GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Geloofsverzekerheid.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geloofsverzekerheid.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV. • • '

Ik zeide, dat we een slechten ruil deden, toen we over het gemis van verzekerdheid do or het geloof, ons zochten te troosten met Be verzekerdheid van ons geloof.

Wij, Gereformeerdien in Nederland, hebben ons daartoe laten verleidea door het Piëtisme, dat in de tweede helft der 17de eeuw vanuit Duitschland zijn intocht in ons vaderland deed. Als reactie tegen een koud verstandelijk verhaspelen van de waarheid, als ware ze niets dan denk-en leerstot had het Piëtisme, met zijn opkomen voor de rechten van het hart, van het gemoed, voor de vrome bevinding en voor de praktijk der godzaligheid, tot op zekere hoogte iets zeer .gewettigd» en aantrekkelijks.

Zijn fout was, dat het den' evenaar in het Christelijk denken en leven evenzeer naar dea kant van het subjectieve deed doorslaan, als hij tot dusver doorsloeg naar dien van het o_bjectiev6'.

Niet de Christus en de verzoening en gemeenschap met God door Christus stonden voortaan in het middelpunt, maar de geloovige-zelf: z_ijn ibevinding, zijn wisseleniie' zielsgestalte, zijn genadbstaat.

Zijn genadestaat vooral. En dan zóó, dat niet de verhouding, tot Christus en tot God, maar het innerlijk zijn van den geloovige zelf de volle aandacht had.

Niet de vraag: : hen ik verzoend met God, en sta ik in Zijn gemeenBchap, had het volle accent, maar wèl de vraag: ben ik een levendgemaakte en draag ik de kenmerken: daarvan.

In het zoeken van «lie kenmerken bestond dan het vrome nadenken. En het Woord moest 'daarbij — maar ook d'at was den Piëtisten gewoonlijk nog-te voorwerpelijk — den dienst doen van lantaanaj en toetssteen.

Natuurlijk stond onder de kenmerken die men in zich zocht het geloof bovenaaini

En zoo kwam men er in deze kringen r.axi zelf toe, de vraag naar verzekerdheid van zijiï geloof in de plaats te zetten van wat vroeger gold. als de groote vraag — die sasaar de veszekerdheid (van de vergeving der zonden en van het eeuwige leven) door het geloof.

Ik noemde dit een slechten ruil.

Doch men versta me daarbij niet verkeerd.

Dit is natuurlijk niet zóó bedoeld, alsof de vraag naar onzen staat (nu genomen niet als onze staat in rechten, maar als die naar ons zijn : dood of levend) voor ons van geen beteekonis zou zijn, en niet ook onze aandacht zou mogen hebben. Zulk een beweren zou in lijnrechten strijd zijn met de Heilige Schrift ea met onze belijdenis.

De Apostel Paulus vermaant ons, dat we onszelven beproeven in ons geloof. (2 Cor. 13:5.)

De Apostel Johannes spreekt met blijdschap van de liefde tot de broederen, die de geloovigen in hun harten gevoelen, als van een bewijs, dat ze uit God geboren zijn, en uit den dood zijn overgegaan in het leven. (1 Joh. 3:14 en 5:1.)

Op dezelfde lijn beweegt zich onze Heidelbergsche Catechismus, als hij in Zondag 32 leert, dat een verloste door Christus ook hierom goede werken moet doen, opdat hij „van zijn geloof uit de vruch-.ten verzekerd zij".

En de Dordtsche Leerregels (Hoofdstuk I, 12) doen niet anders, als ze belijden, dat de geloovigen „van hun eeuwige verkiezing verzekerd worden, als ze de vruchten der verkiezing, in het Woord van God aangewezen... in zich zelven met een geestelijke blijdschap en heilige vermaking waarnemen".

Doch al is dit zoo, en al moet toegestemd, dat er ook in dit opzicht wel altoos eenige nuanceering zal blijven in het geestelijke leven vam 'Gods volk — iets waarvoor we overigens eer danken moeten, dan dat we recht zouden hebben er ons over te beklagen — dit neemt niet weg, dat het verlaten van de oud-gereformeerde lijn voor de piëtistische, , aan alle kanten Verlies beteekent.

Vooreerst zet, gelijk ik reeds vroeger zei, de Schrift niet onzen staat naar ons zij n (staat van leven of dood), maar wél onzen staat in rechten baj God, , d. i.. God-zelf en den Middelaar Jezus Christus-, in het middelpunt, al verzuimt ze ook niet, ons tot onze bemoedi_ging en vertroosting opmerkzaam te maken op de vruchten van het werk des Geestes in imze harten.

In de tweede plaats, staat, naar de hoofdsom van Gods wet, die óók maatstaf is voor onze religie, ons geloofsleven, , hooger naarmate het zich minder beweegt om ons-zélf en meer rechtstreeks en inniger zich richt op-onzen God.

En in de derdie plaats, zal, zooals vroeger werd aangetoond ons leven té rijker zijn aan vrede-bij-, en aan blijdschap in onzen iGod, 'en zal ook de-drang van wederliefde en daidcbaarbeid te inniger bij ons werken, naarmate we, door een werkzaam geloof in Christus kracMiger verzékeid zijn van onze rechtvaardigmaking voor God.

vaardigmaking voor God. Laat ons wèl ook ons geloof in zijn echtheid van het Woorcï onzes Gods toetsen. Doch laat het ons niet doen, zooals een vrouw de ecMheid van haar parelen laat onderzoeken: om, als ze behoorlijk geconstateerd is, zich het sieraad van haar parelsnoer met welgevallen om den hals te hammen; maar laat het ons doen, zooals de kapitein kabel en anker laat beproeven om zeker te zijn, dalt ze houden in nood:

Het geloof is niet maar een, ornament.

Het geloof is ook méér' dan een kenteeken van

wedergeboorte en geestelijk leven, én méér dan een toegangskaart voor den hemel.

Het geloof is het wondere instrument, is de levende hand, om 'Christus en al Zgne wéldaden, vóór alles Zijn gerechtigheid, mee aan te grijpen, zich toe te eigenen en vast te houden.

Het geloof is ons gegeven — niet om er mede te pronken, ook niet om onszelven gelukkig te doen prijzen om zijn bezit, zelfs niet enkel om ons gerust te stellen voor de eeuwigheid.

Het geloof is er — om wat MEE TE DOEN — om er mee te gelooven.

„In het gelooven" ligt verzekerdheid en daarom „blijdschap en vrede". (Rom. 15:13.)

V.

Correspondentie. J. A. B. te L. Uw voorstel, bij de beantwoording van vragen in deze rubriek, voortaan de initialen van vragers en van hun woonplaats weg te laten, vond ik zóó gemotiveerd, dat ik er me, zooals u reeds ontdekt zult hebben,

dadelijlc naar ben gaan gedragen.

F.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 maart 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

Geloofsverzekerheid.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 maart 1930

De Reformatie | 8 Pagina's