GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Praedestinatie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Praedestinatie.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

Als wij het wagen over dit onderwerp eenige artikelen te schrijven, is dat niet, omdat het tot dusver onder ons nog weinig besproken werd. Voor en na zagen meerdere voortreffelijke verhandelingen erover het licht. Maar het betreft hier een punt, dat nu eenmaal voor elk geloovige steeds actueel blijft. Misverstaan, roept het voor menigeen vaak de meest martelende vragen op, terwijl omgekeerd een recht inzicht erin voor het geestelijk leven van het grootste belang mag beeten.

En daarom meenen wij, dat, bij het vele goede, dat er reeds over geschreven werd, velen een nieuwe beknopte behandeling van dit leerstuk, dat niet voor niets „het hart der kerk" genoemd is, niet onwelkom zal zijn.

Wat hebben wij onder „praedestinatie" te verstaan? Het woord als zoodanig laat zich het beste weergeven in onze taal door de term' „voorbeschikking". Het hangt dus ten nauwste samen met wat men gewoonlijk aanduidt als „de raad Gods", waarin van eeuwigheid door God voorverordineerd is, wat eenmaal in den tijd geschieden zal. Alleen, in het dogmatisch spraakgebruik heeft praedestinatie een engere beLeekenis gekregen. Mén liedoelt er gewoonlijk alleen mee het raadsbesluit Gods met betrekking tot den eeuwigen staat van ons menscheu.

Toch is het anderzijds onjuist het, gelijk sommigen geneigd zijn te doen, te vereenzelvigen met ..uitverkiezing". Praedestinatie is immers, naar Gereformeerde overtuiging, steeds tweeledig; ze omvat niet alleen het besluit Gods der verkiezing maar evenzeer dat der verwerping.

Nu bedreigt ons — dat willen wij oogenblikkelijk voorop stellen — als wij gaan handelen over iets als de praedestinatie, aanstonds een ernstig gevaar. Over het algemeen vindt men onder ons nogal eens de neiging om over allerlei met betrekking tot de waarheid Gods in het af«etrokkene te ^aan speculeeren. En niet het minst loqpen wjj daarvoor kans bij dit onderwerp.

Toch zou niets njéér er naast zijn dan dat. Over de waarheid Gods kan men in het algemeen nooit on-persoonlijk, als over een objectieve grootheid zonder meer handelen. Daarover kan men steeds alleen spreken als één, die er zich persoonlijk geheel en al bij betrokken weet. En niet het minst geldt dat wel ten aanzien van iets als de praede-stinatie en de uitverkiezing. Wat verkiezing is, weet niemand, die niet zelf persoonlijk in het geloof door God zich verkoren mag weten. En wie, buiten dat persoonlijk geloof in z ij n verkiezing om, toch in het abstracte over uitverkiezing spreken gaat, kan er apriori zeker van zijn, dat, wat hij zegt, in plaats van waarheid Gods, menschelijke ideologie is, waarin noodwendig alles scheef getrokken is.

Dat is, naar wij meenen, zelfs ook één van de voornaamste oorzaken van veler sterke antipathie tegen het leerstuk van de praedestinatie. Wat men in z'n omgeving daarvan hoorde, was vaak weinig anders dan een droeve caricatuur, een abstract praedestinatie-dogma, dat bedenkelijk veel op de­ terminisme 1) geleek en soms ook inderdaad er niet wezenlijk van verschilde.

Men ti-eft dat dan nog weer aan in tweeërlei nnanoeering. Bij sommigen fungeert de praedestinatie alleen als de basis van een sluitend systeem van wereld-en levensbeschouwing. Zoo vond men het b.v. bij Scholten, den vader van het Modernisme. Aan wat de moderne natuurwetenschap betitelde als de volstrekt gesloten causaliteit of oorzakelijkheid, waarin alles onwrikbaar vastligt en waarin niets ter wereld verandering kan brengen, - gaf hij iets van religieuze wijding door het te noemen goddelijke voorbeschikking. Maar tusschen dezen zoogenaamden God der voorbeschikking en de natviur als zoodanig bestond bij iiem in wezen geenerlei verschil. En zijn geloof in de praedestinatie was niets anders dan wijsgeerige bespiegeling over het natuurgebeuren.

