GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Milton en het Puritanisme.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Milton en het Puritanisme.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

De opkomst van de „Nieuwe School" ia de Milton-critiek verklaar ik me als volgt. De Puritein Milton leek voor het moderne denken, zoo oneindig ver verwijderd. Het bijbelsche verhaal, dat den grondslag vormt voor Paradise Lost, is volgens Saurat „une légende absurde et choquante pour Ie bon sens", i)

Milton scheen dan ook gemummificeerd, en Sir Walter Raleigh noemde Paradise Lost „a monument to dead ideas".

Maar, )jHet Paradijs Verloren" is nu ee, nmaal geen monument voor dood© ideeën. Miltons verheven zang, waarin hij wil „justifi© the wayes ol God to men", is vol eeuwige waarheden, die nooit zullen verouderen, vol van het echt-menschelijk© in eeuwigheidslicht.

Dat heeft men in onzen tijd weer gevoeld. Alleen maar, doordat men zoover afstond van den Bijbelschen Milton, is men van de bijzaak de hoofdzaak gaan maken, heeft men den grooten Puritein, die ook een kind der Renaissance was, gezien als de incarnatie van den Renaissancegeest, met nog eenige reminiscentiën van het Chfisteadom zijner opvoeding en entourage.

Een karakteristiek staaltje van het „modemiseeren" van Milton vind ik op p. 158 van Saurat's La Pensé© de Milton. Milton zegt in zijn De Doctrina Christiana: „Het verbond met God wordt niet verbroken door den dood". En als hij daaraan toevoegt: „Als er geen opstanding was, dan zouden de goeden de ellendigsten zijn van alle menschen, en de boozen, die in dit leven het beste deel hebben, de gelukkigsten", dan vindt Saurat dit een „Kantiaansch argument". Als dit een Kantiaansch argument is, dan bewijst het, hoe „modern" de Bijbel, in casu de apostel Paulus is, want aan hem heeft Milton natuurlijk deze gedachte ontleend, bijna woordelijk.

Wèl mocht Saurat zelf zeggen: „C'est véritablement 1© Zeitgeist qui s'occupait d© Milton", 3)

Van een nader© behandeling der „Nieuw© School" in de Milton-critiek moet ik hier alzien. Ik moge misschien verwijzen naar mijn artikel daarover in Stemm©n des Tij ds, jrg. 1926.

Rest mij nog aan te toonen, dat Milton de Puritein geen Calvinist was; dat hij zelfs de belij­ denis van Nicea niet kon onderteekenen.

Dit blijkt dikwijls uit zijn poëzie. Wlat ons kan hinderen in zijn heerlijk Paradis© Lost, b.v., is niet alleen de dikwijls anthropomorphistisch© voorstelling van God den Vader — waaruit blijkt, dat zelfs Milton's verheven poëzi© soms niet hoog genoeg kan stijgen voor zijn geweldig onderwerp — maar nog veel meer de Ariaansche opvatting van den Zoon als ©©n Schepping Gods.

Doch voor ons doel is het misschi©n het meest geschikt om ons in hoofdzaak t© bepalen tot zijn prozawerk De Doctrina Christiana, waarin hij betoogend zijn standpunt tracht uit©en te zetten, al jt^ het niet erg systematisch, — zoo-als men dat van een rasecht Puritein kan verwachten.

Bij de poëzie zouden soms de vermaarde „dichterlijke vrijheden" opgeld kumicn doen.

Wat dan Milton's Arianisme betreft, hij betoogt in De Doctrina Christiana het volgende: de Zoon is geschapen door den Vader uit Zijn eigen „substantie"; de Vader en de Zoon verschillen in wezen; als God één God is, en die écne God de Vader, en als desniettegenstaande de Zoon ook God genoemd wordt, moet de Zoon den naam en d© natuur van de Godheid van God den Vader ontvangen hebben volgens Zijn besluit en wil.

