GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Belangstelling.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Belangstelling.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onze Gereformeerden moeten in het algemeen worden geacht, ten opzichte van velerlei arbeid voor het Koninkrijk Gods tweeërlei houding in te nemen. De eerste groep is die van de werkers. De mannen en vrouwen, die het practische werk doen, of die theoretische voorlichting trachten te geven.

En de anderen zijn zij, die niet zelf aan den arbeid gaan, maai' toeschouwers zijn van wat die eerste groep doet. Zij steunen het werk met hun bijdragen en hun warme sympathie en hun gebed, maar zelf gaan ze nie.t aan den arbeid.

In het algemeen is de verdeeling zoo ook goed. Niet iedereen kan meearbeiden. Niet ieder heeft den tijd, de capaciteiten, de gelegenheid, enzoovoort.

Gingen allen doen aan arbeid, het werk zou spoedig spaak loopen.

We kumien betrekkelijk heel wat doen met een klein getal werkers; ais dat maar uitnemende, getrouwe menschen zijn, die zich met iiart en ziei geven voor liet werk. Het spreekt vanzelf, dat we niets kunnen doen zonder den zegen Gods op al onzen arbeid; dien factor noem ik hier verder niet, omdat dat onder ons niet behoeft te worden verdedigd en zelfs niet breed betoogd. Maa; r nu noemen en bespreken we alleen de menscheiijke factoren, die in aanmerking komen bij. den , axbeid. En dan geldt de regel, dat met betrekkelijk weinig werkers veel kan worden gedaan. Natuurlijk kunnen we ook te weinig hebben. Maa; r evengoed teveel. En dan zou liet resultaat zijn, dat er minder werk geschiedt.

Dat niet ieder van on.s aan allerlei arbeid voor het Koninla-ijfc Gods, is niet zoo erg. doet

Maaa.' die tweede groep, die niet-werkers, heeft toch wel iets te doen. Zij moet haar belangstelling toonen op verschillende manier.

86 En dat is het ook, waaraan de arbeid der Gereformeerde Evangelisatie behoefte heeft: aan de belangstelling der gemeente. Had het werk die belangstelling niet, het zou de schade ondervinden.

Achter den arbeid en achter de arbeiders moet eeh biddende gemeente staan, die het, werk aan den Koning der Kerk opdraagt, en die steunt met gaven en met alles, wat voor het werk dienstig kan zijn.

Dat is de eisch van het Woord des Heeren. En dat kan hen, die arbeiden, zoo bizonder bemoedigen en aanvuren. *

Laat de gemeente nooit vergeten, dat ze een taak heeft en een arbeid, al doet ze zelf het werk niet. Ze kan meewerken en ze kan tegenwerken, al is het alleen maar door haar houding. Een gemeente, die laks en onverschillig Jegenover den arbeid staat, werkt remmend en verlammend.

Zulk een houding kon wel eens bij dezen of genen arbeider de maat doen overloopen, juist zooals de laatste druppel het doet in een glas.

Het work is al moeilijk genoeg. Dankbaar werk is het niet. Eer wordt er niet mee ingelegd. Roem valt bier niet te behalen. Menschen, die graag willen uitblinken, moet men aanraden, zich voor dit werk niet te geven. Want het geschiedt in den regel onder het kleine eu het achteraf wonende en het vergetene. In het openbaar treedt het in den regel niet op. En waar het dat nog al doet, zooals de straatprediking, daar wordt het soms met de hoeken van de oogen aangezien.

Op de Zondagsschool hebben de menschen soms te doen met een weinig rustige en belangstellende schare van kinderen.

van kinderen. Bij het huisbezoek wordt hun vaak duidelijk gemaakt, dat ze niet zeer welkom zijn, en wordt hun spoedig de deur gewezen.

spoedig de deur gewezen. Op de vereeniging moeten ze vaak een geduld hebben, dat hun eigen ziel overwint.

Is het wonder, dat ze dan soms moedeloos worden, als ze het werk zoo moeilijk zien?

En dan, als daarbij nog komt het benauwende besef, dat de gemeente tegenover haar eigen werk tamelijk onverschillig staat? Denkt ge niet, lezer, dat dan de maat bij meer dan één spoedig vol is, en de gedachte zich naar voren dringt: , , Laat ik er' maar mee ophouden"?

Zulke leden der gemeente zijn er. Die voor den arbeid niets gevoelen. Die feitelijk nooit toekomen aan de gedachte, dat er een stuk van Gods werk wordt gedaan, en die van wat er wordt gedaan in naam van de gemeente niets weten.

Ze zijn gelukkig niet de meerderheid heden. De Evangelisatie mag zich verheugen in groeiende belanghstelling ook onder ons Gereformeerden. Maar er zijn nog zoovelen, die theoretisch het er mee eens zijn, dat er aan Evangelisatie wordt gedaan, en die dan verder voor de rest meenen, dat ze nu ook genoeg hebben gedaan.

Ze geven voor den arbeid in de collecten, en verder trekken ze zich zoo goed als geheel terug. Van wat er geschiedt in hun naam en mee in hun opdracht, wéten ze ongeveer niets af.

Op een vergadering ziet men ze nooit. Informeeren naar wat den stand der dingen betreft doen ze nimmer. Ze geven, als ze al eens worden genoopt, te spreken over Evangelisatie-belangen, blijk van hun volslagen onkunde op dit terrein.

Het is niet in orde, als het zoo gaat. Zulke houding beneemt den moed aan wie voor den arbeid zich hebben gegeven. Ze is geschikt, om liet laatste sprankje geestdrift te dooven in menige toch al door zoovele teleurstellingen neergeslagen ziel. En het is niet in overeenstemming met het feit, dat Evangelisatie toch de roeping en de arbeid der gemeente zelf is. Ze is niet maar wat liefhebberij van enkele leden der gemeente, maar ze is roeping der Kerk.

Dat laatste is nu heden aan den dag wel in confesso. Maar dat moet dan ook worden beleefd en getoond. De gemeente des Heeren, ook voorzoover ze niet practisch mee doet aan den arbeid der Evangelisatie, moet toonen, dat ze van harte meeleeft in wat geschiedt in haar opdracht en feitelijk in opdracht van haar Heiland en Koning.

Ieder zette er de schouders onder, dan geschiedt het werk met meer blijdschap. Als de werkers merken, dat er achter hen een gemeente staat, die hartelijk meeleeft en bidt en belang stelt in wat er geschiedt, dan wordt de moed aangewakkerd ook van die eenzaam en vergeten werk doen.

Belangstelling der gemeente bewaart menigeen voor moedeloosheid en zal dezen en genen er van terughoi'den, den arbeid neer te leggen, die hem te zwaar werd in het besef van zijn alleen staan en. zijn eenzaamheid.

Zoo wordt de geheele gemeente actief in al den arbeid voor het Koninkrijk Gods, als ook zij, die niet aan den eigenlijken arbeid deelnemen, door hun medeleven en meebidden en offeren toonen, dat ze verstaan, dat het hun eigen zaak geldt.

Iets, wat heden aan vele onzer menschen wel eens weer mag worden gezegd.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 december 1928

De Reformatie | 8 Pagina's

Belangstelling.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 december 1928

De Reformatie | 8 Pagina's