GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vragen en vragen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragen en vragen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

Door een concreet voorbeeld willen we thans nog enkele punten verduidelijken.

Een vraag die dikwijls door jonge menschen gedaan wordt is deze: „waarom begrijpen oudere menschen ons altijd zoo slecht? "

We kiezen dit voorbeeld om daaraan te demonstreeren, welke fouten er dikwijls kleven aan de vragen van jonge menschen, en langs welke wegen de jonge menschen het antwoord moeten zoeken.

De eerste fout is deze: de jonge menschen stellen teveel de vragen in haar algemeenheid. Immers achter een vraag schuilt bij den vrager dikwijls een zeer speciale ervaring. Deze ervaring is oorzaak, dat zulk een jong mensch gaat denken; 611 nu gaat hij zijn bijzondere ervaring uitwerken in een algemeenen zin. De eene bepaalde ervaring die hij had, wordt nu bij hem de grond voor een toch immers ongeoorloofd generaliseeren.

Een dergelijke instelling komt bij jonge menschen dikwijls voor, en door dit algemeen karakter van de vraag, worden ouderen dan dikwijls weer geprikkeld wijl zij het gevoel hebben, onbillijk behandeld te worden door de jonge menschen.

Nu z i t er in zulk een vraag ook vaak iets onbillijks. Immers de jonge menschen worden door ouderen veelal beter begrepen dan zij vermoeden. En wanneer men ten onrechte is beschuldigd door een vraag, dan doet zulk een beschuldiging dikwijls nog meer pijn, dan wanneer ze in directen zin wordt uitgesproken.

Anderzijds is het van de oudere menschen niet verstandig om over den generaliseerenden vorm van de vraag wat boos te worden, immers, het jongemensch heeft er eigenlijk ook wel grond voor, dat hij zijn vragen een ietwat algemeenen vorm geeft. Indien hij toch zijn vraag inkleedde op een wijze waardoor hij zich dadelijk blootgaf, dan zou hij ook meteen een blik gegeven hebben in het diepste van zijn zieleleven. Nu zijn zijn levenservaringen in den regel deze, dat in zulk doen een zeker gevaar ligt. Het kan toch niet ontkend worden, dat niet ieder onder de oudere menschen op voldoend teere wijze met anderer geheimenissen omgaat. Bovendien gebeurt het wel eens een enkele maal, dat het jonge mensch wat hard wordt aangevat zonder dat men ten volle bedenkt, of deze harde aanpak niet een kwaad remedie is.

Daarbij komt nog iets. Wat bij ieder mensch een natuurlijke neiging is, vinden we ook bij de jonge menschen als een vanzelf sprekende houding. Dat is dit, dat men moeilijk direct open en rechtuit spreekt over datgene, wat innerlijke zielsberoering gaf.

Uit dit alles volgt dan, dat jonge menschen, die met zulk een algemeene vraag komen, in den regel iets speciaals bedoelen, maar met dat speciale niet dadelijk kimnen komen en niet dadelijk durven komen.

Wanneer dus een vraag komt als deze, „waarom begrijpen oudere menschen jonge menschen altijd zoo slecht? " dan hebben de ouderen, aan wie zulk een vraag gedaan wordt, te bedenken dat reeds uit den vorm van de vraag volgt, dat er in het leven van den vrager een stukje strijd is uitgestreden. In ieder geval ligt er in zulk een leven een ervaring, die tot de pijnlijke vraag aanleiding gaf. En wanneer nu het jonge mensch zulk een vraag doet, dan doet hij die vraag toch met de bedoeling om geholpen te worden. Dan komt hij juist tot de ouderen met zulk een vraag, om er het antwoord te vinden.

Maar daarmee is het tegelijkertijd bewezen, dat de jongecen voor hun eigen bewustzijn veel minder generaliseeren, dan de toevallige vorm van de vraag zou doen vermoeden.

Immers zij verwachten op hetzelfde oogenblik waarop zij de vraag doen, dat zij w è 1 door ouderen begrepen zullen worden.

Eigenlijk gaan zij dus in hetzelfde oogenblik, waarin zij een stelling lanoeeren, uit van de gedachte, dat hun stelling onjuist is.

Nu heeft het natuurlijk geen zin om, wamieer het jonge mensch zulk een inconsequentie begaat, dadelijk daarop te attendeeren. Het is veel beter eerst rustig te pogen er achter te komen, wat eigenlijk de diepste beweegreden, de speciale oorzaak van deze algemeene vraag is.

Want zoolang wij niet het bijzondere van het geval weten, kunnen we het jonge mensch niet helpen.

Geestelijke „aspirine" als een middel, dat voor alles en nog wat goed is, bestaat nu eenmaal niet.

Indien ooit, dan is juist in geestelijk opzicht de individueele behandeling noodzakelijk.

Vandaar dan ook, dat het gesprek, dat een antwoord bedoelt te geven op de vraag „waarom begrijpen oudere menschen de jonge menschen zoo slecht", zich in het eene geval gansch anders zal ontwikkelen dan in het andere.

Maar zal nu zulk een gesprek vruchtdragend zijn, dan is het noodig dat het jonge mensch zich zelf kent; dat hij zich zelf geanalyseerd heb be; niet met een analyse in den zin van „Freud", maar met die analyse der zelfkennis waardoor hij op de vraag „hoe hij tot zijn vraagstelling gekomen is", een antwoord kan geven.

Het jonge mensch zelf moet weten of de vraag opgekomen is uit zijn leven, dan wel of hij navraagt wat anderen hem voorvroen.

Heel veel beantwoording van vragen van jongeren is daarom zoo moeilijk, wijl de jonge menschen zelf eigenlijk niet goed weten, wat zij nu te vragen hebben.

In dat geval is dan ook de vraag niet echt. Immers de vraag komt dan niet op uit het diepst van hun ziel. Zij hebben in dat geval niets, dat hen waarlijk beroert en dat gegroeid is uit hun innerlijk zijn.

Zij hebben niets aan den Heere te vragen; hoe zullen zij dan wat hebben te vragen aan menschen?

Maar bij de echte vraag, die groeit uit een stuk levenservaring, ziet men, vóór men klaar en duidelijk zijn vraag stelt, óók wat het wezenlijke is van den eigen strijd, ziet men ook op welke wijze men anderen van zijn moeilijkheden kan en moet vertellen.

Daarom is het karakter van de echte vraag dan ook steeds dit, dat het een vraag is; dat wil zeggen, dat zij scherp omschrijft. Onechlv. vragen hebben dikwijls het karakter van va^e beweringen; echte vragen blijven vragen, maar dan ook scherp omschreven vragen.

En wanneer jonge menschen nu zoo voor zich zelf hun vraagstelling analyseeren, dan ontvangen zij dikwijls antwoord op hun vragen, nog voor zij hun vragen aan anderen hebben gesteld.

Immers achter vele van onze vragen ligt onB eigen gebrek, ligt onze eigen zonde. Het antwoord op onze vragen komt menigmaal van zelf wanneer we onszelf leeren kennen.

Juist dan, wanneer we ons zelf leeren kennen in het licht van Gods Woord.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 juni 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

Vragen en vragen.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 juni 1932

De Reformatie | 8 Pagina's