GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Persstemmen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Persstemmen.

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

Tragisch ongeval.

De aanvangszittingen van de Synode der Ohristelijke Gereformeerde Kerk in Noord-Amerika kon ik nog bijwonen.

Op een andere plaats hoop ik daarvan meer te vertellen.

De volgende week zette droevig in.

ik had den emeritus-predikant A. J. Brink door een bezoek aan zijn woning te Lynden, Washington, vluchtig leeren kennen. Hij voelde zich niet wel. Hoewel afgevaardigd naar de Synode scheen hij de verre reis niet te kunnen ondernemen.

Nog geen twee weken later ontmoette ik hem echter op de Synode. Hij was een ander man geworden. Zijn oude geestigheid was tot hem teruggekeerd. De levenslust lag weer op zijn gelaat.

Weinig viel te vermoeden, dat hij enkele dagein later niet meer in het land der levenden zou zijn.

Men heeft in onze bladen kunnen lezen hoe het gebeurde.

Voornemens om te kerken in Oafcdale Park, waar ik zou preeken, werd hij door een auto getroffen, welke met een andere in botsing was gekom.en.

Spoedig overleed hij. '

De gemeente verkeerde diep onder den indruk van dit tragisch ongeval.

En de Synode, naar we in de (Am.) „Wachter" lezen, niet minder.

Aan een zeer droeve plechtigheid had de Synode Vrijdagnamiddag deel te nemen, dat is, de begrafenis van Ds A. J. Brinlv. Die dienst had gewaclit op de komst der weduwe uit Lynden, Wash. Vrijdagnamiddag om twee uur kwamen we in het kerkgebouw der Bates Street-gemeente met de treurende familie en een groote schare vrienden en belangstellenden samen.

Rev. H. van der Ploeg, klasgenoot en vriend van den overledene, opende den dienst met gebed en het lezen van een gedeelte van Gods Woord.

Rev. W. P. Van Wyk, president der Synode, sprak ons toe in de Engelsche taal en Rev. A. Guikema, mede-afgevaardigde van Classis Pacific, in 'tHollandsch. Deelnemend op hartelijke wijze, roerend en troostend werd er uit Gods Woord gesproken tot de bedroefden en, hoewel met Christelijken ernst en matigheid, uiting gegeven aan de oprechte waardeering, die er algemeen voor den broeder gevoeld werd.

Daarna sloot Zendeling Rev. J. Bolt, ook een klasgenoot van den overledene, met dankzegging en gebed deze plechtigheid. Ja, ook gedankt kon er worden bij het afscheid van het stoffelijk overschot; gedankt voor de groote genade Gods in Jezus Christus, die niet het minst bij zulke gelegenheden op den voorgrond treedt en de ontroerde gemoederen tot de kalmte des geloofs dwingt.

Vanuit de kerk werd het lijk vervoerd naar Lynden, de plaats waar onze broeder zich onder zijn volk zoo geheel had tehuis gevoeld, waar hij zijn beste krachten aan zijns Heeren dienst heeft gewijd, waar hij heeft geleden en genoten; daar wordt het stof aan de aarde toevertrouwd, verbeidende de komst van Jezus Christus, die over dood en graf heeft getriomfeerd, om den zijnen de verlossing des doods en het leven tot in eeuwigheid te geven.

Onze God, Wiens wegen in het heiligdom zijn, doe de bedroefde familie in Zijn kastijding Zijn liefde proeven.

Uitbreiding der Zending.

Amerika is een Zendingsland.

De Chr. Ger. Kerk doet daar in ijver voor geen andere Kerk onder.

Aan bovengemeld blad ontleenen we:

De Synode van 1928 gaf aan de Board de opdracht, om voor de toekomst een plan te ontwerpen, aangelegd op de noodige en mogelijke evangelisatie van geheel de twee stammen der Navahoes en Zunis. Dit was zeker een verstandige maatregel, die noodig was, om naar vasten gang op een welbewust doel aan te kunnen sturen. Het plan werd ons voorgehouden en door de Synode aangenomen.

In 1924 bezocht ik dit ZéiidingsteiTein.

Een zware taak laadt de Chr. Ger. Kerk daarmee op zich.

