GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vragen en vragen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragen en vragen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

Jonge menschen plegen vol te zitten met vragen. Ik bedoel nu niet daarmee te zeggen, dat de jonge menschen het „De Reformatie" zoo verschrikkelijk lastig maken met hun vragen. Eerder staat de zaak zoo, dat het wel schijnt alsof zij vinden, dat De Reformatie niet het beste adres is om vragen te lanceeren.

Maar desondanks weten wij toch wel dat jonge menschen veel vragen hebben.

Nu zijn deze vragen echter lang niet alle van eenzelfde waarde.

Want ja, ook een vraag kan groote waarde hebben, zij kunnen bewijs geven voor de diepte van iemands geest, voor den ernst waarmee hij worstelt, zelfs voor de majesteit van zijn geweten.

Maar er zijn ook vragen die alleen maar bewijzen dat de vrager nog jong is en dat hij nog weinig levenservaring heeft.

Er zijn ook vragen die enkel maar bewijzen, dat de vrager wat vragen wil.

Ik wil begiimen met op te merken, dat het in elk geval gelukkig is wanneer een jong mensch wat vraagt. Er zijn talloos vele jonge menschen die niet meer vragen, maar die het op hun manier al weten. Dat zijn de wijzen, de „intellectueelen", de bestormers van een oud regime, dat zijn de bouwers van een nieuw systeem.

In den regel getuigt het bij een jong mensch eerder van armoede dan van geestelijken rijkdom, indien hij geen vragen heeft. Het jonge mensch kan niet anders dan vragen, indien hij waarlijk op normaal geestelijk peil staat. Slechts zij die den rijkdom van de levensmogelijkheden niet beleven, of slechts ten deele beleven, kunnen denken, dat zij alles weten. Maar jonge menschen, die in eens den geweldigen rijdom des levens voor zich zien opengaan, beseffen ook, dat in het leven de dingen gecompliceerder zijn, dan het oppervlakkig schijnt. Daarom komen zij vanzelf tot de vraag. Zij voelen zich nog wat onvast, nog wat onhandig te midden van de vele levensmogelijkheden en zoeken dan vanzelf naar hulp en naar steun en zoo worden de vragen geboren.

Zij die zich zelf overschatten, zij die het leven heel vlak zien, weten te midden van de vele mogelijkheden voor alles raad, die hebben geen vragen, maar dat zijn dan ook de oppervlakkigen, dat zijn dan ook de menschen die het weten.

Zij meenen het recht te hebben lukraakweg oritiek te oefenen. Zij vermoeden, dat zij, als zij hun critiek oefenen, rekening houden met alle mogelijkheden. Zij denken, dat zij in de samengesteldheid van het leven zoomaar den weg zien.

Zij begrijpen niet hoe arm zij zijn.

Helaas maken zij in hun armoede zooveel stuk.

Maar daannee is dan ook gezegd, dat in den vegel jonge menschen, die vragen hebben, beter zijn dan zij, die het alles zoo goed weten. In den regel is het beter, dat een jongmensch u met vragen bestormt dan dat hij u bestormt met reformatieplannen.

Al dadelijk ligt er in het feit, dat hij u wat vraagt, een bewijs daarvoor, dat hij u ook vertrouwt; indien de vraag ten minste een echte vraag is.

En, jonge menschen, als gij iets vraagt, dan bewijst ge daarmee, als ge ten minste echt wat te vragen hebt, dat gij hebt gedacht. Want het is wel duidelijk, dat er zonder denken geen vragen geboren worden.

Maar nu zijn er vragen en vragen.

Er zijn van die vragen, die zoo verschrikkelijk philosophisch klinken, maar altijd den indruk maken, dat de vrager zoo iets van een waan heeft, dat hij de eerste is, die vragen doet in de wereld, en dat hij geroepen is de meest geweldige problemen op te lossen; als daar zijn: „waarom is de wereld rond? "; „waarom is de hemel blauw? " en: „waarom loopt de eene mensch de hakken van zijn schoenen naar den binnenkant scheef af en de andere mensch naar den buitenkant? " Met zulke vragen is hij stellig in het kader van een tijd, die het als een groot probleem uitroept, waarom de bananen krom zijn.

Dit type van vragers toont, het vragen eigenlijk nog nimmer geleerd te hebben. Immers, zij vragen wel, maar zij zijn door de vragen niet aangegrepen. De vraag is eigenlek geen vraag voor hen. Zij komen alleen maar tot de ontdekking van een feit en doen nu precies als kinderen, die ook van alles het „waarom" vragen bij gebrek aan vermogen om vragen te doen, waarin een gedachte tot uitdrukking komt.

De echte vragers, dat zijn zij, die in de vragen een stuk van hun eigen leven leggen.

En dit beteekent nu niet, dat die vragen dan altijd diep wijsgeerig behoeven te zijn. Och, wanneer gij aan een vrind vraagt: „Zeg, heb jij dat ook wel eens, dat je heelemaal geen behoefte hebt om te bidden? " dan lijkt dat zoo'n doodgewone vraag naar een feit, maar in den regel zit er zoo heel veel achter zoo'n vraag. En wanneer een jongen simpel vraagt: „Waarom bidt u altijd voor en na het eten, vader, waarom eigenlijk? " denk dan niet mijn lezer, dat in den regel zulk een jongmensch zoo maar eens iets vraagt om wat te vragen. Misschien is hem wel opgevallen, dat de zin van het gebed voor en na tafel in uw gezin niet tot zijn recht kwam.

Er zijn ook nog weer andere vragers, Vragers, die vol zitten, omdat het stormt in hen, vragers, die eiken dag aangegrepen worden door het leven, door de spanningen, die het leven hun op honderden manieren geeft. Jonge kerels van 20 jaar, die graag werken willen, die zich een toekomst willen verschaffen, die hun energie willen uitleven, die zich tot voor kort gaven met al de vermogens waarover zij beschikten, die idealen hadden, die de wereld wilden veroveren voor zichzelf en voor een lief meisje en, hopen wij, voor hun God, en die nu zonder arbeid dag in dag uit op straat loopan, overal tevergeefs aankloppen om een gelegenheid om hun stoere kracht uit te leven, om een gelegenheid om weer iets te beteekenen in het leven, in het groote leven, dat hun niets meer schijnt te bieden en niets meer schijnt te laten dan alleen vragen en nog eens vragen.

Zie, als zulke jongemenschen met vragen komen, die u omruischen als stormwinden, dan komt er een stuk leven, een stuk waarachtig leven op u af.

En och, mijn lezer, probeer dat dan niet dadelijk met oen theologische of dogmatische correcte stelling te coupeeren.

Kom bij zulke jongemenschen eens in hun leven, begrijp eens wat er achter die vragen zit en hfeb eerbied voor hun vragen, voor hun moed, dat zij nog vragen durven, voor hun geloof, waardoor zij toch nog vragen en nog niet gekomen zijn tot het bittere, misschien het ongeloovige antwoord, en dan zijn er redenen om dankbaar te zijn, dat er nog vragers zijn.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 juni 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

Vragen en vragen.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 juni 1932

De Reformatie | 8 Pagina's