GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Pasmunt niet meer gangbaar in Nederland”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Pasmunt niet meer gangbaar in Nederland”.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onder dit opschrift schreef D r K e i z e r in de „Geld. Kerkbode" dit interessante artikel:

Dit opschrift moet ik tusschen aanhalingsteekens zetten, omdat bet een bekend en tevens een berucht laistorisch woord is. Het dateert uit een dei meest droeve perioden uit de geschiedenis van ons volk der vorige eeuw; toen „Holland op zijn smalst" was; uit de eerste jaren der landverhuizing naar Amerika, toen hier geen brood was te verdienen en geen vrijheid van godsdienstoefening en van christelijk onderwijs door een tamelijk talrijk volksdeel was te verkrijgen, of althans niet, zonder dat daaraan groote belemmering werd in den weg gelegd.

Naar deze periode van onze geschiedenis werd ik teruggeleid door de mededeeling, dat op den „Kamper schooldag" onder anderen ook kon worden verwacht de gezant van de Vereenigde Staten van Noord-Amerika, bij ons Hof geaccrediteerd, de reeds nu onder onze menschen populaire heer D ie kerna..Deze ge-'zant is een afstammeling van die landverhuizers, die zoo marquant door een kapitein van een landverhuizerssohip werden gekwalificeerd als lieden, waarop men in Nederland geen prijs meer stelde, die men niet meer kon gebruiken. De overlevering toch deelt ons mede, dat de kapitein van een schip met landverhuizers, gevraagd door een passeerend engelsoh schip wat hij aan boord had, seinde: „pasmunt niet meer gangbaar in Nederland". Dit vfoord is haast tot een gevleugeld woord geworden. Het teekent bizonder juist, boe bet liberale Nederland in die dagen dacht over „fijnen" en „koksianen", waarmede vooral in het Noorden van het land de afgescheidenen werden genoemd naar den vader der afscheiding Hendrik de Gock.

Een ongezocht bewijs hoe de liberalen dier dagen dachten over de fijnen werd gegeven door den bekenden Drentsohen liberalen staatsman Mr Harm S m e e n g e. Op zijn vijf-en-zeventigsten verjaardag werd bij o.a. geïnterviewd door mevrouw van Italievan Embden. Haar gesprek met den ouden staatsman deelde zij mede in den loop van 't jaar 1927 in de „Telegraaf". Mr Smeenge heeft toen bet een en ander van zijn levensloop verteld, ook deed hij een enkele greep uit zijn jeugd, waaruit kon blijken, in welk milieu hij was opgevoed. Hij deelt dan van zijn vader mede, dat hij koopman was, niet vermogend, maar hij kon zich „bewegen". Hij was de liberale beginselen toegedaan. Hij bedoelde daarmede, wat men in die dagen vooral van rechtzinnige zijde op k e r k e 1 ij k gebied liberaal noemde. Men noemde het ook vrijzinnig-. Hij, de vader, was niet tegen de kerk gericht, zoo verzekerde de zoon; neen daar vond hij stichting. Maar hij had „'t land aan de fijnen": de „ko kisianen". 't Is wel opmerkelijk, dat een oud staatsman, nog wel lid van de Eerste Kamerl er groot op schijnt te gaan, dat zijn ouders 't land hadden aan de fijnen. Dat ze zelf niet fijn waren, zie dat kan men zoo maar niet worden, maar van zijn brave ouders, die zelf die woorden niet meer nader kunnen verklaren, na meer dan een halve eeuw te vertellen, dat ze bet land hadden aan anderzins brave menschen, enkel omdat ze fijn waren, dat is wel wat grof en dat teekent de geestesgesteldheid van Mr Harm Smeenge.

Er zat, zoo 't schijnt, nog heel wat van die mentaliteit in hem en kroop het bloed nog waar 't niet gaan kon. Die fijnen van Drente, die de koopman Smeenge niet kon zetten en waarmede hij stellig wel in aanraking zal zijn gekomen, of van wie hij in allen gevalle wel het een en ander zal geweten hebben van liooren en zeggen, waren niet de slechtste Drenten, op welk burgerschap Mr Harm nog al groot gaat. Meister Albert en zijn zonen, de familie Kok uit Dwingelo, kwam nog al eens in Meppel en werd later inheemscb in Hoogeveen. Ik durf vrij vermoeden dat die uit hoofde van bun gedragingen als burgers den koopman Smeenge geen gegronde redenen zullen hebben gegeven bet land aan hen te hebben gehad. Die vijandige gezindheid zal wel gesproten zijn uit de gemoedsgesteldheid van den braven Drentenaar.