Onder de Indianenstammen Zunis is het moeilijk werken. der Navahoes en

Gelukkig echter, dat de Kerk haar roeping tegenover deze oorspronkelijke bevolking van Amerika gevoelt en zich door geen zwarigheid laat afschrikken.

Kalenderhervorming.

Over deze zaak lezen we:

Naar aanleiding van instructies van Classes Muskegon en Pella sprak de Synode zich over de pogingen tot verandering van den kalender aldus uit:

We zijn niet tegen veranderingen in den kalender als zoodanig, onder voorwaarde, dat zulke veranderingen de oude en goddelijke regeling van de vastgestelde dagen der week bewaren. De wekelijksche cirkel, door God zelf bij het begin van den tijd ingesteld volgens Gods Woord, worde niet gewijzigd. Copie van deze resolutie zal aan de National Committee on Calender Simplification worden toegezonden.

De gezangenkwestie.

De kwestie van het vrije kerklied (Hymn) brandt ïn de Chr. Ger. Kerk in Amerika nog meer dan hier.

Alle kerken, behalve een paar kleinere groepen, bezitten reeds hymns.

Op de Synode werd wel in eerste instantie geen beslissing genomen, maar de zaak werd toch niet van het agendum afgevoerd of verworpen.

Het moeilijke vraagstuk van vermeerdering van het aantal hymns, te gebruiken bij den eeredienst, werd vervolgens aan de orde gesteld. Eenstemmigheid daarover ter Synode werd natuurlijk door niemand verwacht. Toch viel het ons op, dat er geen scherper verzet tegen invoering van meer hymns zich openbaarde. Prof. Ten Hoor gaf, onzes inziens, een degelijk woord over de beteekenis van het gezang in den openbaren eeredienst, dat blijkbaar algemeene instemming vond. Van principiëele bezwaren hebben we eigenlijk niet gehoord. Zorgen, ja vreeze van meer practischen aard, werden daarentegen wel geopperd. Voorliefde voor de psalmen stond gelukkig nog algjmeen op den voorgrond. Tot groote voorzichtigheid in deze teere zaak werd door meer dan één aangemaand. Van finale afhandeling der kwestie kon nog niets komen, 't Verwonderde ons niet, dat de zaak tot nadere voorbereiding naar de commissie van praeadvies werd terug verwezen. We hopen aanstaande week het besluit der Synode te kunnen mededeelen. We verwachten eene oplossing, waarin wel niet allen bevrediging zullen vinden, maar dat toch groote oneenigheid voorkomt.

We zijn benieuwd naar den afloop.

Wijziging van de „Psalter”.

Met „Psalter" is bedoeld Engelsche taai. het psalmboek in de

De oude zangwijzen, gelijk de Nederlaadseh'e Kerken die van Calvijn overnamen en ook b.v. in Hongarije worden gezongen, waren daaruit verdwenen.

Toch werd bij menige gelegenheid het eenig schoone van onze psalmmelodieën uitgesproken.

Er werd aktie gevoerd om althans eenige vain deze weer in het Amerikaansche Psalmboek op te nemen.

Ziehier hoe de Synode erop reageerde:

Aangaande wijziging van onze Psalter liep het heel wat vlotter van stapel. Verbetering van sommige zangwijzen schijnt algemeen gewenscht te zijn. Vooral het voorstel tot invoering van vijf en twintig tot vijftig wijzen onzer meest bekende Hollandsche wijzen visl er in en werd zonder slag of stoot aangenomen.

Maar men vergisse zich niet. Zoo'n voorstel aan te nemen is gemakkelijk genoeg. Doch de uitvoering ervan, dat zal voeten in de aarde hebben. Ja, werkelijk daar komen ook voeten bij te pas.

Eene commissie zal worden benoemd, om onze kerken in dezen moeilijken arbeid te dienen.

V/ij zijn Tiet er geheel mee eens, dat dit werk niet in een, twee, drie gereed zal komen.

Toch zal het, als het slaagt, het Internationaal Calvinisme ten goede komen.

Men zal dan in gemeenschappelijke vergadering ieder in eigen taal den Heere kunnen grootmaken.

Beroepen van predikanten buiten bet kerkverband.

Een eigenaardig licht op Amerikaansche toestanden werpt het. volgende:

De Synode dringt er bij kerkeraden van vacante gemeenten op aan zich te onthouden van het beroepen van leeraars buiten ons kerkverband.

