is hem niets gezegd bij zijn benoeming, dus kan men hem ook niet strenger binden, dan bij zijn benoeming gebeurd is; en zoo zal men in het cirkeltje blijven ronddraaien; tenzij men van de „souvereiniteit in eigen kring" nu eens ernst maakt: d.w.z. dat men weigert, de uitdrukking te verminken door alleen het laatste drietal woorden (in eigen kring) te accentueeren, en het b? grijp „souvereiniteit" van zijn adel en zijn kracht en zijn zelfbewustheid te ontdoen, en te interpreteeren als „angstvalligheid".

Men zal niet moeten wachten tot ieder hoogleeraar persoonlijk aau het woord wil komen, aandragende een voor hem gereformeerd beginsel, maar de maatstaf zal te kennen moeten zijn, voordat hij te hanteeren is; een waarheid, overigens, die nog al koe-achtig is.

De vicieuse cirkel is er eenmaal; maar moet hem .ontspringen. men

En als men blijft volhouden, dat.iemands ongereformeerdheid eerst blijken kan uit zijn onderw ij s (en dat dan terwijl degenen, die het onderwijs geven samen nog 'de bouwsteenen moeten opleveren, iedereen op zijne wijs, tot het onderzoek van wat al of niet gereformeerd is), dan zie ik straks de ellenden bij de nieuwe faculteit in tienmaal erger vorm mogelijk, dan ze nu al er zijn. En daarom is de kwestie van vandaag zoo uiterst belangrijk, ook voor de toekomst.

Men zal in de groote kwesties wel moeten kiezen of deelen. Terecht zegt ds Bootsma in zijn vervolgartikel in ; , 'Westl. Kb.":

Er is een neiging om, ter wille van sommige zaken, die problemen op den achtergrond te stellen, ze zooveel mogelijk weg te werken, maar zij laten zicli niet ter zijde zetten en komen telkens weer te voorschijn. En 200 is ook thans aan de orde hoe Christelijke Vereenigingen op Geref. grondslag staan tegenover Synodale uitspraken over confessioneele geschillen. Nu zii er in een kerkelijke uitspraak in zake de belijdenis altijd iets, waaraan sommigen zich stoeten. Ik bedoel dit. Wie afwijken en dolen in eenig stuk der leer beroepen er zich gewoonlijk op, dat zij de zaak zuiver stellen. Zoo maakten in het begin der zeventiende eeuw de Remonstranten er aanspraak op, dat zü de ware oude Gereformeerde waarheid voorstonden en dat de Synode van Dordrecht met nieuwe dingen kwam, die in onze kerken nooit als regel waren erkend. En in onze dagen zijn er nog niet zoo weinigen, die wel de Nederlandsche Geloofsbelijdenis en den Catechismus, maar niet de Dordtsche leerregels, als belijdenisgeschrift aanvaarden. De Synode van Dordrec'ht moge een uitspraak gedaan hebben, maar naar hunne opvatting heeft deze niet de waarde van een Belijdenisgeschrift.

Wanneer men nog verder terug gaat, zou men ook den Catechismus als Belijdenisgeschrift moeten uitschakelen, immers deze is weer na de Belijdenis van Guido de Brés ingevoerd. Als men zoo te werk gaat zou eigenlijk alle nadere verklaring en uitbreiding der Belijdenis, als zoodanig, nooit bindende kracht kunnen hebben.

Even'later:

En nu kom ik tot hetgeen ik eigenlijk in dit artikel reeds had willen zeggen, n.l. dat dus nu ook elk lid eener Gereformeerde Kerk als hem naar zijn belijdenis gevraagd wordt, niet maar mag verwijzen naar de drie formulieren van eenigheid, daar bij de uitspraken der •Synode van Assen latend voor wat ze zijn, maar dat liij dezie als belijdenisuitspraak zijner kerk, altijd en overal en in alle omstandigheden heeft te aanvaarden en te verdedigen. Opdat nu deze zaak duidelijk en klaar zich openbare en tot haar recht kome, zullen ook onze gereformeerde vereenigingen moeten weten wat ze willen. Men zal de leergeschillen, die in Assen beslecht zijn niet kunnen negeeren en de uitspraak in die geschillen niet met voornaam gebaar kunnen voorbijgaan.

