GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

LITERATUUR EN KUNST

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

LITERATUUR EN KUNST

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geerten Gossaert over het begrip „dichtkunst".

Geerten Gossaert, de schrijver van „Experimenten", moge als dichter reeds enkele jaren tol rust zijn gekomen, de vorstelijke plaats, die zijn werk hem in de rij onzer dichters gegeven heeft, wettigt m.i. volkomen, dat wij ons nog eens opzettelijk met dezen groote gaan bezig houden.

In dit artikel wil ik mij bezig houden met de vraag: „Wal is, volgens Geerten Gossaett, dichten? "

Bij de beantwoording van deze vraag wil ik trachten, wat Gossaert daarover zegt, in mijneigen woorden weer te geven en er zoo een zooveel mogelijk afgeronde voorstelling van te maken, omdat, wat de dichter zelf hier en daar over dit onderwerp zegt, niet altijd geheel en al hetzelfde is, zoodal men, zijn eigen woorden citeerende, zonder .meer, licht in verwarring zou geraken.

Gossaert dan gaat bij zijn besclrouwing van het dichterschap uit van hel feil, dat de mensch, in onderscheiding van het dier, geheugen bezit, waardoor hij vroeger ontvangen indrukken bewaart. Gevolg daarvan is, dat hij allengskens eigenaar wordt van een zeker geestelijk bezit. Een deel daarvan ligt boven den Horpel van het "bewustzijn, een ander deel daarvan rust in de donkere ruimte daaronder, in hel onderbewuste; maar ook dal gedeelte, wij, in onzen tijd weten dat immers zoo goed, werkt van uit de donkere diepte wel degelijk op ons zieleleven in.

Wij hebben dus een zeker geestelijk kapitaal. aarin zijn alle menschen aan elkander gelijk; at geldt ook van niet-dichlers.

Maar nu de dichter.

Het kan gebeuren, dat bij hem, van binnen uit, f door een prikkel van buiten af, dat geestelijk ezit voor een bepaald onderdeel in beweging eraakt, zóó, dat daardoor zijn heele wezen n een zekere spanning komt. Ieder, die wel ens over een onderwerp, dat hem aangreep, heeft oeten spreken of schrijven, weet wel wat onder ulk een „spanning" is te verstaan. Een dergeijke spanning is absoluut noodzakelijk, zal, wal emand zegt, een indringende, aangrijpende klank unnen krijgen. Daar is geen goede toon te halen it de snaar, die slap ligt over het instrument; aar evenmin komt er een goede klank uit het emoed, dat niet is gekomen uit de slapheid, van den ruststand, waarin het gewoonljjk verkeert. Eerst dus die spanning. Maar daar blijft hel iet bij. Dezelfde prikkel, die des dichters wezen n spanning brengt, doet het nu ook trillen, in beeging komen, spreken. En door het strak gepannen zijn van zijn wezen, krijgt die trilling, dal preken, een gedragen, een golvend, een rhythisch karakter.

In zulke momenten gevoelt de dichter zijn ansche wezen in rhylhmische roering, ook het ichaam. Volgens Gossaert is het juist een vernderde loop van het bloed, waarin die rhylhische gesteldheid zich hel eerst openbaart.

Zóó heftig kan die rhylhmische gesteldheid zijn, at zij wordt tot een soort bezetenheid. Bij den Ènelschen dichter Swinburne was dat zóó geeldig, dat er door zijn lichaam zenuwschokken lngem.

En dan komt de geboorte van het vers. Op de golven van dal, heel het wezen beheerschende, rhylhme komen nu de woorden aandrijven, waarin verklankt wordt de gedachte, die den dichter in spanning bracht en die rliylhmische bezetenheid over hem deed komen. En die woorden neergesctireven vormen dan het poëem. Een zeer eigenaardig verschijnsel daarbij is dit, dat de gedaolite, die die spanning en dat rhythmisch golven veroorzaakt, heel vaak opkomt uit het onderbewuste. De dichter weet dan zelf niet, terwijl hij bezig is met dicliten, wat hij dicht en als het straks op het papier staat, dan staart hij met verwondering zijn eigen geestelijk kind aan.

Hoe sterk dit zijn Jsan, bewijst Gossaert door twee voorbeelden. Hij vertelt van een dichter, die in zulk een toestand een vers neerschreef van onderen naar boven; van een ander geval, waarbij de woorden werden neergeschreven als stukken van een legkaart, die later tot een gedicht in elkaar konden worden gepast.