1. De Synode van 1898 deed reeds zuk een uitspraak met betrekking tot leeraars uit het buitenland.

2. Onze eigen Theologische School voorziet tegenwoordig voldoende in de behoefte onzer kerken.

3. Onze eigen kerkelijke beginselen en getrouwheid daaraan worden het best bewaard door de bediening van predikanten, opgeleid in onze Theologische School.

4. Van studenten, die hunne opleiding niet aan onze inrichting genoten, wordt geëischt, dat ze minstens het laatste jaar hunner opleiding in ons Seminary nemen eer ze beroepbaar in onze kerken verklaard kunnen worden.

5. Het beroepen van leeraars en studenten, die in andere theologische scholen hunne opleiding ontvingen, is niet billijk jegens onze eigen leeraars en studenten, doordat het de waarde van de opleiding door eigen kerk Meinacht en ignoreert.

6. Daar zou tegenstrijdigheid zijn in de oprichting en onderhouding van eigen inrichtingen tot zeer beogen prijs, betaald door de kerk, en het aannemen van anderen, om het even waar ze hunne theologische opleiding ontvingen.

In beoordeeling treden we althans nu nog niet.

De echtscheidingskwestie.

Deze kwam nog geen stap nader tot haar oplossing, i

Inzake de echtscheidingskwestie kon de commissie van praeadvies niet geheel tot een eenstemmig oordeel komen. Vandaar dat ze der Synode geen volledig advies kon voorleggen. De Synode kwam evenmin tot eene finale beslissing, maar droeg aan de bestaande commissie met toevoeging van de Professoren Berkhof en Schultze op, om de zaak opnieuw in studie f.e nemen en op de Synode van 1932 te rapporteeren.

Cursus paedagogiek enz.

Aan het Curatorium werd opgedragen de mogelijkheid en het profijt van een cursus in paedagogiek en practische methode van catechetisch onderwijs voor onze aanstaande predikanten in overweging te nemen.

Tegen het Socialisme.

Hoezeer ook in Amerika de sociaal-democratie veld wint, blijkt wel daaruit, dat de Synode te dezen aanzien het volgende besluit nam.

Aangaande „Christian social and industrial organisations" werden de conclusies der commissie, benoemd in 1928, aanvaard.

In 't kort komen ze hierop neer.

1. Aanhoudende en getrouwe prediking van het Bijbelsche beginsel van des Christens afzondering van de wereld. De Bijbel leert ons duidelijk, dat de geloovigen Gods eigen, geheiligd volk zijn on daax'om gehouden zich af te scheiden van al wat onheilig is en alle sociale vermenging te vermijden, die aan hun Christelijk karakter en hunne belijdenis schade zou doen.

2. Klare uiteenzetting van den anti-Christelijken geest van het Marxiaansche Socialisme met zijn verheerlijking van de klassenhaat en - strijd en - moraal en zijn beginsel dat macht recht is en de plaatsing daartegenover van de groote fundamenteele beginselen van recht, van toepassing in de industriëele wereld en te bewaren door allen, die belijden, volgelingen van Jezus Christus te zijn.

3. Bijzondere vestiging van de aandacht op het beginsel van gemeenschappelijke verantwoordelijkheid, duidelijk geleerd in Gods Woord (Hand. 2 : 33, 36; 3 : 13—15; 2 Cor. 6:14—17; Ef. 5:11; 1 Tim. 5:22; 2 Joh. 11; Openb. 18:4) en beaamd door een verlicht Christelijk geweten.

4. Uitoefening van tucht in den geest der liefde, maar toch met vaste hand wanneer hare (der kerk) leden zich schuldig maken aan propaganda van onchristelijke beginselen in de wereld van arbeid, een onbroederlijke houding tegenover hunne mede-Christenen, aandeel in daden van geweld, vertreding van de fundamenteele beginselen van recht of weigeren te breken met organisaties die openlijk anti-Christelijk van karakter zijn of doorgaans een anti-Christelijken geest in hunne acties openbaren.

Dit flink positie-kiezen verdient toejuiching.

Oordeel over een bepaalde sociale organisatie.

De Synode drong alzoo aan op individueele tucht. Maar een soort massale tucht wees zij terecht af.

Op de vraag of de „American Federation of Labor" een neutrale organisatie is, had de commissie, benoemd in 1928, haar rapport ingediend.