Ik heb reeds opgemerkt, dat Milton in zijn perst© periode meer oïthodox was. Zoo zingt hij in d© genoemde Hymne Op den Morgen van Christus' geboorte (1629) nog van Christus als deel uitmakende van d© Drieëenheid. Later beschouwt hij niet slechts de godheid van Christus, zooals we zagen, als toegekend, verleend, maar kent hij aan den Heiligen Geest een nog ondergeschikter plaats toe. Immers hij zegt in de Doctrina: „in zooverre Hij (= d© H. Geest; V.) een dienaar van God ©n daarom een schepsel is, is Hij geschapen en voortgebracht uit de subistantie Gods, niet door natuurlijke noodzakelijkheid, maar door den vrijen wil van den bewerker, waarschijnlijk vóór de grondlegging der wereld, maar later dan de Zoon, en verre de minder© van Hem."5)

In zijn beschouwing over de wording der dingen helt Milton over naar N©o-Platonism© ©n Pantheïsme, welk© trouwens behooren tot d© op d©n voorgrond tredend© elementen di© door d© onv©rzadigbar© Renaissance waren geabsorbeerd.

De orthodoxe definitie van scheppen: iets uit niets voortbrengen, vindt hij absurd. Even ong©rijmd schijnt het hem, dat d© materie van eeuwigheid zou hebben bestaan naast God. Er blijft hem dus maar één mogelijkheid over: alles is geëmaneerd uit God. Daar zoo het materiaal, bij de schepping gebruikt, uit God is, en van d© substantie Gods, kan niets dat geschapen is, vernietigd worden. *) Een andere consequentie van deze beschouwing is, volgens Milton, dat de „oorspronkelijk©" materie intrinsiek goed is, „en de voornaamste bron van all© volgend goed."') Hierin wijkt hij dus weer sterk af van het Neo'-Hatonisme.

Dit standpunt involveert natuurlijk ©©n principieel uitwisschen van d© gr©ns tusschen stof en geest. En zoo is Milton ©r ook toe gekomen om niet t© wilten w©ten van een wezenlijk© onderscheiding van zi©I en lichaam: „D© heel© m©nsch is ziel ©n d© ziel is d© mensch, — dat wil zeggen een individueel, bezield, gevoelig en redelijk lichaam of substantie.

Milton verwierp dus de leer van de onsterfe lijkheid der ziel, welk© zijn ouder© tijdgenoot Descartes, die zoo'n schorp© scheiding maakte tusschen het psychisch© ©n h©t physische, krachtig gehandhaafd had en tot op onzen tijd ©©n der hoeksteenen is geweest van de orthodoxe theologie. Wi©! gebruikt Miiton de termen lichaam en ziel, maar hij verstaat dan onder „ziel" de meer „geestelijk© zijde" van den mensch, di© inhaerent is in het netwerk van het menschelijk organisme.

Het spreekt vanzelf, dat lichaam en ziel, zooals Miiton die opvat, samen sterven. Het sterven van de ziel noemt hij ©en „inslapen". Zij ontwaakt weer wanneer in den dag der Opstanding het lichaam h©rrijst uit d©n dood. ^) Zoo was dus Miiton ©©n Mortalist of zooals di© menschen toen werden genoemd.

Het is opmerkelijk, dat Miiton in zijn boven aangehaalde definitie van den mensch, letterlijk dezeUd© woord©n gebruikt als ©en andere ouder© tijdg©noot van h©m, Tliomas Hobb©s, d© groot© wijsg©er van het materialisme, die den m^ensch ook noemt een „bezield redelijk lichaam". Inderdaad, in zijn kosmologische opvatting, zijn opvatting vau de processen die zich voltrekken in de zichtbar© w©r©ld (di© der „ziel" inbegrepen), raakte hij ongetwijfeld op de materialistisch© lijn, al is er een enorm verschil tusschen het algemeen© gedachtencomplex van Miiton en dat van Hobbes, in zooverre als Miiton uitgaat van een zuiver Theïstisch Spiritualisme, en de materie als secondair ©n afgeleid beschouwt.