Het was mede deze gezindheid, die van Noord tot Zuid tot openbaring en uiting kwam als de gelegenheid zich maar voordeed, die het den toenmaügen afgescheidenen zóó benauwd maakte, dat zij zonnen op landvel-huizing.

Daar kwam nog een zwaar wegend element bij. De maatschappelijke omstandigheden in den lande waren uiterst slecht. Een aardappelziekte en misgewas deden hongersnood ontstaan. Men ging met den bedelnap rond. Tijdpreeken uit die jaren schetsen ons den benarden toestand. Vooral het jaar 1845 was een bang jaar geweest. Bij algemeene verarming, als gevolg van den kwijnenden toestand iu handel en bedrijf, kwam nog de aardappelziekte. Dit gewas was het hoofdvoedsel van het volk geworden. Mislukking was een volksramp! De burgerklasse was al blü als zij kon koopen, wat anders voor veevoeder werd gebruikt. Overal werd de openbare liefdadigheid te hulp geroepen. Toen zon men op landverhuizing. In Duitsohland was deze beweging veel eerder aan den gang geraakt dan in ons land. Doch zij woei ook over naar deze gewesten. Vooral in den Achterhoek van Gelderland greep deze beweging honderden aan en wel in de eerste plaats uit den stand der werklieden en kleine burgers. In de kringen der afgescheidenen was de bodem zeer gunstig voor de gedachte te verhuizen en wel in de eerste plaats naar Amerika. De pelgrimvaders waren voorgegaan; de menschen, die vrijheid van godsdienst zochten. Nog hadden de af-

gescheidenén geen onbelemmerde vrijheid van godsdienst; zelfs in het jaar '46 werd nog een vonnis geveld en Mevrouw Zeelt van Baambrugge veroordeeld tot een geldboete wegens het houden van godsdienstoefening. Voorts drukte de openlijke smaad, waarmede in stad en dorp de afgescheidenen werden gesmaad, aan anderen werd het werk opgezegd en derden werden getroffen in hun nering; deze plagerijen, thans nog in praktijk gebracht in enkele dorpen, waar de „doleerenden" tot voor korten tijd nog niet tot korkformatie waren gekomen, werden toen nog schier door alle kleine en groote bazen als druk uitgeoefend op de fijnen en koksianen, waaraan de verlichte liberalen zoo duchtig het land hadden. Voor deze lieden was Amerika het land waar brood was te verdienen en vrijheid te genieten.

Zeer opmerkelijk is, dat van den kant vandeplagers nu het verzet komt tegen de landverhuizing. Ik las preekjes en brochures tegen de landverhuizing van liberale dominees. Zoo iets dwaas kan men zich haast niet indenken, 't Ging hierbij den gang als bij het opzeggen van het lidm.aatschap der kerk. De liberale synode maakte het den gereformeerden haast niet doenlijk om te blijven in de kerk en toch mocht men in de eerste tijden het lidmaatschap niet opzeggen. Zoo maakten de toestanden en het liberaal regime in staat en kerk het den afgescheidenen zeer moeilijk en verdrietig, doch voor landverhuizing was men ook ''weer niet en die bevorderen wilde men niet, dan ja — naar enkele eilanden in Indië. Echter onze menschen doorzagen heel goed, dat ze dan van den regen in den drup kwamen, immers zij zouden dan toch blijven onder eenzelfde fijnen hatende regeering in staat en kerk.

Aan twee mannen in Arnhem komt de eere toe dat zij, nadat de Heere aan hen daarvoor 'toog had geopend, de landverhuizing naar Amerika hebben bevorderd, neen! veeleer geleid en geregeld; deze beide mannen waren de zwagers Brummelkamp en van Raalte. Aan de geschiedenis van de landverhuizing zullen hunne namen zeer eng verbonden blijven. In deze ' geschiedenis namen de afgescheidenen eene groote, de grootste, de eervolste, doch ook de moeilijkste plaats in. 't Is iets wat den huldigen gezant van Amerika eert, dat hij zoo helder zich rekenschap geeft van de beteekenis der landverhuizing en vooral ook zich klaar uitspreekt inzake de plaats die de afgescheidenen daarin van den aanvang hebben ingenomen, 't Geeft ook een goeden kijk op het karakter van dezen hoogen waardigheidsbekleeder, dat hij niet verzwijgt, dat die afgescheidenen als het ware zijn uitgeweken, door een enghartig liberalisme hier eerst vervolgd en daarna gedrukt. Dat dit het kroost dier bekrompene, zich wanende en noemende verlichten, niet aangenaam is, spreekt van zelf; zij waren alleen onpolitiek genoeg dat ook te laten merken. Echter de gezant van Amerika, nazaat van een in zijn soort heldengeslacht, laat zich niet beïnvloeden noch intimideeren en het ligt in de gedragslijn van den aanvang van zijn komst alhier, dat hij de uitnoodiging, om op den Schooldag te Kampen te zijn en te spreken, aannam. De waardigheidsbekleeder van het groote land met wijde horizonten en grooten vrijheidszin toont zich ook door zulke daden een waardig vertegenwoordiger van een volk vrij van „smalligheden".