De Synode besloot dit rapport voor informatie aan de kerken aan te bevelen en zich over het karakter der Federation niet uit te spreken:

1. Omdat we geen verzekering hebben, dat de American Federation of Labor haar tegenwoordig karakter zal behouden en vrij zal blijven van het radicale Socialisme en Communisme.

2. Omdat, indien de Synode een uitspraak zou doen over de American Federation of Labor, het gevaar zich zou voordoen, dat gelijk onderzoek en oordeel met betrekking tot andere organisaties zou worden gevraagd.

Dit is dunkt ons juist gezien.

Nog andere punten staan er op het agendum, welke ons belang inboezemen.

Over het verhandelde kwam ons echter nog niets onder de oogen.

Misschien weten we de volgende week meer.

Doop van kinderen, van wie niet vaststaat, dat zij uit geloovige ouders geboren zijn.

Inmiddels ontvingen we een volgend nummer van „De Wachter".

Daaruit geven we thans aanvulling.

Allereerst over bovenstaand onderwerp.

VervolgetiR kwam aan de orde het vraagstuk, of kinderen van wier afkomst men niets weet, of die uit niet-geloovige ouders zijn geboren, maar door geloovigcn zijn aangenomen, beschouwd kunnen worden als door God in zijn verbond opgenomen en dus recht hebbende op den doop.

Op die vraag werd door de Synode een bevestigend antwoord gegeven. De overwegingen die tot dit antwoord leidden zijn als volgt (verkort nemen we ze uit het advies der commissie van praeadvies aldus op):

Het verbond der genade is in 't wezen hetzelfde in de Oud-en in de Nieuw-Testamentische bedeeling.

De doop is in de plaats der besnijdenis gekomen.

De grond voor beide moet dus dezelfde zijn. Bij de oprichting des verbonds werden daarin begrepen Abraham en zijn zaad, maar naar Gen. 17:10 —13 ook de ingeborenen en met geld gekochten in Abrahams huis. Niet alleen Abrahams zaad, maar ook die waarop hij door ze te koopen eigendomsrecht had verkregen, werden op Goddelijk bevel besneden.

In Ex. 12:43—45 werd geboden, dat de gekochten •met geld en dus tot het gezin beh-oorende, het pascha moesten eten met de andere huisgenooten.

In het Nieuwe Testament blijkt uit soortgelijke uitspraken, zooals Hand. 10:44; 16:15 en 31, dat ook hier het beginsel geldt, dat het geheele huisgezin het sacrament des doops ontving, wanneer het hoofd des gezins geloovig werd.

De Kerk heeft van het begin af ditzelfde beginsel gevolgd. In de eerste drie of vier eeuwen van de historie der Christelijke Kerk hield men zich in de praktijk aan dat beginsel en onderscheiden Gereformeerde theologen hebben dat beginsel later gehuldigd. We bevinden ons dus in goed gezelschap.

Met de aanneming van een kind ontstaat er een meer intieme relatie dan die tusschen een heer en zijne slaven. •

Volgens de Goddelijke instelling is niet het physische de basis van de voortzetting des verbonds, hoewel het wel de gewone weg is, waarin het zich voortzet. Kinderen door geloovige ouders aangenomen worden daardoor niet slechts een deel maar leden van dat gezin. Niet door den mensch, maar door een daad van Gods voorzienigheid zijn ze geleid in de gemeenschap van een Christelijk gezin, waar de belofte van God verzekerd is.

Als slaven, geboren in Abrahams huis en gekochten van vreemden het Oud-Testamentische sacrament der besnijdenis ontvingen, hoeveel te meer dan moeten kinderen, aangenomen door geloovigen als hun eigen kinderen en deelende in de zegeningen dier gemeenschap, gedoopt worden.

(Dr Y. P. De Jong, Ds H. Keegstra en Ouderling Charles Van der Kooi verzochten dat in de Acta vermeld worde, dat ze met dit besluit der Synode niet instemden.)

Op dit punt kunnen w; e het met de Synode niet eens zijn.

Het is te verstaan, dat enkele Synode-leiden aanteekening veTzochten van hun tegenstemmen.

Beslissing inzake de gezangenkwestie.

De verschoven "beslissing werd toch genomen.