Ik sprak daar zooeven van de tegenstelling tusschen Miiton ©n Cartesius. Laat ik" er aan mogen herinneren, dat Miiton in zijn sterk accentueeren van de ratio juist wèl gaat in de richting van Descartes, di© ook, evenals hij, op 't gebied der ©thi©k d© „selfcontrol" verheerlijkt, wat aan 't ideaal der stoa herinnert, maar ook typisch Puriteinsch is; Miiton heeft ongetwijfeld rationalistische tendenzen i"), zooals ik boven reeds opmerkte, hoewel de „Nieuwe School", ik herhaal het, in haar desb©treff©nd© conclusies om Miiton mede daardoor geheel t© annexeeren voor de Renaissance — die, doortrokken als ze was ook van d© stoa, hier intusschen wel niet gehe©l buiten gestaan zal hebben — zeer zeker te ver gaat.

Speciaal van' de Calvinisten verschilde Miiton door zijn ontkenning van hun pra©destinati©-I©©r en zijn erkeiming (tot op zekere hoogte) van den vrijen wil.

„Ik erken", zoo zegt hij, „dat to©komstig© gebeurtenissen, die God heeft voorzion, zeker zullen gebeuren, maar niet noodzakelijk".") En verder: „Het schijnt dan, dat ©r geen bijzonder© voorbeschikking of uitverkiezing is, maar slechts een algemeen e, of in ander© woordon dat het voorrecht behoort aan aUen, die hartelijk gelooven en in hun geloof volharden, — dat niemand zonder meer voorverordineerd of uitverkoren wordt, b.v. dat Petrus niet uitverkoren wordt als Petrus, of Johannes als Johannes, maar in zooverre als zg gelooven en volharden in hun geloof." i^)

Men kan niet wel anders, zegt Miiton, dan ook in den. gevallen mensch een zekere mate van wilsvrijheid te ©rk©nnen, „ad asserendam justitiam Dei", ") want „indien God den wil des menschen overbuigt tot zedelijk goed of kwaad naar Z: n ©igen w©lbehagen, en dan de goeden beloont en de boozen straft, dan schijnt d© loop van recht ©n billlijkheid gestoord." Bovendien, „indien onze persoonlijke religie niet in zekere mat© van onszelf afhing, en in onz© eigen macht was, zou God eigenlijk niet in een verbond tr©d©n met ons; ook zouden wij d© voorwaarden van dat verbond ni©t kunn©n volbrengen, veel minder zweren die te volbrengen."!*) (Miiton do©lt hi©r op 2 Kron. 15:12, 14 ©n Ps. 119:106).

Het boven uiteengezette standpunt van Miiton betreffend© pra©destinatie en vrijen wil brengt natuurlijk noodzakelijk zijn consequenties mee ten opzicht© van de volharding d©r heiligen, enz., waarop ik niet verder inga. Het is duidelijk, dat Miiton in dezen stond aan de zijd© der Arminianen, wier grooten voorstander in Engeland, den hoogkerkelijken Laud, aartsbisschop van Canterbury, hij vroeger zoo fel b©stookt had.

In zijn doopsbeschouwing is Miiton Baptist"); in h©t f©it6lijk plaatsen van h©t „inw©ndig©" licht boven d© Schrift (al stelt hij voorop, zich alleen door d© laatste te willen laten leiden) en in het verwerpen van het st^elsel van geordend© predikanten, reikt hij d© hand aan de Quakers i^; in zijn verwachting van het Duizendjarig Rijk toont

hij zich Chihast17); in zijn ideeën betreffende kerkregeering blijkt hij te zijn een Independent der Independenten, een individualist der individualisten. 1)

Inderdaad, Milton was een Pluritein, maar hij Iaat zich bij geen der speciale schakeeringen onder de Puriteinen indeelen. „The rule and canon of faith is Scriüture alone"^ zegt de I^uritein Milton. Zeker. Maar* de individualist Milton voegt er aan toe: „Every man is to decide for himself, through its aid, under the guidance of the Spirit of God". Met Paul Chauvet in zijn La Religion de Milton (Parijs 1909) zou men misschien maar het beste doen met aan zijn levens-en vi^ereldbeschouwing een afzonderlijke plaats te geven: het Miltonisme, — met één aanhanger, John Milton.

