GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

EVEN PARKEEREN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EVEN PARKEEREN.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De devaluatie van den Tijd.

Dit stukje is niet geschreven voor lezers, die 'denken honderd jaar te worden. Zij hebben wel eenigermate het recht de spreuk toe te passen: Kom ik er vandaag niet, dan kom ik er morgen, wel. Maar wie meer bescheiden er rekening mee houdt, op een meer normalen leeftijd opgeroepen te zullen worden oni rekenschap te geven — welke rekenschap geen formaliteit is! — zij geheven even Ie parkeeren bij mijn opmerking over het gebruik van onzen tijd.

Men leest soms van menschen, die overwerkt zijn. Er zijn er echter veel meer die permanent op de gi-ens van de overspanning leven. Die meer op den nek van bet paard zitten dan in het zadel. En die daai- onder lijden, niet aan hoofdpijn of dergelijke physieke kwalf; .n, maar die lijden omdat zij op die manier niet recht leven en niet Irecht werken kunnen. Die lijden naar de ziel. Over de ziel van den kunstenaar wordt nog al eens geschi'even. Meestal door kunstenaars zelve, die ons als het ware zichzelf voorstellen: Mag ik u voorstellen, mijn ziel! Als beleefde m'enschen zeggen wij dan: „Aangenaam". Over DE ZIEL VAN DEN WERKER heb ik nooit veel gelezen. Och, er is niet veel van te zeggen. Zij is als een samengeknepen vuist, die schijnt te spreken: „En tóch zal het!" Zij is ook als één smeekgebed: „O, Heere, helpt U mij er doorheen? "

Ja, men komt altijd tijd tekort, zult u zeggen. Dat kan zijn, als u maar niet denkt, dat er tijd tekort .is. God geeft mild en overvloedig! Er is op het gebied van den tijd een crisis van den overvloed. Van die crisis spreekt dat luchüge woord: Morgen komt er weer een dag! De tij d is reeds lang gedevalueerd! Laat mij het kindje maar bij den naam noemen: Ook het leven van de christenen is tegenwoordig overvol met „uitjes" en pretjes, filmavonden, sportdemonstraties, gezellige avondjes, visites en ik weet niet al wat meer.

Ik ben niet tegen ontspanning, verre van daar, maar alleen de werker heeft daar recht op. Als ik tegenover al die „uitjes" stel de belangstelling die er is voor productief werk op het breede terrein van het JÏoninkrijk Gods, dan is de uitslag bedroevend. Kleine kernen van werkers op ieder gebied moeten den last dragen. Ik beklaag ze niet en vraag geen beklag voor hen. Maar ik zie de witte velden en mijn ziel schreit! Menschen, denkt gij dat gij allen honderd wordt? Denkt gij, dat de lust om voor het koninkrijk Gods te arbeiden straks wel komen zal, als gij die niet van den beginne hebt aangekweekt? Denken wij, dat onze kinderen, die van het ééne avondje naar het •andere gaan, straks vol vuur zullen werken in het werk des Heeren? Niet zoo morsen, beste menschen, niet zoo morsen met dat kostbare goed: de Tijd!

O, als ik het arbeidsveld zie, dan trek ik met ergernis aan mijn eerste grijze haren! Wat is er veel te doen in de wereld! De voortgaande reformatie van de Kerk. Het oprichten van het puin van Sion. In óns land, maar ook in het land der Vlamingen, die ons het Evangelie brachten. Ook in Frankrijk, waarom de ziel van Calvijn heeft geschreid. De voortzetting van ons Zendingswerk in de Overzeesche Gewesten, maar niet minder de strijd om de bewaring en herovering van ons Vaderlijk Erfdeel. De strijd om een cliristelijke maatschappij, waarvan wij het a.b.c. nog nauwelijks hebben bereikt.

O, wie er iets van ziet, die dankt, die jubelt: O, God, wat een weelde te leven! Die legt maar niet 'een krans op het graf der oude helden, maar hun geloofsideaal gaat weer glanzen in zijn oog: de vergadering van al Gods verstrooiden onder den Band des Verbonds. De herademing van het gansche leven onder de Schutse des Verbonds.