Aan de orde werd gesteld de zaak van de invoering van meer hymns voor den openbaren eeredienst. In „De Wachter" van verleden-week deelden we daarvan reeds iets mede ia 't algemeen. Een gewijzigd rapport van de commissie vaar praeadvies kwam nu ter tafel en werd geheel afgehandeld.

Reeds in 192B was uitgesproken, dat er tegen het gebruik van hymns geen beginselbezwaar bestaat.

Van het standpunt der Synode met betrekking tot de psalmen maakten we verleden week met een enkel woord melding. Meer volledig liet de Synode zich daarover uit in een tweetal uitspraken, aanvaard uit het rapport der commissie, door de Synode van 192S benoemd. Ze luiden als volgt:

„Waar de psalmen onder het Oude Testament opzettelijk voor den openbaren eeredienst gegeven (vergelijk bijvoorbeeld Pss. 51:1; 52:1; 53:1, enz.) en daarvoor gebruikt zijn, en waar zij niet behooren tot de dingen die met het Nieuwe Testament ter zijde zijn gesteld, maar het Goddelijk gezag en de blijvende waarde ervan in het Nieuwe Testament uitdrukkelijk wordt erkend (Luk. 20:42; 24:44; Hand. 1:20; 13:33, 35), daar moet het door ons als een op Gods Woord gegrond beginsel beschouwd, erkend en gehandhaafd worden, dat psalmgezang altijd een element moet uitmaken van onzen eeredienst. Niet dat daaruit volgen zou dat ons gezang uitsluitend psalmgezang moet zijn, maar wel volgt er uit dat een dienst zonder psalmgezang in dat opzicht in strijd zou wezen met de bedoeling Gods als geopenbaard in zijn Woord (Agenda, I, p. 197, paragraph I).

„Als getuigd wordt dat er geen gezangen zijn, die de psalmen evenaren kunnen in het spreken uit 'de diepte van het gemoedsleven, van allerlei nood en ellende, van verslagenheid en angst der ziel, van verootmoediging voor God, van worstelend en triomfeerend geloof, van lof en verheerlijking Gods, dan stemmen wij daarmee geheel in. Daarom willen wij de psalmen tot geen prijs missen. Maar zulk spreken uit de diepten van het geestelijk leven is toch niet de eenige deugd die het kerklied hebben kan. Erkend zal moeten worden, dat gezang dat de taal spreekt der Nieuw-Testamentische heilsopenbaring een eigen deugd heeft die de psalmen niet hebben konden. Daarom moeten w!j beide "hebben, zonder het eene te verheffen ten koste van het andere, of het eene te verwerpen omdat het een ander karakter draagt dan het andere. Beide zijn te waardeeren als elkander aanvullend."

Wat aangaande deze zaak verder besloten werd geven we hier verkort weer:

Nergens wordt in de Schrift het zingen van hymn's in den eeredienst verboden, direct noch indirect. Ware het wel verboden, dan zou Art. 69 onzer Kerkenorde, die het gebruik van een klein getal hymns goedkeuit, in tegenspraak zijn met de Schrift.

De Nieuw-Testamentische Kerk heeft het recht, om zoo wel als in de prediking en in het gebed, ook in haar gezang de waarheid van Gods Woord zelf te formuleeren. Het wezenlijk vereischte is, dat de waarheid uitgedrukt wordt, om 't even of de woorden der Schrift letterlijk of niet letterlijk gebruikt worden.

In het Nieuwe Testament zijn vele waarheden •duidelijker en vollediger geopenbaard 'dan in het Oude Testament, bijvoorbeeld de Drieëenheid, Doop, Avondmaal, Evangelie-aanbod. iLn er zijn waarheden (zooals de geboorte, de kruisiging en opstanding van Christus en de uitstorting des Heiligen Geestes), waarvan we slechts in de taal der profetie kunnen zingen, indien we uitsluitend psalmen zingen.

Ook bestaat er geen wezenlijk verschil tusschen hymns welke berijmingen zijn van gedeelten des Nieuwen 'Testaments en hymns die een vrije, poëtische voorstelling van Nieuw Testamentische waarheden geven. In Art. 69 der KerkenO'rde worden vijf van de eerste soort en vier van de tweede genoemd. Noch de Gereformeerde kerken van .Nederland hebben in beginsel bezwaren gehad tegen het zingen van hymns (Art. 69), noch heeft eenige Synode onzer eigen kerk zullie bezwaren ooit ingebracht. (De SynO'de van 1890 stond aan Classis Hackensack het gebruik van 192 hymns —• de 52 Catechism Hymns — toe.)