Of ik dan de kerkelijke kwesties midden in die vereenigingen wil werpen? Het zij verre van mij. Enkele vereenigingen hebben eigenlijk dezen gordiaanschen knoop doorgehakt en hebben de uitspraak der Synode van Assen aanvaard, maar ze zijn daardoor niet gekomen in de kerkelijke kwesties, maar zij hebben hun eigen Statuten gehandhaafd.

Zij hebben daarmede dan ook erkend, dat de Gereformeerde Kerken'de Gereformeerde zijn, maar meer ook niet. En deze erkentenis is in overeenstemming met de feiten.

Christelijke reclasseering.

De heer C. Buitendijk van Amsterdam schrijft in het orgaan v.an de Geref. Ver. voor Drankbestrijdmg: jsgSmm.^.., : ^.'^^: : ^^^-

Het onderwerp: Neutrale of Christelijke reclasseering blijkt zelfs geen vat op onze groote kerkelijke pers te hebben.

Van meet af zijn wij zeer sterk geweest voor meer éénheid in de organisatie van den reclasseeringsarbeid van Christelijke - zijde, maar wij meenden dat in f e d e-r a t i e f verband ook plaats was voor een specifiek Gereformeerde reclasseering.

En nog zijn wij daar sterk voor. Gezien echter de mentaliteit, de lauwheid van onze Gereformeerden, zal alles er op gericht moeten ziJn de C h r i s t e 1 ij k e en daarin de Gereformeerde reclasseering zoo krachtig mogelijk te versterken. Het is in de pers gebleken dat verschillende Gereformeerden met het grootste genoegen in „H et Genootschap totZ. V. v. G." werken. Een jong Gereformeerd advocaat heeft zelfs gezegd (niet in de pers), dat liij daarin „met hart en ziel werkt, en ons eerder zal tegenwerken" (zooals het Genootschap dan ook zoo uitnemend doet) dan helpen, zooals werd gevraagd.

Nu is mijn p e r s o o .n 1 ij k e overtuiging, dat er haast geen werk van Christelijke barmhartigheid is, wat zoo het hart van onze Gereformeerde b e 1 ij d e-n i s raakt, en ons moderamen heeft dat ook in zijne circulaire in de pers uitgesproken.

Hebben wij dat nu mis? Zien wij hierin verkeerd? Is samengaan in één vereeniging met liberalen die daarin de lakens uitdeelen, met de mannen van het Moderne Strafrecht, onschuldig en aan t e b e-velen? Heeft Prof. Fabius ons dan niets geleerd?

Dat men zich dan openlijk uitspreke en ons overtuige van ons verkeerd inzicht. Gaarne zullen we daarnaar luisteren. Maar dan op principle e Ie gronden en niet zooals de heer K. H a ij t e m a in „D e Standaard" die mededeelde, dat de mannen van het Genootschap zoo goed en welwillend waren, dat zij hem hadden voorgedragen als secretaris van den Reclasseeringsraad te Alkmaar, en ook (wat op zichzelf natuurlijk goed en te prijzen is) dat zij tegenover den directeur der gevangenis hebben bewerkt, dat in de cellen met de gevangenen gebeden mag worden. Stel u maar eens voor, dat dit bij de godsdienstige verzorging der delinquenten zou worden verboden! ZiJn er niet meer, ook in het Genootschap, die er over denken als deze directeur?

Daarom: een woord van hartelijken dank aan d e mannen van het i n i t i a t i e f, die een krachtige Christelijke reclasseering willen, al kon ik aanvankelijk met de wijze van vereeniging niet goed instemmen. We 'hopen, dat zij, vóór onze jaarvergadering, een goeden vorm voor een innige, hartelijke samenwerking zullen 'kunnen vinden.

Dr Scheurer en de doleantie.

De artikelen, die ter gedachtenis van dr Scheuïer geschreven zijn, treffen alle, door de fijne teekening van deze imponeerende christen-figuur. iens nagedachtenis voor enkelen ook leefde, toen ij de Vrije Universiteit zagen vergaderen en spreen over den grondslag en het geelkerkianisme.

Een van de vele stemmen moge hier klinken. Hier volgt een citaat uit de kroniek van het „Geref. Jorigelingsblad":

Weet ge, wat mij trof in allerlei beschouwingen, die in de bladen over den persoon en den arbeid van Dr Scheurer gegeven zijn?

Dat daarin geheel niet is stilgestaan bij het conflict, waarvoor hij werd geplaatst door het feit van de Doleantie.