En eenigszins anders is de voorstelling, die men in de kringen van de mystieke vroomheid over de praedestinatie aantreft. Daar interesseert men zich minder voor de verhouding van God tot het wereldgebeuren en concentreert zich méér alles om de vraag van God en de eigen ziel, in dit geval dus de vraag, inhoever men zelf tot de zaligheid al of niet verkoren is. Maar in wezen stuit men hier vaak op het zelfde deterministische Godsbegrip. Hier is het de voorstelling van een lijst, waarop men nu eenmaal al of niet voorkomt, zonder dat daar iets aan te veranderen valt, de bcsrliouwing, dat, al zou een mensch nóg zoo gaarne behouden willen worden, dat toch niets zal geven, als God nu eenmaal anders besloten heeft, omdat ook God immers in den meest volstrekten zin door dat „nood-lottige" besluit gebonden is. Wil men, van een levende betrekking van den persoonlijken God der verkiezing tot ons menschen is hier weinig of niets overgebleven. De levende God valt hier zop goed als geheel achter Zijn besluit weg.

Wij kunnen het echter met niet genoeg nadruk verklaren, deze voorstellingen hebben met waarachtig praedestinatie-geloof niets te maken. Kwalificeert men zulke opvattingen van wereldsche zijde of vanuit den kring van niet-Gereformeerden als hard en gevaarlijk voor alle waarachtige vroomheid, dan kunnen wij dat oordeel niet anders dan ten volle onderschrijven. Maar alleen, dat raakt dan niet de praedestinatie in zuiver schriftuurlijken zin, maar slechts de misvorming ervan.

Maar niet alleen om die reden moeten wij afwijzen een dergelijke abstract-intellectualistische behandeling van de praedestinatie; maar daar komt bij, dat ze ook volkomen zou strijden met wat juist typisch Gereformeerd verdient te beeten.

Gereformeerd, in den geest zooals vooral Calvijn ons dat heeft doen verstaan, wil immers niet hei minst dit zeggen, dat wij niets wenschen te gelooven dan wat ons God, de levende, persoonlijke God in Zijn Woord geopenbaard heeft.

Dat sluit in een volstrekt weigeren om ten aanzien van de vragen van het geloof positie te kiezen in eigen religieuze ervaring, maai" óók en zeker niet minder sluit dat in een resolute afwijzing van elke speculatie of bespiegeling buiten het Wioord Gods en het geloof in dat Woord om.

Dat is het merkwaardige, dat ons b.v. bij Calvijn in zijn Institutie op schier elke bladzijde treft. Maar nergens komt dat bij hem wel duidelijker uit dan juist ten aanzien van de praedestinatie. Men heeft hem vooral om zijn praedestinatie-leer als een bij uitstek speculatief theoloog voorgesteld. In de oudere ethische geschriften kan men herhaaldelijk dat verwijt aan het adres van Calvijn aantreffen. Bij den ouderen Chantepie de la Saussaye o.a. vindt men telkens weer de bewering, dat de ethische Calvijn, die, volgens hem^ er toch ook nog wel was, uit den metaphysisch-scholastischen moest worden losgewikkeld. Maar als één verwijt onbillijk is, dan dit. Calvijn is veeleer van niets zoo bang als om met onze menschelijke bespiegeling ooic maar het minst de grens te overschrijdeln, die door God in Zijn openbaring aan ons religieus kennen is gesteld. Hij eindigt veel liever met de ootmoedige belijdenis: „God is groot en wij begrijpen het niet", dan dat hij ook maar één oogenblik een poging zou wagen, om voor wat God ons verborgen heeft jgelaten, een verstandelijke verklaring of oplossing te vinden.

