GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Synode.

Ditmaal geven we de meening van D s H. S. B o u m a. uit de „Kerlfbode van de Geref. Kerk van Amsterdam-Züid".

Ds Bouma vindt in deze Synode veel te waardeleren;

In de Arnbemsche Synode was veel, dat ons tot dankbaarheid moet stemmen. Ze heeft bevestigd, dat onze Kerken zich bewust zijn, dat ze de booge roeping hebben, om in den Naam des Heeren het werk des Heeren te doen. Ze willen het Woord Gods, dat ons werd toevertrouwd, uitdragen in de wereld. De zaken der Zending vsrerden breed en groot behandeld, en daarin werden forsche en kloeke beslissingen genomen. Zonder uitzondering had men belangstellende liefde voor het zendingswerk, zoowel voor dat onder de heidenen en Mohammedanen in de verte als voor dat onder de Joden in de nabijheid. Het verheugende feit kon telkens opnieuw worden geconstateerd, dat onze kerken zich niet wenschen af te maken van het bevel des Konings, maar dat ze willen doen, wat haar hand te doen vindt. En daarin hebben we een rijken zegen Gods te zien, want Hij is het. Die deze gezindheid door Zijne genade onder ons werkt en ons gebruiken wil als Zijne mede-arbeiders tot de komst van Zijn Koninkrijk.

Daar naast viel nog een ander verblijdend feit te constateeren. Onze Kerken waren in Arnhem zich ook bewust. Gereformeerde Kerken te zijn, en eene roeping te hebben tegenover de Gereformeerde zaak in de geheele wereld. Ze hebben duidelijk bewezen' mede te willen werken met allen, die het, waar dan ook, opnemen voor de handhaving der Gereformeerde religie. Wie ook een beroep op haar deed, vond bij de Amhemsche Synode bereidheid tot samenwerking. Dezelfde' belangstelling was er voor enkele kloeke mannen op Curasao en voor een paar zwakke kerken in Silezië en Saxen èn voor het voorbereiden van een oecomenische Synode van alle Gereformeerde Kerken. Arnhem heeft bewezen, dat we de Gereformeerde zaak nog altijd zien als eene wereldzaak en we haar als zoodanig willen verzorgen. Ook dit is een feit, dat dankbaar stemt, omdat het bewijst, dat onder ons nog leeft het ideaal van de ééne wereldkerk.

Niet alles echter, wat in Arnhem gebeurd is, was verheugend. Op de momenten, waarin we konden juichen over de ti'ouw Gods over ons, volgden die, waarin we tot grooten ootmoed werden gestemd over onze zwakheid en kleinheid. In het werk der Synode is ook heel wat, dat onbevredigend moet worden genoemd en aanwijst, dat onze Kerken nog bij lange na niet het ideaal hebben bereikt.

Laat ik op een paar dingen mogen wijzen.

„Na dan de behandeling van het promotie-recht ter Synode te hebben besproken gaat Ds Bouma aldus voort:

Maar er is meer, dat tot zorg wekt over het leven van onze Kerken, en dat is, dat alles, wat in der tijd besloten is tot voortzetting der reformatie, eigenlijk teruggenomen is. Leeuwarden zag het ideaal en teekende dit in enkele groote lijnen, Groningen bewees inzinking en Arnhem was de begrafenis. De enkele dingen, die in de laatste Synode nog over zïjn gelaten: de eenheid van de liturgie, het zoeken van enkele Schriftuurlijke liederen, de verbeteringen van de formulieren, een nieuw leerboek (en wel door prijsvraag) zijn toch in vergelijking met wat in 1920 besloten is, maar kleinigheden. We gaan geene krachtige lijnen trekken, maar we gaan peuterwerk doen, waarvan waarschijnlijk ook nog niet eens buitengewoon veel terecht zal komen.

Zoo is de nuchtere werkelijkheid. Aan den dag is gekomen, dat we niet in staat zijn, om de groote zaak, die we in 1920 zagen, te volbrengen. Maar die taak blijft er liggen. Dat moeten we niet gaan ontkennen. Dat probeeren we wel, maar op deze manier komen we verder van huis. Men mag niet zeggen, dat de Leeuwarder Synode in een „roes" heeft gehandeld, want deze was zich volkomen bewust van de groote inspanning, die voor dit werk werd vereischt. Toen waren we ook allen dankbaar voor ai den rijkdom, dien we bezaten; we waren niet blind voor al de goede dingen, die we van vorige geslachten hadden ontvangen, maar we wisten ook, dat Gods Geest ons nieuwe schatten had ontslotenen tot nieuwen arbeid riep. In Arnhem moesten we misschien zeggen: we kijnnen het werk niet aan, maar we mogen niet zeggen: het werk is er niet. Het laatste kweekt zelfvoldaanheid, het eerste ootmoed, die uitdrijft tot belijdenis van tekort en gebed iom kracht. En wanneer we niet kunnen, wat we moeten, dan is het tijd, om te onderzoeken, hoe dat komt, en waarin het onder ons hapert.