Mej. J. H. 'Kuyper stipt het in haar artikel in het Zendingsvertelboek even aan, zonder te wijzen op de ontzettende moeilijkheden en ook finantiëele lasten, die de resolute stap voor zijn later leven meesleepte. Evenmin op het goede, dat God uit het „kwade" van de menschen deed geboren worden, door zijn leven een heel andere richting te geven.

Zooals ge weet, moest Scheurer van zijn vader, die hoofdonderwijzer in Gelselaar was, onderwijzer worden. Hij voelde er niets voor. Maar hij gehoorzaamde en werd kweekeling. Toen zijn vader zag, dat hij er niet voor deugde, liet hij hem naar 'zijn begeerte, zendeling worden.

Op de Zendingsschool te Utrecht werd hij opgeleid. Bijna was hij klaar, toen de Doleantie uitbrak. Scheurer, die reeds op de Zondagsschool van Kolkman geleerd had, in alles den toetssteen van Gods Woord aan te leggen en Kuyper zijn „Sion zal door recht verlost worden" hoorde uitspreken, ging mee. Hoewel de Zendingsschool niet of.i: iëe! kerkelijk Nederlandsch Hervormd was, was het Bestuur, onder leiding van Prof. Valeton, van meening, dat Scheurer óf terug moest komen op zijn doleantie-besluit, öf anders de school had te verlaten. Dit laatste beteekende: terugbetalen van de beurs, waarop hij studeerde! En Scheurer. noch zijn ouders of familie, hadden middelen.

Voelt ge de moeilijkheid, waarvoor hij werd geplaatst ?

Toch was er bij hem geen oogenblik van aarzeling.

Doorzetten. Dan er maar af! God zou zorgen. En — tot in zijn tateren tijd als aiis in Indië was hij uQg bezig, de beurs terug te betalen ...

Onder welke moeilijke omstandigheden! Om medicijnen voor zijn zieke inlanders te kunnen betalen, moest hij een particuliere practijk beginnen...

Dat was de ééne moeilijkheid, de finantiëele, doch daar was er nog een andere:

Enkele jaren geleden had Scheurer zich verloof'! met Gerritje v. d. Riet, de eenige geloovige uit een liberaal gezin. Over een jaar dacht hij te trouwen, maar het huwelijk moest nu worden uitgesteld. En het is uitgesteld, niet minder dan vijf volle jaren! Maar Scheurer en Gerritje v. d. Riet brachten dat offer den Heere met blijdschap: 't was het kruis om Christus' wil

En nu Gods leiding in zijn leven:

Onder begunstiging van Ds Lion Cachet ging hij naar Londen, om tot medicus opgeleid te worden in 't Zendingswerk — toen : nog' een nieuwigheid.

Zoo werd het Doleantie-conflict' in het leven van den 20-jarigen Scheurer in Gods hand de oorzaak, dat hij als medicus naar Indië ging".

En medicus bleek hij en bleef hij, in hart en nieren. Scheurer en z'n jonge vrouw heblDen zich in Indië geofferd. \

Mej. Kuyper vertelt, hoe eens, toen er voor een operatie een verband m o e s t zijn, maar er niet was, Scheurer z'n vrouw toeriep: „geeft dan maar een oud laken!" Maar o-u de lakens had zij niet, wèl nieuwe, van. haar Hollandsche uitzet, waarop zij zoo zuinig was. Doch na eenige aarzeling ging zij vastberaden naar haar linnenkast, nam er een nieuw laken uit, - en scheurde het aan reepen.

Minder bekend is, dat Scheurer zich voor een operatie van een patiënt van zijn eigen arm een stukje vel liet afnemen, om daarmede de wonde van den patiënt te dekken....

Ja, hij was de „dokter toeloeng", de dokter die helpt.

Over de beteelcenis van de eerste hoofdstuklten van Genesis, alsmede over Dr Beerens en Bavinck.