Over Ihrhove.

We leven er vrij dicht bij; toch weten we er betrekkelijk weinig van. Ik dacht, dat onderstaand artikel van D s D. v. D ij k in de „Gron. Kerkbode" algemeene aandacht verdiende.

Pinkstermaandag heb ik het genoegen gehad te mogen spreken op een zendingsdag te Ihrhove.

De kerkelijke beweging, die 1834 een aanvang nam in Ulrum, en vandaar uit zich voortplantte door heel ons land, heeft ook nog in de kerkelijke wateren aan de overzijde der Duitsche grens eenige beroering verwekt.

Vrucht van die beroering is geweest, dat er in Oost-Friesland en in de Graafschap Bentheim enkele kerken en kerkjes tot openbaring zijn gekomen, los van de officiëele kerk, de z.g.n. Reformirte Kirche. Deze kerken dragen nu den naam: „Oud-Gereformeerde Kerken in Pruisen".

Deze naam kan voor ons, Nederlanders, eenig misverstand wekken. Als wij den naam „Oud-Gereformeerd" hooren, dan denken wij daarmee aan de kerken, waarin Ds Kersten de leidende figuur is, de kerken, waarin het zuivere gereformeerde goud zoo droevig is verdonkerd door allerlei mysticisme en lijdelijkheid. Maar met een dergelijke richting hebben de Oud-Gereformeerden in Pruisen niets te maken. Zij kunnen zich niet Gereformeerd (Reformirt) noemen, omdat de officiëele kerk, waarvan zij zich hebben losgemaakt, ook Gereformeerd (Reformirt) heet.

Daarom moeten zij aan dat „Gereformeerd" wel iets toevoegen. Daarvoor kozen ze het woordje „oud", om daarmee uit te drukken, dat zij wenschten terug te keeren tot de oorspronkelijke Gereformeerde leer en kerkregeering.

De Oud-Gereformeerden in Duitschland vertoonen in alles precies hetzelfde type als vrij Gereformeerden hier in Nederland.

Dat kan hieruit blijken, dat al jaren, jaren lang, telkens dominé's uit onze kerken een van die Oud-Gerefonneerde kerken hebben gediend.

Ik noem maar enkele namen.

Onder de dienaars, die b.v. hebben gediend kerk van Emlichheim vind ik: de

Ds Moolhuizen (later in Bellen), Ds Visscher, Ds Bakker (later in Emmen), Ds Bouma (Middelburg), Ds de Groot (Wanswerd a.d. Streek), Ds Uytenhoudt, Ds Heersink; en nu staat daar Ds Goudappel.

Ds Enserink uit Zuidwolde heeft vroeger gestaan in een andere van die kerken, n.l. in Wilsum. Altijd bestond er dus tusschen onze Gereformeerde Kerken en de Oud-Gereformeerde Kerken over de grens wel correspondentie.

Maar nauwer is de band aangehaald in 1923, toen door de Generale Synode te Utrecht de Oud-Gereformeerde Kerken in Duitschland werden opgenomen in het kerkverband onzer kerken, met de rechten eener Particuliere Synode.

Sindsdien zenden deze kerken hun afgevaardigden naar onze Generale Synode.

In het zendingswerk arbeiden ze samen met de kerken der drie Noordelijke Provinciën.

Zelf vormen ze twee classes; de classis Oost-Friesland en de classis Bentheim, die saam weer vormen de „algemeene classis"; hetzelfde, wat wij hier noemen „Particuliere Synode".

Zoo ligt daar dus feitelijk een stuk onzer Gereformeerde Kerken over de grenzen in dat groote Duitschland. Zij behooren bij ons; en toch de „grenzen" liggen er tusschen. En die grenzen hebben sedert den grooten oorlog nog meer beteekenis dan vóór dien tijd. De scheiding is scherper geworden.

Werd vroeger in de streken waar deze Oud-Gereformeerde Kerken liggen nog veel Nederlandsch gesproken, ook in den eeredienst, dat wordt al minder. Ik meen, dat alleen in Emlichheim (even achter Koevorden) nog Nederlandsch wordt gepreekt.

