GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Prof. Dr W. J. Aalders; Om de Kerk.  Bosch & Keuning — Baarn, 1931.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Prof. Dr W. J. Aalders; Om de Kerk. Bosch & Keuning — Baarn, 1931.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Prof. Dr W. J. Aalders; Om de Kerk. Bosch & Keuning - Baarn, 1931.

Na een inleiding geeft de Groninger hoogleeraar 6 hoofdstukken: Toenadering tusschen de kerken, De Conferentie van Stockholm, Angelsaksisch en Duitsch Christendom, De Conferentie van Lausanne, Reformatorisch Kerkbegrip, Reformatie en Kuituur. De eerste vijf hoofdstukken zijn reeds eerder gepubliceerd in „Stemmen des Tij ds", het laatste is de tekst van een inleiding, door den schrijver gehouden in een bijeenkomst van Roomsch-Kathplieken en protestanten.

Het is moeilijk, in een kort woord, als deze aankondiging wil zijn, dit voornaam geschreven boek geen onrecht te doen.

Aan den eenen kant staan er dingen in, die ik zelf herhaaldelijk naar voren bracht, b.v. inzake de eenheid der kerk, de noodzaak van de weigering, om haar gedeeldheid goed te praten door er mooie woorden voor te zoeken, de vooropstelling van de kerk, en haar eenheid, als gelóófs-stuk, en als vrucht van „verkiezing", en heel veel meer. Er zijn passages in dit boek, die ik letterlijk in „De Reformatie" zou kunnen opnemen en onderteekenen.

Aan de andere zijde evenwel geloof ik, den schrijver geen onrecht te doen, als ik constateer, dat er in hem twee stroomingen strijd voeren tegen elkander, en dat de strijd nog niet tot een einde is gebracht, goed of kwaad. Ik geloof, dat datgene, wat Prof. Aalders aan ons verbindt, hem zelf niet wezenlijk bindt, en alzoo ons met hem niet saam kan ver-binden, gesteld al, dat wij zelf ons waarlijk zouden laten binden door hetgeen hij onder instemming van ons aJs gereformeerden toch soms zoo uitnemend zegt, en als eisch of waarheid stelt. De kerk b.v. heet bij Dr Aalders geloofsstuk; maar niettemin geeft de auteur ook beschouwingen, waarin toe-, komst, taak, „kans" der kerk worden geconstrueerd uit hetgeen voor oogen is, empirisch. Die twee „methoden" evenwel laten zich nu eenmaal ni'èt verzoenen. Als men op de ééne pagina leest, dat schrijver „in zijn kerkopvatting zich minder oriënteert" (ik wilde dat woord wel graag kwijt) „aan het Protestantisme van nu, dan aan dat van de Reformatie", en op de volgende blz., dat we (in het zoeken van eenheid) „niet terug kunnen", dat „napleiten niet helpt", dat het „punt van uitgang voor ons niet meer bestaat", dat we „het verleden niet behoeven te laken", dat dus „zelf-onderzoek en vooruitzien" feitelijk worden losgemaakt van een terugkeer naar een punt van uitgang, dan meen ik — ik kan het niet anders zien — dat hier de schrijver tegen zichzelf verdeeld is. Dat men den eenen keer hem dankbaar de hand zou willen drukken, omdat hij zoo veel woorden sprak, die ook in onzen mond als geloofs-belijdenis geklonken hebben, doch dat men den anderen keer weer een grooten afstand tusschen hem en ons ziet; een pijnlijke ontdekking, welke ons te stelliger leert zeggen: we moeten inderdaad terug, niet zoozeer naar een „punt" van uitgang, aJs wel naar het principe daarvan. En als men zoo zijn critische houding tegenover dit toch met warmte geschreven 'boek (critisch juist terwille van het bewaren van de kerk als g e 1 ó ó f s - stuk) zich heeft bevnist gemaakt, dan krijgen de bedenkingen, die men heeft, langzamerhand weer concrete gestalte en formuleering. Dan zegt men b.v.: het dilemma tusschen „spiritualisme" en „institutionalisme" in het kerkbegrip, gelijk schrijver dit dilemma in aansluiting aan Nathan Söderblom stelt, aanvaarden wij niet, tenminste niet in den hier in A.'s boek gegeven vorm; want het „instituut" der kerk heeft niet wezenlijk in zich, wat dit boek erin legt (beschikken over genademiddelen, boven de menschen staan, dezen de wet stellen) en het in eenvoudige gehoorzaamheid concreet handhaven van de door openbaring gegeven eischen voor het instituut wijst reeds den minder gelukkigen naam van spiritualisme als tegenstelling van institutionalisme af.

Zoo ware er meer te noemen.

