GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE HISTORIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE HISTORIE

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een tendentieus verslag?

Een ti-ouw lezer van „De Reformatie" las in het nummer van 26 October 1.1. mijn artikel over het boek: Geschiedenis van Afscheiding en Doleantie van Hervormd standpunt bezien door Dr W. J. de Wilde, Nederlandsch Hervormd predikant te 's Gravenhage. Hij nam echter ook kennis van wat genoemde predikant daartegen schreef in het Hervormd Weekblad „De Gereformeerde Kerk" van 22 November, 29 November en 13 December 1.1. Dr de Wilde komt daar op tegen de voorstelling, alsof Hoedemaker een draai zou hebben genomen, en schrijft dan; „Dat wordt hem nog altijd aangewreven en dat is de schuld van Dr Wagenaar, die in „De Heraut" een tendentieus verslag van Hoedemakers lezing te Sneek heeft ge geve n."

Onze getrouwe lezer vraagt mij nu, of deze beschuldiging waar is.

Intusschen kunnen de lezers van „De Reformatie" weten, dat ik van alle debat met Dr de Wilde heb afgezien. Deze predikant, die halsstarrig blijft ontkennen, dat hij bij zijn bevestiging met een „Ja ik, van ganscher harte" plechtig beloofd heeft de gemeente naar Gods Woord te zullen regeeren, — toont aldus immers duidelijk, dat bet meest elementaire waarheidsbesef op dit punt bij hem is teloor gegaan.

En dan heeft deze zelfde Dr de Wilde nog den euvelen moed te schrijven, dat Dr Wagenaar in Friesland den bijnaam had van „leugenaar".

Men boude mij ten goede, dat ik met zulk een opponent niet langer wensch te debatteeren.

Maar wel wil ik, uit eerbied voor de nagedachtenis van Dr Wagenaar, voldoen aan het verzoek, om een en ander ter verdediging van diens verslag te berde te brengen.

Volgens Dr de Wilde dan had Dr Wagenaar in „De Heraut" van 28 December 1885 niet juist weergegeven, wat Dr Hoedemaker op 20 December van dat jaar in Sneek gesproken heeft. Immers, zoo lezen we verder, wel spoorde hij daar aan tot breken met de organisatie, maar dan niet door eiken kerkeraad a f zondert ij k, maar door heel de Kerk. Dr Hoedemaker zelf heeft dan ook (ofschoon pas meer dan twee jaar na dato!) tegen dat verslag van Wagenaar geprotesteerd in „De Gereformeerde Kerk" van 7 Februari '89, waar iiij met alle kracht de beschuldiging verwerpt, als zou hij in Sneek hebben aangespoord tot breken in dien zin.

In dat protest scbrijft Dr Hoedemaker dan cm. dat, niet langer dan een half uur na het verlaten van de zaal van Agema, alwaai- hij zijn rede had uitgesproken, hem op den man af gevraagd werd, wat men te Sneek kon doen om de zaak te bevorderen. Zijn advies is toen geweest: niet breken! dit zou, zoo voegde hij er bij, daar en overal waar een deel der gemeente onder de organisatie achterbleef, op scheuring uitloopen. Naar aanleiding van het algemeen petitionnem e n t aan den Koning, dat hij op het einde van zijn rede onder woorden gebracht had, moest men — zeide Hoedemaker — anderen voor de overtuiging zoeken te winnen, dat de Kerk, let wel! de Kerk en niet slechts de plaatselijke kerk, maar heel de Kerk, van de haar oorspronkelijk opgelegde organisatie moest worden verlost.

„Dat mijn standpunt destijds perfect begrepen is", — zoo vervolgde Hoedemaker — „blijkt niet alleen uit de vraag hierboven vermeld, maar ook uit een brief van een Friesche gemeente, die gereed was uit te treden, maar, door mijn spreken te Sneek gewaarschuwd', dit niet te doen, vooraf bij mij advies kwam inwinnen .