Wij vinden dat Milton in vele opzichten dwaalde. Maar niettegenstaande al zijn dwalingen moeten we toch aannemen dat het oprecht bij hem gemeend was, als hij zei dat hij zich bij alles wenschte te stellen op den bodem van Gods Woord. Het is een verschrikkelijk onrecht, dat men hem aandoet, wanneer men, zooals Saurat dat durft te bestaan in zijn La Pensee de Milton, sterken twijfel uitdrukt of Milton zelf wel geloofde in wat Saurat noemt de „mythologie" van zijn Paradise Lost. Dat moet consequent leiden tot krankzinnigheden als van den Duitschen Professor Mutschmann, die in zijn boek Der Andere Milton en in een artikel Milton und das Licht in het Beiblatt zur Anglia, Milton Schildert als een anarchist en den geïncarneerden duivel.

Natuurlijk had Milton zijn gebreken, die door Liljegren schier alle toegeschreven worden aan zijn Calvinisme, dat hij, zooals we gezien hebben, niet bezat.

Zoo doodt de nieuwe Milton-critiek zichzelf.

De eenzame reuzengestalte van Milton blijft vóór ons staan als de groote vertegenwoordiger van het Puritanisme op de berghoogten der poëzie, zooals Bunyan die plaats inneemt op de vlakke velden van het proza.

Het goede resultaat van de „nouvelle école" schijnt me te zijn, dat ze deze verheven figuur opnieuw in het centrum der belangstelling heeftgetrokken; ook is het niet kwaad, dat degenen die in Milton een Calvinist en een halven heilige zagen, bepaald worden bij zijn vele afdwalingen en sterke karaktergebreken. Het is mijn taak niet om over de laatste uit te weiden. Daarom moet ik b.v. Liljegren's belangwekkende Studies in Milton thans, als zooveel meer, verder onbesproken laten. Ook de hypothese omtrent den invloed van de Kaballa en van de Rosenkrenzianen's), inzonderheid Robert Fludd, op Milton, laat ik liggen. Ze interesseert me niet bijzonder, ook al omdat ik ze beschouw als een der uitwassen van de Milton-critiek, een onvruchtbaar zoeken naar het bizarre, dat op één lijn te sfceUen is met Mutschmann's hypothese dat Milton een albino zou zijn^"), en Saurat en Cabannes' theorie omtrent Milton als syphiliticus, ^i)

Dit alles kan weinig meer af of toe doen aan het beeld van Milton, zooals we hem gezien hebben: de groote, geniale Puritein, die staat op de grens van twee tijdperken: de Middeleeuwen en den modernen tijd, en die schier al de wondeiilijk gevarieerde ideeën die door elkaar woelden in den nog ongeordenden Renaissancetijd min of meer op zijn veelomvattenden geest heeft laten inwerken, zonder dat dit echter de Ruriteinsche grondslagen en hoofdlijnen der structuur van zijn geestelijk zijn te niet kon doen.

J. VELDKAMP.


1) La Pensee de Milton, pag. 137.

2) Zie 1 Cor. 15:19.

3) Revue germanique 1923, pag. 130.

4) De Doctrina Christiana, Bohn IV, p.p. 83, 132, 95.

5) Ibid. IV„ pag. 169.

6) Ibid., pag 181.

7) Ibid., pag. 179.

8) Ibid., pag. 188.

9) Ibid., p.p. 276—7.

10) De Doctrina Christiana, passim; zie ook Saurat, La Pensee de Miiton.

11) De Doctrina Christiana, Bohn IV, pag. 41.

12) Ibid., pag. 49.

13) Deze uitdrukking herinnert direct aan het verheven begin van Paradise Lost: „That to the highth of this great Argument I may assert Eternal Providence, and justifie the wayes of God to men".

14) D. D. C, Bohn IV, p.p. 267—S.

15) D. D. C, Bohn IV, p.p. 404—5.

16) Ibid., p.p. 448—9, 432—6.

17) Zie hierover het slothoofdstuk van het eerste (meer theoretische) deel van D. D. C.

18) D. D. C, in Bohn IV, p.p. 452-470.

19) Zie o.a. Hargrave Jennings, The Rosicrucians, their rites and mysteries.

20) Milton und das Licht.

21) Milton devant la médecine.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 februari 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

Milton en het Puritanisme.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 februari 1933

De Reformatie | 8 Pagina's