Dat aan den éénen kant dus: niets gelooven dan alleen en uitsluitend wat ons God door Zijn Woord bekend heeft willen maken. Maar aan den anderen kant is het mi, meenen wij, voor het echt-Gereformeerde niet minder kenmerkend, dat wij van wat ons God in Zijn Woord heeft geopenbaard ook niets wenschen te laten vallen. Dat maakt het ons niet bepaald gemakkelijk. Wiant hoe méér wij waarachtig onbevangen ons tegenover Gods Woord plaatsen, hoe meer wdj telkens getroffen worden door allerlei tegenstellingen, , .waarvoor het ons vooralsnog niet mogelijk is langs den weg van nadenken een verstandelijk bevredigende svnH-> < > =«> te vinden.

Wij bedoelen dat niet in den geest, als waarin Kierkegaard en Barth van de paradox spreken. Daar gaat het in die paraciox om "twee lijnen van denken, die inderdaad logisch elkaar uitsluiten, wat men ook wel noemt een logische antinomie. In dien zin is de paradox voor ons onaanvaardbaai-. Wij zijn er vast van overtuigd, dat er in al Gods doeo. een diepere «enheid is 'en dat, ook waar wij die eenheid niet of oóg niet zien, ze toch bestaat.

Maar dat neemt niet weg, wij zijn ten slotte maar menschen, zwakke, zondige en daarom ook gebrekkige menscneu. En dat blijven wij zelfs na ontvangen genade. Door die genade wordt ons van nature verduisterd verstand ontegenzeggelijk verlicht. Daardoor ontvangen wij, naar het stoute woord in 1 Joh. 2, „de zalving van den Heilige", zoodat wij „alle dingen weten". Maar dat wil niet zeggen, dat ons kenvermogen daarmee zijn beperktheid verliest en wij in dit leven reeds komen tot een volledig doorzien en begrijpen van al Gods werken. Wij blijven hier nog veelszins zien door een spiegel in een duistere rede. Wij bezitten, zeker, kennis, reëele kennis van de geheimenissen, de mysteriën Gods, maar zóó, dat die daarin zeker niet haar mysterieus karakter volstrekt voor ons verliezen. Integendeel, ook het geloof, ja, juist het geloof moet telkens nog weer eindigen in het aanbiddende: „O, diepte des rijkdoms, beide der wijsheid en der kennis Gods! hoe ondoorzoekelijk zijn Zijn oordeelen en onnaspeurlijk Zijn wegen!"

En dat zal o.a. hierin uitkomen, dat wij telkens weer in den Bijbel voor voor ons bewustzijn onverzoenlijke tegenstellingen koanen te staan. En die zullen wij nu niet trachten weg te werken dooa-, terwille van de eenheid van ons systeem, het ééne moment aan hel andere ten offer te brengen. Neen, liever dan aan dal oneerbiedig bedrijf ons schuldig te maken zullen wij in ootmoed dan met ons denken daar halt houden.

Dat bepaalt nu ook ons standpunt ten aanzien van de j)raedestinatie. Wij wijzen oo'k hier zoo beslist mogelijk alle speculatief geredeneer buiten Gods openbaring in Zijn Woord om van de hand. Maar even beslist weigeren wij om van datgene, wat de Bijbel ons in deze leert, ook maar voor het allergeringste te doen, alsof het er niet stond. En moeten wij dan meer dan eens eindigen zonder een verstandelijk geheel bevredigende oplossing, dan verwonderen wij ons daarover in het minst niet. Integendeel, dat ligt veeleer voor ons voor de hand. Want dat is nu eenmaal dat ondoorzoekelijke van Gods oordeelen en onnaspeurlijke van Zijn wegen.


1) Onder determinisme verstaat men de leer, volgens welke alles in onze wereld en het leven der menschen door een ijzeren noodwendigheid is bepaald en voor vrijheid dus geenerlei plaats is.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 januari 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

De Praedestinatie.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 januari 1934

De Reformatie | 8 Pagina's