Vandaar dat deze kerken in het gewone leven al verder van ons komen af te staan en daarom al meer vereenzamen.

Zeker, sedert 1923 leven zij kerkelijk met ons mee. Dat maakt dat er band gevoeld wordt.

Ook studeeren, wat het Theologisch gedeelte der opleiding betreft, de a.s. predikanten in Nederland, waardoor eveneens de band wordt aangehouden en versterkt.

Maar in 't gewone leven liggen ze daar, die kerken, zoo vereenzaamd in dat groote Duitschland. Op dit oogenblik zijn er 13 kerken met saam ruim 4000 zielen. Wat beteekent zoo'n klein getal op die machtige menigte van Duitschers. En groei is er feitelijk niet. Wel is er in de Reformirte Kirchen in Duitschland eenige opwaking, maar het schijnt, dat deze enkele kerken, waarvan 'tmeerendeel klein en arm is, weinig indruk maken, dat hun voorbeeld, van in den weg Gods zich vrij ..te maken, weinig tot navolging prikkelt. De Afscheiding is o zoo klein gebleven en het schijnt, dat er weinig kans bestaat op een nieuwe actie tot vrijmaking der kerk.

Wat moeilijk is het leven en werken in zulke kerken. Wat hebben wij hier in Nederland dan toch veel voor.

En nu is dit mijn bedoeling met dit schrijven, dat wij wat meer aan die broeders en zusters over de grenzen mochten gaan denken, met hen meeleven en voor hen bidden.

Pinkstermaandag was ik daar in Ihrhove.

Wat was 't daar goed te zijn.

Mij dacht, ik kon zoo merken, dat de broeders en zusters daar met veel minder tevreden zijn dan wij hier. Het was • maar zoo'n eenvoudige samenkomst. Een paar sprekers en een paar stukjes van een zangvereoniging; en toch, wat was dat kerkje vol, ondanks de warmte.

Zij zijn zoo blij, dat zij mee kunnen doen, dat door saamwerking met ons de horizont zich wat heeft kunnen uitbreiden.

Vooral voor de predikanten moet dat dunkt me wel eens een drukkend gevoel geven, dat hun arbeid binnen zoo enge grenzen ligt opgesloten.

Want heusch, zij zijn niet minder dan wij hier.

Ds Lenderink van Ihrhove, in wiens vriendelijke pastorie ik een oogenblik mocht vertoeven, is een flinke, energieke jonge dominé.

Dominé Husmann van Bunde, met wien ik mocht saamspreken, is toch heusch niet de eerste, de beste; een begaafd man, die in onze kerken een goede plaats zou hebben.

Hoe aangenaam was het mij daarom ook voor hen om daar eens met die mannen als collega te kunnen verkeeren, om zoo ook in hun hart het gevoel te wekken, dat zij niet alléén staan, dat zij staan met ons hier in Nederland in één rij, al ligt het ook in Gods bestel, dat hun levenstaak zijn begrenzing vindt in dat kleine getal kerken.

Nog eens, wat was 't me goed daar te zijn. De natuur was zoo mooi in het lommerrijke dorp op dien zonmgen feestdag.

En des avonds toen ik xiiö'cM^liffiMïlSffi-%'p'^ëen^'? | boerderij aan de groote uittrektafel, w? iar heel de j ^ familie uit de omstreken saam was gekomen voor iS de gelegenheid van het Zendingsfeest, waar de domi^ëj | ^ van het dorp m.ee aanzat, toen was het mij, tenvijl het avondlicht door de vensters viel, alsof ik teruggegleden was naar vroeger dagen toen op de dorpen het patriarchale leven nog heerschte, en de moderne tijd nog niet alles van zijn rust had beroofd.

En toch was het in Duitschland, en toch zaten er aan tafel twee jonge mannen, die in den grooten oorlog gewond waren geweest, en één, die den donder van den strijd zoo had meegemaakt, dat hij bij een stormaanval van 120 man slechts 9 zag terugkeeren.

God geve dat, zooals die familie daar aanzat in ouderwetsche rust, temidden van een groot modem land, zich ook de kerken daar temidden van een wereld van ongeloof, het oude, beproefde geloof mogen behouden en den zoeten vrede, die van dat geloof vrucht is.

De Heere zij met onze broeders en zusters daarginds.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 juli 1930

De Reformatie | 6 Pagina's

„Pasmunt niet meer gangbaar in Nederland”.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 juli 1930

De Reformatie | 6 Pagina's