Ds J. Douma (Britsum; schrijft in „Gron. Kerkode" :

Het was reeds even aangestipt, dat Niebergall in zijn werk — we gebruiken van zijn Praktische Auslegung des Alten Testamentes het derde deel, handelend over de historische boeken. Göttingen-Van der Broeck en Ruprecht 1922 — over heel den tijd tusschen zondeval en zondvloed zwijgt, uitgezonderd dan over Kain en Abel. Al wat de Schrift meedeelt in Genesis 4 en 5 over Kain's geslacht en Seth's geslacht, heeft voor hem blij'kbaar geen waarde. Hij heeft niets te zeggen over Lamech en zijn vrouwen Ada en Zilla en zijn door Gods gemeene gratie begaafde kinderen. Jabal en Jubal en Tubal-Kain, en al evenmin over Enos, in wiens dagen men den Naam des Heeren begon aan te roepen of over Henoch, die wandelde met God en door God is weggenomen, zonder den dood te zien. Niets zegt hij over de beillooze vermenging van de kinderen Gods en de kinderen der menschen, en de toenemende goddeloosheid op aarde. Niet alleen dat hij alles wat de Schrift daarvan verhaalt als niet werkelijk gebeurd beschouwt, wat hem trouwens bitter weinig interesseert, maar hij weet er ook, naar het schijnt, niets in te vinden, dat waarde hoeft voor den modernen mensch.

Zoo kunnen wij weer zien., waar het heengaat wanneer de mensch als rechter gaat zitten over God'-j Woord, inplaats van zich voor 'Gods Woord te buigen Eigenwillige prediking grasduint maar wat in den Bijbel en maakt van hetgeen daarin de hooge goedkeuring van Zijne Majesteit den mensch mag weg: dragen dan verder een kapstok voor Zijne Majesteits eigen gedachten. En heel veel wordt als onbruikbaar uitgeschift.

Hoe anders staat een Gereformeerde tegenover dit door Niebergall overgeslagen Schriftgedeelte! Wij moeten nog maar eens weer den onvergetelijken naam Bavinck noemen, omdat die tegenwoordig in verband wordt gebracht met allerlei ongereformeerde verschijnselen. Is er niet een legende-vorming, als zou Bavinck zoo ongeveer de schutspatroon zijn van hen, die het Goddelijk gezag der Schrift niet ten volle erkennen, van welke legende vooral zij slachtoffers dreigen te worden, die nog op 't gymnasium gingen toen die groote in Israël weggenomen werd? Zelfs ethischen mogen nog al eens met dien naam paradeeren.

Dat trof mij nog in een boekje van dr J. F. Beerens, verschenen in 1925 bij Ruys' Uitg.-Mij. te Zeist, geti-' teld „de Herkomst van den Bijbel". Dr Beerens is een stadgenoot, naar ik meen, van den blijkens de Reformatie licht geraakten en toen flink geraakten dr A. M. Brouwer. ZiJn boekje eindigt met een stichtelijk gezangvaers'ken (Gez. 210 vs. 1):

God! Uw Woord heeft eeuwig' waarde, O, bewaar mij steeds dien schat; Och, wat waar m' al 't goed der aarde. Zoo ik niet dien rijkdom had? Moest dat kostlijk Woord bezwijken, Mijn geloof, mijn rust verdween; Weit zijn duizend koninkrijken, 'k Vraag Uw Woord — Uw Woord alleen.

Dat is nu wel een heel dierbaar slot, zooals we dat van een dominee kunnen verwachten, maar er staan toch in het .boek, dat aan dat dierbare slot voorafgaat, minder dierbare dingen.

Wat bijv. te zeggen van een passage, als op bl. 9 te lezen staat: „Tegenover deze Bijbel-vervreemding bespeuren wiJ bij vele „Kerksche" menschen het andere uiterste: B ijb e 1-v er g o din g. Dat is soms (spat van mij) zelfs 't geval bij de echte, levende geloovigen"

Is 't niet schitterend, en geeft het niet een hooger indruk van de teederheid veler Ethischen? Is dat „soms" niet heerlijk? Daarmee wordt zoo eventjes te verstaan gegeven, dat „kerksche" menschen nagenoeg nooit „echte, levende geloovigen" zijn. Nu is het boekje blijkens het voorbericht in de eerste plaats geschreven voor leerlingen van Ghr. Kweekscholen, Hoogere Burgerscholen en Gymnasia. Wat moeten zulke discipelen voor indruk van „kerksche" menschen krijgen? Worden ze niet, om dat minder eervol bijvoegelijk naamwoord te ontloopen, feitelijk aangemoedigd om onkerkelijk te worden? Ik 'kan me een kloeken Gereformeerden zendingsman begrijpen, die ronduit zei: ik stuur mijn kinderen liever naar een openbare inrichting van onderwijs, dan naar een Christelijke, waar in zoo'n geest wordt les gegeven.

