GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

In tegenspoed goedsmoeds.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In tegenspoed goedsmoeds.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik zal mij verheugen in den God mijns heils. Hab. 3 : 18.

(Biddag voor ’t gewas.)

Al zwijgt de Heilige Schrift verder over den persoon van den profeet, aan wien wij dit woord des Heeren danken; al wordt ook geen melding gemaakt van den tijd, waarin hij, als gezant des Heeren, is opgetreden, toch is en blijft Habakuks belijden van beteekenis voor de Gemeente des Heeren, alle eeuwen door.

Zooveel blijkt er uit, dat hij zijn volk een getrouw leidsman was in een tijd van geestelijk verval en van bezoeking des Heeren.

In den naam des Heeren zegt hij Israël de oordoelen Gods aan, terwijl hij tegelijk het getrouwe overblijfsel bemoedigt met des Heeren heil, dat in den Messias zich zal openbaren.

Het hoofdstuk, waarvan bovenstaande woorden deel uitmaken, is een gebed van den profeet, waarin hij Jehova smeekt om bewaring van zijn volk in de ballingschap, die hij voorziet, waarin hij steun vindt in de trouwe Gods, in vroeger dagen aan dat Israël betoond, en getuigenis aflegt van zijn persoonlijk geloof in de woorden: „ik zal mij verheugen in den God mijns heils".

Dat is niet de vrucht van het redeneerend verstand, maar openbaring van een groot geloof.

Habakuk is vroolijk, ja springt op van vreugde, niet als alles voorspoedig gaat naar het vleesch, als overvloed van het goed der aarde hem omringt, maar als alles tegen loopt. Als de weg om^ tuind is met doornen, wolken van donkerheid boven het hoofd zich samenpakken. Als het oorlogszwaard, misgewas en honger dreigen.

In zulke omstandigheden zich te verheugen is onnatuurlijk, zouden wij zoo zeggen, en de wereld vindt het ongepast.

Toch is het natuurlijk in een man als Habakuk, en wiy zien het, als wij er op letten, wat de oorzaak is zijner blijdschap en verheuging des harten.

Was zijn verwachting van de zichtbare dingen?

Zoekt hij zijn heil in hetgeen het oog bekoort, het vleesch kan streelen? Ja, dan zouden zijn vreugdeklanken te midden van tegenspoed en volksoordeelen vreemd klinken.

Habakiik verheugt zich echter in iets anders, dan wat de natuurhjke mensch doet opspringen van vreugde. Hij verheugt zich in God, in den God zijns heils, óf, zoo als wij ook kunnen lezen, vanwege God, mijn Heiland, Die mij heil teweegbrengt.

Wat den profeet oorzaak geeft van vreugde is een geestelijk goed, dat de zielsbehoeften vervult.

Wie zich verheugt in den God zijns heils, ook nu, is een verloste des Heeren, wien vergeving van zonden is te beurt gevallen, die deelgenoot is van. de liefde Gods en leeft in de verwachting van het eeuwig goed.

Dat stemt onder voorspoed tot ootmoedige dankbaarheid. Onder tegenspoed tot lijdzaamheid. Met het oog op de toekomst tot kinderlijk vertrouwen.

Dat geeft iu de stormen op de levenszee oen vasten ankergrond, daar het ton volle verzekert, ook, dat de Hcere niet zal doen omkomen in duren tijd of hongersnood, al zou er geen rund zijn inj den stal, en de vijgeboom liegen.

Dat heeft Habakuk niet van zichzelf.

Dit heeft God in hem gewerkt.

Dit is de openbaring van 't geloof, als werk des Heiligen Geestes, gelijk hij dan ook zegt, dat de rechtvaardige door het geloof zal leven.

Zoo is dan de ervaring van den geloovige van den ouden dag in overeenstemming met die van den nieuwen dag, gelijk ook Johannes getuigt: „Dit is de overwinning, die de wereld overwint, n.l. ons geloof".

Dat moet zich ook nu openbaren bij de kinderen Gods, in de ernstige tijden, die wij beleven, nu de wereld rondom in beroering is, en in nood.

Inzonderheid ook, nu wij samenkomen in een ure des gebeds voor 't gewas, voor de genadige VOOTziening ook in onze stoffelijke nooden.

Een groote massa bidt nog, bidt nog mede, als ze weer even is opgeschrikt! Daarna gaat ze weer tamelijk zorgeloos verder, óf klachten aanheffend over uiterlijken tegenspoed, als velen ook in Habakuks dagen. Maar de oorzaak van al het leed der aarde, de zonde, de eigen zonde, wordt voorbijgezien. En tot waarachtige bekeering en verootmoediging komt het niet. In het kiezen van eigen wegen wordt meer heil gezien, dan in den vollen dienst van God.

Ja, klaagtonen over moeilijke tijden weerklinken thans luide aan alle zijden, een groot verlangen naar vrede en hernieuwde welvaart openbaart zich onder de volkeren.

Maar van een verlangen naar het heil des Heeren, als het hoogste goed, wordt weinig vernomen — laat staan van een zich verheugen in dat heil.

Moge het woord des Heeren, door den profeet tot ons gebracht, tot jaloerschheid stemmen, en smeekend uitdrijven tot den God aller genade — dan zou uit de duisternis, die thans vanwege de oordeelen Gods ons omringt, wellicht het licht te voorschijn komen. Althans dat geestelijk licht gezien worden, dat ten slotte in alle omstandigheden de ziel doet roemen in het heil des Heeren.

Dan zingen wij, ook als de tijden zich nog niet wenden:

In de grootste smarten, Blijven onze harten, In den Heer gerust. 'kZal Hem nooit vergeten. Hem mijn Helper heeten. Al mijn hoop en lust.

En! Onze ziele vindt vertroosting.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 maart 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

In tegenspoed goedsmoeds.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 maart 1932

De Reformatie | 8 Pagina's