De totaal-indruk, dien we uit de Amhemsche Synode van het leven onzer Kerken kregen, is, diat er zonder twijfel kracht in is, maar een kracht, die meer naar buiten, dan naar binnen openbaar wordt. "Voor Indië en het buitenland kunnen we meer doen, dan voor ons zelf. Ons leven bleek meer breed, dan diep te wezen.

Dit kon op de Synode aan den dag komen, omdat het in onze Kerken en bij ons persoonlijk zoo is. Maar breedte mag de diepte niet missen, anders • wordt het oppervlakkigheid.

Wat daarom na Arnhem noodig is, is, dat we, in plaats van ons te verheffen op onze bireedte, ons schamen voor ons gemis van diepte. Onze taak blijft, en vóór alles hebben we te zoeken bij Hem, van Wien het volk zijne sterkte heeft, de kracht, die, WO voor ons werk noodig hebben. En dit kan niet \ in waarheid gebeuren, wanneer er niet eene radicale/ - onderwerping is aan het Woord des Heeren: een ieder, /

die den Naam des 'Hêêrên aanroept, sta af van alle ongerechtigheid.

De lessen van Arnhem mogen we niet vergetea!

Inderdaad: het werk is er wél. Maar durven we — willen we "het aanvaarden?

„De kleine Biam".

Uit de „Leidsche Kerkbode" knippen we uit een artikel van Ds RuUmann het volgende aardige stukske, dat ons Dr A. Kuyper Sr teekent als kind.

Intusschen verloochende de ijverige gymnasiast nimmer zijn practischen aanleg. Hij had een bewonderenswaardige tegenwoordigheid van geest en wist onmiddellijk in te grijpen waar het noodig was. Toen zijn jongste zusje een griffeitje in haar neusje had gekregen, stormde hij als jongen van U jaar het huis uit, en kwam na 5 minuten met een vreemden dokter terug. Een juist voorbijkomend dokterskoetsje had hij stil doen houden, en den dokter gevraagd: „Wilt u asjeblieft direct meegaan, mijn zusje heeft een ongeluk".

Hij was ook zeer handig. Toen zijn jongste broertje «ens door een glazen tochtdeur was gevallen, en hoofd en handen vol glasscherven zaten, nam de 16-jarige Bram het bebloede hoofd tusschen zijn knie-"éH, 'en verwijderde al "tglas met een fijne naald.

Zoo was hij altijd. Wie der huisgenooten Iets had, een splinter in de hand of een vuiltje in 'toog, ging naar Bram, die dan met vaste hand en heel voorzichtig ingreep.

AI jong politicus.

Ds Rullmann beschrijft dan, hoe Dr Kuyper al jong ï)elang stelde in de politiek: .

Ook was hij, eer. hij nog aan' - de academie kwam, reeds in het klein een politicus'. Dat kwam door het lezen van de krant. Reeds als jongen was hij zóó verzot op de courant, dat zijn' vader hem ten slotte verbood meer een oog er in te slaan. Maar zóó steric zat de journalistieke hartstocht toen reeds in hem, dat hij, als hij even de „Opregte Haarlemmer" machtig kon worden, er mee naar den zolder sloop, en daar dan op een pakkist ging zitten lezen. En in de dagen der April-beweging leefde hij zóó warm in alles mee, dat er geen vlugschrift uitkwam, of hij kocht het van zijn zakduitje.

April 1853 zag ons gansche land in rep en roer. In •de huisgezinnen, op de kansels, in raadzalen en sociëteiten, in kranten en tijdschriften, werd getwist en gestreden; scherpe pamfletten, spotschriften en spotprenten, gedichten vol pathos en hartstocht deden •de ronde; adressen en circulaires in heftigen toon stroomden van alle zijden toe. In vele families heerschte innige gemoedsonrust: met bekommering om zichzelven en zijn kinderen, over de toekomst van Nederland en huisgezin, over het van de vaderen geërfde geloof, over de dierbare vrijheid op, staatkundig en kerkelijk gebied, zag men uit naar de berichten aangaande den aanslag op kerk en staat, dien men nabij achtte. En het was geen opwinding van het oogenblik, geen voorbijsnellende volkswaan, die alleen de oppervlakte in beroering vermocht te brengen. Neen, een hevige beweging had zich van de anders zoo kalme Nederlandsche gemoederen meester gemaakt. Want het heiligste, zoo beweerde men, werd bedreigd; de Protestantsche godsdienst was in gevaar, brandstapel en inquisitie stonden haar intocht in Nederland te doen in het gevolg van de bisschoppen, die krachtens pauselijke verordening hier te lande zouden worden aangesteld.