Die groote taak is echter alleen te vervullen als d e g o u d e n s t a n d a a r d V a n d e n t ij d in eere wordt hersteld. Daarom: Wat minder morsen! Ook wat minder teuterigheid en leuterigheid! Ook wat mindei- anarchie! Maar laat ons zoeken het herstel van de Heilige Orde in ons leven. Naar de •erkenning van het koningschap van Christus ook over den tijd. In Hem mogen wïj dan ook onze dagen en uren re ge e ren!

N. B.

Het eigen karakter der Christelijke SchooL

Verleden week hebben wij een ontstellen; d stuk uitliet„Paedagogisch Tijdschrift" geciteerd, waarin tot over de duidelijkste geloofsinhouden gesproken werd op een manier, die het christelijk geloof in bet hart snijdt. Het zou echter gevaarlijk zijn, te verzwijgen, dat er ook andere symptomen zijn. Ter teekening van de situatie is het goed, aan het verleden week gezegde nog iets toe te voegen.

Er is n.l. bij de N.V. J. H. Kok, Uitg.-Mij te Kampen, verschenen een boek van den heer A. Janse.^„Het eigen karakter der Christelijke School". Het boek in zijn geheel lazen wij niet. De mogelijkheid blijft'dus, dat er dingen in staan, die mijn instemming niet zouden kunnen hebben. Laat ik er dadelijk aan toe mogen voegen, dat ik op zoo iets niet reken. En dat in elk geval dit boek een prachtig getuigenis is tegen de iieerschende synthese van onzen tijd. Heel duidelijk blijkt dat o.m. (!) in hoofdstuk 11, Barthiaansche paeclagogiek, waarin gewezen wordt op enkele uitlatingen, ook in Nederland, die het doorslaand bewijs leveren, dat de Barthiaansche invloeden ook hier op paedagogisch terrein ingang vinden. Zelf heb ik onlangs, sprekend^ te Rotterdam over onze scholen te midden van de geestelijke crisis van dezen tijd, gereflecteerd o.m. op een artikel van Ds S. C. van Dijk, Ned. Herv. predikant te Bloemendaal, die uit Barthiaansche grondgedachten rechtstreeksche conclusies trok voor het onderwijs. Het verblijdt mij, dat de heer Janse in zijn boek eveneens hier de aandacht aan geeft. Het wordt meer en meer tijd dat men weer op eigen beenen gaat staan, zich indenkt wat de belijdenis zegt, en zich goed er van doordringt, dat de gereformeerden tegenwoordig, de belijdenis handhavende, numeriek in de minderheid zijn, ook al zijn er maar weinigen, die hun afwijking van de belijdenis zich bewust zijn, en dus in staat zijn, te overwegen, of zij ook aan de wereld daarvan kennis zullen geven.

De schrijver van dit boek heeft pas een jubileum gevierd. En al mag een boekbespreking niet verloopen in een verhaal omtrent een persoons-^eschiedenis, wij willen toch de gelegenheid aangrijpen, dit boek, dat een echt jubileums-geschenk van den schrijver is, aan al onze paedagogen aan te bevelen. Zij kunnen dan voorloopig weer gewapend man zich voelen tegenover het syncretisme, welks wateren den bodem, waarop zij staan, en waarin hun vaders „te rusten zijn gelegd", ondergraaft.

Tot mijn blijdschap keert de schrijver zich ook tegen de Montessori-theorie en - praktijk. In verband daarmee handelt hij ook over een rede van Prof. Gerbrandy, om welke rede men verleden jaar nogal stof liet opdwai-relen. De heer Janse doet daaraan niet mee, maar geeft ©en rustige, prindpiëele bespreking.

K. S.

Wereld-Gebedsweek.

Eén der gereformeerde predikanten schrijft mij;

„U 'zoudt me bijzonder verplichten, wanneer U me, lange welken weg ook, uw oordeel wilde zeggen over 't deelnemen van Oeref. predikanten aan de „Wereld- Geibedsweelk", zooals die ook weer in de eerste volle weet van 1936 zal gehouden worden.

Sinds enikele jaren is 't gewoonte, dat ooi alhier de orïhodoxe predikanten hieraan 'hun medewerking verleenen (Herv., Luth., Vrij Evang., H. V., Geref.).

Persoonlijik krijg ik er echter steeds grooter huivering voor.