Hijzelf heeft het eens gehad, dat hij, toen hij zijn neergesclireven werk bekeek, tot de ontdekking kwam, dat daar twee verschillende, geheel afgewerkte gedichten stonden, over twee verschillende onderwerpen, in geheel verschillend rhythme geschreven.

Dat waren de nummers XII en XIII uit Experimenten. Het eerste heeft tot titel:

HET BRANDENDE WRAK.

In de schaduw der zwellende zeilen verborgen Voor de maan, die de mast op de wateren mat, In den slaap van het licht tusscben avond en morgen, , Stond ik slaaploos ter reeling van 'treilend fregat.

Toen verblindde mijn blik, naar den einder ontloken, , tusschen wolken water een vurenkolon, Als (van magischen morgen in 't zuiden ontstoken) De bloedige bloesem midnachtlijker zon.

Een wrak, verlaten, ten halve bedolven In het maanlicht beglansd emeralden azuur, Dat in laatste agonie, boven 't graf van de golven. Naar den hemel vervlucht in een passie van vuur!

Zóó ons hart: Naar den droom van ons leven begeerend. Boven diepten des doods nog in puiperen pracht. Van laaiend verlangen zich langzaam verteerend, In de eenzame uren der eindlooze nacht.

En het tweede-

„DE BUIT".

De minste onder vele broedren. Ter vleugle van het heir, alleen. Heb, onder 'theete middagbrandenj Ook ik mijn strijd gestrêen!

Niet tot victorie! Neergeslagen Lang voor het einde van den dag. Heb ik alleenlijk weggedragen Uit dezen slag,

(O, s, chaamtevol verborgen onder 't Gewaad van die genezen schijnt) Een ongeneeselijke wonde — Die schrijnt.

Daaruit blijkt, hoe ingewikkeld die dichterlijke toestand zijn kan, waarin twee prikkels tegelijk de ziel in spanning zetten en tegelijkertijd twee verschillende rhjthmische golven door des dichters wezen kunnen doen heenvaren en een onderling zoo verschillende tweeling kunnen doen geboren worden.

Een ontaarding van deze dichterlijke gave kan zich voordoen in dezen vorm.

Bij iemand, die vroolijk van aanleg is, wordt de lach in den regel geboren uit een of ander binnen of buiten hem, dat hem prettig aandoet; maar ook kan hij door lichamelijke kitteling in den lach worden gebracht; dat heeft dan met vroolijkheid van zijn hart niets te maken. Evenzoo een dichter. — Zijn gemoed is aangelegd op de dichterlijke spanning en rhythme; vandaar dat hij ook gemakkelijker dan een ander door een of andere mechanische oorzaak dat rhythmisch gevoel over zich krijgt en de golven door hem heen gaan slaan. Maar omdat de prikkel mechanisch is, beantwoordt daaraan geen geestesinhoud en als hij dan toch woorden doet drijven op die rhythmische golven, dan zullen die woorden zelf geen inhoud hebben wier adel overeenstemt met de rhytlimiscbe verhevenheid, zoodat het vers hol wordt; rhythme alléén.

Gossaert heeft dat zelf gehad, toen hij een keer in Indiê een reis deed te paard. De regelmatige beweging van zijn telganger deed in hem de rhythmische spanning ontstaan; het ging bij hem zingen en hij zocht woorden, waarin zich het rhythme vastlegde. Maar het zoo ontstane vers heeft hij later geen blijvend bestaan waard gekeurd, het was geen kunstwerk, omdat het rhythme mechanisch was te voorschijn geroepen en daardoor geen waardige inhoud vond.

Zoo is dan volgens Gossaert dichten niet, dat men bepaalde gedachten, ideeën, die men bewust bij zich draagt, opzettelijk brengt in rhythmischen vorm; maar dichten en denken zijn één; d.w.z. in het oogenblik der bezieling geeft de dichter vanzelf aan zijn gedachten den rhythmischen dichterlijken vorm. Hij brengt zijn gedachten niet in versvorm; maar zijn gedachten hebben den vorm van verzen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 juni 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

LITERATUUR EN KUNST

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 juni 1935

De Reformatie | 8 Pagina's