M.i. kan over de eenheid van kerk en christendom slechts dan nader tusschen schrijver en ons gesproken v/orden, als tusschen „kerk" en „rijk Gods" scherp onderscheiden wordt, en daarna de betrekking tusschen die beide duidelijk wordt afgeteekend.

Moeilijk zijn de hier in geding komende vraagstukken zeker; reeds zulk een korte aankondiging is moeilijk. Een troost is het daarbij eenigermate, dat de moeilijkheden er ook voor Prof. Aalders zijn; dat hij, precies als wij, voor nimmer wijkende muren zal komen te staan, zoodra hij zijn principieel gelegitimeerde verlangens confronteert met de concrete werkelijkheid. Ik denk b.v. aan wat hij zoo troostend opmerkt inzake het vele, dat, bij al de bestaande verdeeldheid, ons als christenen over heel de wereld toch reeds vereenigt. Prof. Aalders denkt hier b.v. aan „den inhoud en den geest der z.g.n. ecumenische geloofsbelijdenissen met haar magistrale structuur van Vader, Zoon en Heiligen Geest, en den majestueuzen gang van schepping, verlossing en verheerlijking". Ja, dat zou ik zelf vóór vijftien jaar ook nog graag zóó gezegd hebben, precies zoo. M£iar mijn zelfvertroostingen zijn sindsdien niet te handhaven gebleken, ook deze niet. Wanneer ik in 1932 me realiseer, wat er b.v. van die „ecumenische" geloofsbelijdenissen zooal gemaakt wordt, wat er onder haar nog nagesproken woorden zooal wordt VERSTAAN (denk maar weer aan de dialectische theologie), dan zeg ik: met handhaving van de „ecumenische" klanken, geeft men toch hun inhoud prijs; men levert de „ecumenische" geloofs-inhouden, hoewel nog gestoken in het oude pakje van de theologen van christelijke geboorte, uit aan de filosofen van het heidensch bloed. En als dan Prof. Aalders zegt: „dit" (n.l. het zooeven aangehaalde uit die „ecumenische" belijdenissen) „geeft geen enkele kerk prijs, die zichzelve respecteert", dan denk ik zoo: maar dat geven vele kerkreformatoren tegenwoordig toch feitelijk wel degelijk prijs, vlak naast onze deur. „Nederdaling ter helle", wat IS dat bij wie het woord noemen? Schepping, verlossing, verheerlijking, wat IS dat bij wie met de evolutionisten geen breuk begeert? Ik zie ze naast mijn kerkdeur, er binnen, die Prof. Aalders op dit punt bijvallen, maar tot wie ik zeggen moet: zijn laatste zinnetje bevat uw vonnis.

Suma summarum: een boek, om stil van te worden. Een schrijver, dien men eerbiedigt; een toon, die me tienmaal meer „verwant" is dan die van de inleiding, welke dezelfde auteur schreef op het in 1931 verschenen boek over de Lambeth-conferentie (deze inleiding kan ik ook niet rijmen met ettelijke passage's uit dit werk); een onderwerp, dat de aandacht heeft van ieder, die zich afvraagt, of niet het christendom hard bezig is, te komen tot zijn uiterste kleine-getal. Maar daartegenover een bespreking, die van tweeën zich laat dringen; die wel de „ziel" van den auteur ons „sympathiek" maakt, doch zijn „kerugma" onzeker en betwistbaar. En onder dit alles dan een „troost", die ook weer zoo schraal is; dat zijn standpunt voorzoover het standpunt i s, precies even onvereenigbaar is met de gegeven concrete werkelijkheid, als het mijne dat wezen zal, ~-zoolang wij n.l. wetten, ook voor het program van kerkactie, zouden willen maken, op grond van hetgeen voor oogen, of uit hetgeen binnen onzen horizont bereikbaar is.

Daarom bevestigt lezing van dit boek mij in de overtuiging, dat ik over de kerk alleen dan een „wijs" woord spreken kan, als ik me losmaak van wat ik zie. Zóó doe ik óók als ik het heb over andere gelóófs-stukken: de maagdelijke geboorte, de satisfactie, de parousie. En alleen in terugkeer tot dit standpunt mag ik nu mogelijklieid en recht zien van toenadering der kerken.

Het verblijdt me intusschen buitengewoon, dat in het boek de pluriformiteit der kerk wordt losgelaten in een eerlijk constateeren van haar pluraliteit. Schrijver mag daar andere woorden voor bezigen, zakelijk doet hij daar precies hetzelfde, als ik, enkele maanden geleden deed voor een ouderlingenconferentie in Rotterdana, waarvan het verslag in ons blad werd opgenonien onlangs.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 januari 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

Prof. Dr W. J. Aalders; Om de Kerk.  Bosch & Keuning — Baarn, 1931.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 januari 1932

De Reformatie | 8 Pagina's