De bezwaren die de Synode van 1928 opperde waren van praktischen en historischen aard. Ze zijn grootendeels te verklaren uit het feit, dat kort vóór de Afscheiding in Nederland een verzameling-van liederen aan de kerken werd opgedrongen, die gezongen moesten worden in elke gemeente en waarvan sommige niet zuiver Schriftuurlijk van inhoud waren.

Ook in de Gerefonneerde Kerken, van Nederland worden tegenwoordig pogingen aangewend, om een grooter getal gezangen in den openbaren eeredienst in te voeren. Een commissie zal op de volgende Synode aldaar een rapport indienen, dat die invoering begunstigt.

Dit alles overwegende, aanvaardde onze Synode het a; dvies barer commissie en oordeelde, dat het verzoek om meer hymns door Classes Grand Rapids Oost, Ostfriesland en Hackensack kan worden ingewilligd en daartoe Art. 69 onzer K. O. dient gewijzigd.

Aan de bestaande commissie werd opgedragen in de volgende twee jaren Art. 69 der Kerkenorde zóó te wijzigen, dat het zingen van. de 150 psalmen Davids vereischte blijve voor onzen openbaren eeredienst, maar dat aan de kerken tevens vrijheid verleend worde ook een grooter aantal synodaal goedgekeurde hymns te mogen zingen dan tot nu toe veroorloofd was.

Tevens ontving die commissie opdracht, om uit de bijeengebrachte 197 hymns eene keuze te doen van wat zij oordeelt een minimum aantal geschikt voor onze kerken te zijn en in geval er geen voldoend aantal in die 197 te vinden zou zijn, elders aanvulling mag zoeken.

De commissie onderzoeke nogmaals dat minimum getal met het oog op de volgende voorwaarden; leerstellige zuiverheid, Nieuw-Testamentisch karakter, waardigheid en diepte van gewijden geest en duidelijkheid en schoonheid van uitdrukking; en dat de commissie doorgaans rekening houde met kritiek en wenken, die ze betreffende de 197 hymns heeft ontvangen.

Genoemde commissie zende van den verzamelden bundel gedrukte exemplaren aan al de kerkeraden minstens negen maanden vóór de volgende Synode.

Het gebruik van hymns zal niet verplichtend voor de kerken worden gesteld.

('t Is niet geheel oimoodig voor sommige lezers misschien, dat we er hier de aandacht op vestigen, dat het gewettigd gebruik der nieuw gekozen hymns moet wachten op de goedkeuring eener volgende Synode.)

Dit besluit is belangrijk', ook met heit oog op onze Synode te Arnhem.

Koorgezang.

Alweer een kwestie, welke wij niet kennen, maar in Amerika leeft.

Aangaande koorgezang in den openbaren eeredienst werd besloten, dat hoewel de invoering daarvan aan de wijsheid der kerkeraden is overgelaten, de Synode toch het koorgezang als een onderscheiden element van publieken eeredienst afraadt om de volgende redenen:

1. Het gevaar bestaat dat het zingen door de gemeente zelf daardoor vermindert.

2. Indien het koor afzonderlijk zingt de moeilijkheid ontstaat, om het beginsel van Art. 69 der Kerkenorde te handhaven.

In gevallen waar het koorgezang gebruikt wordt of ingevoerd zal worden, vordert de Synode dat alleen die psalmen of hymns zullen worden gezongen, die naar Art. 69 der Kerkenorde goedgekeurd zijn, of zulke anthems die uitsluitend de woorden van gedeelten der Heilige Schrift bevatten.

Dr Y. P. de Jong afgevaardigd naar onze Synode.

Hartelijk verheugen we ons er over, flat de Chr. Ger. Kerk een afgevaardigde naar onze Synode wil zenden.

Dr Y. P. de Jong is in ons land een goed'e bekende.

Als zijn secundus werd aangewe'zen Ds 'J. de Haas Jr.

HEPP.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 juli 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

Persstemmen.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 juli 1930

De Reformatie | 8 Pagina's