Hier echter praat Hoedemaker zichzelf leelijk vast. Want in zijn brochure uit 1888 (De Roeping der Gereformeerden in de Hervormde Kerk, blz. 21) had hij reeds medegedeeld, dat die Friesche gemeente de kerk van Hijlaard was. Haar predikant. Ds J. C. Sikkel, had

op het einde van 1886, namens den kerkeraad, aan Dr Hoedemalier een brief geschreven, waarin o.m. dit te lezen stond: „Men dacht er hier over, onverwijld tot dezen stap over te gaan (verbreking van het verband). Nu las men echter het verslag van uw woord in „De Heraut". Dat maakte indruk maar bracht ook de vraag naar boven: Wat bedoelt Professor Hoedemaker? Is het beter afzonderlijke stappen na te laten? Heb toch de goedheid ons te zeggen, wat naar uw oordeel onze ro«ping is."

Hieruit blijkt dus duidelijk, dat de kerkeraad van Hijlaard, die gereed stond uit te treden, niet door het spreken van pr Hoedemaker te Sneek, maar door het verslag van zijn rede in „De Heraut", gewaarschuwd werd dit niet te doen. En Hijlaard heeft naar die waarschuwing ook geluisterd. Want in stee van onverwijld tot dezen stap over te gaan, ging de kerkeraad daar, eerst na het Congres, immers op 17 Januari 1887, tot verbreking van het verband over.

Ergo, het verslag van Dr Wagenaar in „De Heraut" was zóó weinig tendentieus, dat lezing daarvan op den kerkeraad van Hijlaard dezelfd« uitwerking had als de^gehouden rede op de hoorders'te Snéëk.

Ti'ouwens, duidelijk las men dan ook in bedoeld Heraut"-verslag: „Bij de oprechtheid der duiven worde de voorzichtigheid der slangen gevoegd. De •wijze kent tijd en wijze. Wij mogen ook geenszins vrijwillig prijsgeven ons kerkegoed! Verder zij er eenparig handelen. Een volkspelilionnement moet uitgaan tot den Koning".

Overigens houde men wel in het oog, hoezeer Dr Hoedemaker met zichzelf in tegenspraak kwam, toen hij in December 1886 te Sneek adviseerde tot eenparig handelen, niettegenstaande hij nog in Mei 1885 den kerkeraad van Schaarsbergen had aangespoord tot een afzon de rlij ke handeling, waardoor deze plaatselijke gemeente toen reeds buiten het kerkverband zou komen te staan.

En later bestreed hij op de felste wijze juist hen, die zijn raad van toen opvolgden!

Geen wonder, dat zelfs de zachtmoedige Vader Brummelkamp, dien men nooit een scheldwoord jegens broeders hoorde uiten, in „De Bazuin" van 1887, met het oog op Hoedemaker, schreef: 't I s een draaibord.

Verder nog iets. In „De Reformatie" haalde ik van Dr Hoedemaker nog deze woorden aan: „Kan men niet zeggen: Ik beloof gehoorzaamheid aan de reglementen, voor zoover ze niet strijdig zijn met Gods Woord? Dit gewetensdeksel kon gebruikt worden, toen we no^ niet wisten^ dat de reglementen strijdig wai-en met Gods Woord; maar nu we het weten, is het even zooveel alsof we zeiden: , , Synode, ik zal tegen u opstaan, als ik de kans schoon zie!""

Hierbij teekende Dr de Wilde aan: „Waar dit citaat vandaan komt, geeft Rullmann, zooals zoo dikwijls, niet aan. Ik weiger dan ook, gezien de manier van citeeren van mijn opponent, dit misschien uit zijn verband gerukte citaat nu te bespreken".

Och, arme! Dr de Wilde kan dit citaat vinden in het verslag der rede van Dr Hoedemaker te Sneek, zooals ik dit overnam in mijn Doleantie, hoofdstuk IIj § 1; bladzijden, die Dr de Wilde in zijn boek gedurig onder de loupe nam.

En nu weet hij opeens niet, waar ik dit citaat vandaan haal!

Enfin, zelfs de goede Homerus slaapt wel eens! Ten slotte nog dit. Het verslag, dat ik in mijn boek overnam, is niet dat van Dr Wagenaar in „De Heraut", maar dat van Ds van Kasteel^zooals hij dit gaf in zijn Vóór v ij f-e n-t w i n t i g j a r e n. 't Is uitvoeriger dan dat in „De Heraut", maar stemt er op de hoofdpunten geheel mee overeen. Een nieuw bewijs, dat Dr Wagenaar het gesprokene juist heeft weergegeven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE HISTORIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 1935

De Reformatie | 8 Pagina's