Bram Kuyper, de ruim vijftienjarige gymnasiast, was toen de felste antipapist, die in Leiden rondliep, en de Aprilbeweging maakte hem tot een anti-Thorbeckiaan van het heftigste soort. Hij wist immers zeker, dat Thorbecke en de zijnen een mijn tegen de «er en het gezag van het Huis van Oranje hadden aangelegd. Welnu, dit ééne gerucht was voor hem, den vurigen Oranjeklant, genoeg, om te maken, dat, toen eindelijk op den avond van 20 April de tijding kwam, dat Thorbecke zijn ontslag had gekregen, Bram als buiten zichzelf van geestdrift de trap opstoof, de kamer van zijn vader invloog, en vreugdedronken uitriep: „Vader, vader, Thorbecke is gevallen!" Het heengaan van Thorbecke voelde hij als een verlossing.

Tegenwoordig schamen jonge menschen zich dikwijls voor enthousiasme in zaken als politiek en dergelijke! Helaas!

Eind en Huwelijk.

Uit de „Kinderzorgcourant" (Orgaan van de stichting „Kinderzorg" te Middelburg), knippen we een stukje van een verslag van een rede van Dr Lammerts van Bueren over „Onze kinderen en het huwelijksprobleem".

Laten wij als Christenen ons standpunt trachten te vinden. Het wezen van het huwelijk is het onontbind­ bare, een zinnelijk-geestelijke eenheid, waartoe God man en vrouw bestemd heeft. De mensch is op het huwelijk aangelegd. Daarom heeft Luther niet nagelaten te verklaren, dat zijn huwelijk een daad van gehoorzaamheid was aan den wil van God om een voorbeeld te geven.

Onder invloed van de pessimisten als Schopenhauer is men van deze lijn afgeraakt en konden theorieën als die van Lindsey ingang vinden. Daar staat het sexueele op den voorgrond en is men eigenlijk materialist.

Wat zullen wij als christenen daartegen inbrengen? Het huwelijk is het middel om gelukkig te maken en zijn plicht te doen. Liefde is onlosmakelijk verbonden aan trouw en verantwoordelijkheid.

Ieder huwelijk is een waagstuk, maar een waagstuk mag nooit in het wilde weg worden ondernomen. De plicht is een heilig moeten geworden. Buigend onder de hooge tucht van Gods wil leert men geven. In het huwelijk heeft men het beste te geven voor zijn gezin. Het huwelijk is dan ook geen probleem, maar een levensstrijd in eigen leven en kan daarom juist stalen tot zooveel andere roepingen in het leven. In het openbare leven dragen we vaak een masker. In het huwelijk valt het masker af. Niemand mag het Christelijk huwelijk verdacht maken, omdat 't naar binnen vaak 'zoo verdorven is; Als we "t huwelijk zien in het licht van God, dan geelt het ons de mogelijkheid van vernieuwing en kracht om menig kruis te dragen.

Breekt dit ideaal op de werkelijkheid van heden? Het huwelijk is inderdaad moeilijker geworden dan vroeger. De levensomstandigheden van man en vrouw liepen vroeger op hetzelfde spoor. Nu zijn hun belangen en sympathieën op een verschillend terrein gekomen. De vragen van het kindertal, de lust om weinig zorgen te hebben, waarover men het onderling niet altijd eens is, brengen gevaar voor het huwelijksgeluk. De samenbindende kracht moet van binnenuit komen. Ibsen laat duidelijk zien hoe het worden kan, als we lezen hoe in zijn werk „Nora" zij zegt: „Ik was uw speelpop, niet uw vrouw".

Het huwelijksleven is een heilig land, omdat hot doel is allereerst de eenheid van man en vrouw, maar ook het geluk door de kinderen. Als 't kind een streep door de rekening is, is de rekening niet in orde. Geen kinderen, geen glorie! Als het huwelijk niet deugt worden de kinderen de dupe.

Het gezin is de kweekplaats voor persoonlijkheidsvorming, omdat we er de heerlijkheid leeren zien van het gezag, dat zelf weer middel is tot vrijheid. Gehoorzaamheid geeft de rechte ontplooiing van ons leven.

Gehoorzaamheid aan Gods Wet geeft nog steeds den waren vrede.

Want in de Wet is het Leven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 oktober 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 oktober 1930

De Reformatie | 8 Pagina's