Welnu, in dat door het stichtelijk vers besloten boekje wordt dan ook weer prof. Bavinck te pas gebracht. Nadat op bl. 124 van de inspiratie gezegd is, dat ze niet omging buiten .het bewustzijn, karakter en persoonlijkheid der geïnspireerde schrijvers, van sommige gereformeerde theologen tot hun meerdere glorie wordt vermeld, dat ze zelfs de fouten en leesteekens door God ingegeven achtten en dat het in art. 3 der Ned. Geloofsbelijdenis heet (spat. van mij) dat God zelf met zijnen vinger de twee tafelen der wet geschreven heeft, wordt op bl. 125 meegedeeld, dat in den laatsten tijd ook door de gereformeerde godgeleerden vrij algemeen in plaats van de mechanische opvatting der inspiratie de organische wordt aangenomen. En dan wordt Bavinck's zeer juiste woord aangehaald: „De theopneustie (d. i. goddelijke ingeving) vernietigt de zelfwerkzaamheid van een mensch niet, maar bevestigt en versterkt ze juist. God behandelt de menschen niet als stokken en blokken, maar als verstandelijke en zedelijke wezens". In een weinig gereformeerd betoog schijnt dan weer even met den naam van Bavinck parade gemaaki te moeten worden, en dat niet ter meerdere opheldering der leerlingen.

Als echter iemand eerbied toonde voor de Heilige Schrift als Gods Woord, is het Bavinck geweest, hoewel hij terdege de moeilijkheden en problemen gevoelde, waarvoor de Schriftuur even goed als de natuur ons plaatst. In heel zijn reeds meer aangehaalde Dictaat over de Openbaringsgeschiedenis evengoed als zijn in_ druk verschenen werken, komt die eerbied uit, ook in de behandeling van Gen. 4 en 5, die Niebergall onbesproken laat. Zoo handelt Bavinck bijv. over het feit, dat men in de dagen van Enos den Naam des Heeren begon aan te roepen. Reeds de naam Enos is voor hem van beteekenis. In dien naam („zwakke mensch") evenals in namen als Mahalaleël („lof Gods") ziet hij overzettingen in het Hebreeuwsch van vóór den zondvloed in een andere taal bestaande namen. En hij vindt het treffend, dat de Sethieten juist in die dagen, toen het gevoel van eigen menschelijke mvakheid hen zoo sterk drukte, zich saam verbonden en publiekelijk den Naam des Heeren beleden. Offerande en gebed kenden de menschen reeds, maar nu kwam als derde cultuselement de prediking daar nog bij. Wendt de mensch in offerande en gebed zich tot God, dan wil hü ook den Naam van Hem uitroepen, uit Wien, door Wien en van Wien hij leeft.

Van Henoch zegt Bavinck, dat heel zijn levenswandel zonder twijfel een intiem verkeer met God geweest is, uitblinkend door godzaligheid, „een machtige preek tegen de Kaïnieten", en zijn wegneming , , een machtige verkondiging van het nut der godzaligheid", van de overwinning des geloofs, een bewijs dat alle ellende en dood door den Heere vernietigd kan worden.

Van de beide L a m e c h ' s merkt Bavinck op, dat ze antithesen zijn. , , Lamech, de Kaïniet is oiJtimist en gelooft aan de kracht van de vuist en de Sethiet is pessimist, bij hem is smart en klacht en gerucht over dj ellende der wereld. De laatste verwacht van zijnen zoon Noach verlossing. In zekeren zin heeft hij zich in zijn zoon vergist, maar toch niet in alles. Voorzoover hü op zijn zoon alle verwachting had gebouwd, werd hij bedrogen. Toch treedt met Noach de tijd van meerdere genade in. Noach wordt prediker der gerechtigheid.

Hoe weinig hiermee ook uit het dictaat is aangehaald, toch kunnen we weer den eerbied proeven voor • het Woord Gods, en het verschil merken tusschen een Gereformeerden theoloog als Bavinck en mannen als Niebergall, die zich boven Gods Woord plaatsen, en in eigenwilligheid daaraan slechts ontleenen, wat zij van waarde achten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 juli 1928

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 juli 1928

De Reformatie | 8 Pagina's