M.n. wanneer er een avond over „de nood der kerk" moet gesproken en daarvoor gebeden, voel ik, dat wanneer daar een H. V.-er, of een Lutherscshe, of een ander niet-geref. de leiding heeft, velerlei bezwaren zicb kunnen voordoen.

Aan den anderen kant wordt 't door vele leden van onze kerk op prijs gesteld, wanneer de Geref. predikanten zich aan deze actie niet onttreklten.

En nu ben ik niet bang me de toom van sommige broeders en zusters op de hals te halen, wanneer 't niet anders kan, maar ik vraag me af: is 't noodig?

niet anders kan, maar ik vraag me af: is 't noodig? Hoe denkt U er over? Vindt U, dat vooral zooals de zaken tegenwoordig loopen, wij zonder bezwaar eraan Ikunnen deelnemen, al dan niet? Of acht U, dat er van onze zijde zekere condities moeten gesteld? En zoo ja, weike dan?

Vindt TT 't de moeite waard hierover iets in „De Reformatie" te zeggen? Of mag ik persoonlijk even Uw oordeel vernemen? "

Tot zoover de vraa^, die mij gesteld werd.

Naar mijn meening moet in de gegeven situatie worden nagelaten, wat vroeger wèl kon, en ook door mij zelf — al was het niet zonder bezwaar — gedaan is: Want wie is „orthodox"? Een echte Bartliiaan zéker niet. De oude indeeling vrijzinnig-orthodox is voor goed vervallen. Bovendien: wat is bidden? Bidden is o.m. den eenig-waren God aanroepen, om, — wat Hij geboden heeft te bidden. Met deze leer-omtrent-het-gebed snijdt de gereformeerde belijdenis allen religiositeits-cultus af, bindt hij het gebed aan de objectieve openbaring in de historie, en houdt hij vast, dat men weten kan, wat God geboden heeft, van Hem te verlangen. Maar a) een Barthiaan ontkent de historische openbaring (een „Ereignis", dat „geschichtlich" heet, is bij Barth — al zien velen dit verschil niet — toch heusch nog niet historisch, is juist het tegendeel van historisch), en b) inzake den inhoud van wat God ge.b-oden heeft, denken Barthianen, en ook verscheiden anders-gebakerden onder de bedoelde groepen volmaakt het tegendeel vaak van wat schrijver en ik meenen, dat God geboden heeft te bidden. Zoo komt het same n-bidden in gedrang. Het wordt onmogelijk, niet door onzei schuld, doch doof de schuld van hen, die op papier de belijdenis handhaven, doch in werkelijklieid haar in 't ópenbaai- op alle essentiëele punten weerspreken. Die menschen hebben de situatie veranderd, w ij niet. En in zulke omstandigheden is het eenige, wat te doen staat, dat we niet meer samen-bidden, doch vóór de anderen bidden. En zelf bidden om trouw te blijven aan dien eersten geweldigen eisch, dien de Heidelb. Catecliismus in Zondag 45 aan alle bidders stelt. Want met dien eisch heeft het Calvinisme alle gebeds-theorie a la Heller bij voorbaat afgewezen, en alle , ^gebed" als zelfprolongatie, d.w.z. als uiting, en naieve ontlading van een religieuzen „liabitus" of „aanleg", zonder een doorgaand „wii-ksames" („zweck selzendes") „Handeln", zonder binding aan de wet en zonder na jaging van een zeer concreet gesteld doel, radikaal veroordeeld. Bovendien heef t deze Catecliismus-cisch, juist door zijn onderstellingen, die ieder gereformeerd dominee aanvaard heeft, het Barthianisme met zijn onderstellingen bij voorbaat afgewezen. Zulk een wcreldgebeds-week is daarom in dezen tijd niet meer dan een krampachtig pogen om te doen-alsof we nog één konden zijn, terwijl de eenheid zelf door de anderen is losgelaten en verbroken'. Juist om later weer saam te kunnen bidden, is het n o o- dig, onze grondgedachten door strijd te praeciseeren en te redden. Sommige broeders willen door zoo'n gebedsweek den strijd vergeten, ik wil door den strijd een gemeenschappelijk gebed zien mogelijk worden. Bidden is nucliterst werk.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 november 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

EVEN PARKEEREN.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 november 1935

De Reformatie | 8 Pagina's