GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HET BOEK VAN DE WEEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET BOEK VAN DE WEEK

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Eisch van Gods Woord? Opmerkingen naar aanleiding van Prof. Dr A. Hl. Brouwer, De Kerkorganisatie der eerste eeuw en wij. (II.)

In een besprelüng van Prof. B' r O' u w e r s geschrift over de kerkorganisatie dter eerste eeuw heeft Dl- Wi. H. v. d'. Pol in het „Alg. Handelsblad" van 13 Febr. j.l. zijn beteekenis aldus uiteengezet : „Het boekje is... belangwekkend, omdat de schrijver gangbare, maar slechts weinig gecontroleerde meeningen, eertijds gedeeltelijk ook door hemzelf aangehangen, na zijn onderzoek als onvereenigbaar met den inhoud en de strekking van het Nieuwe Testament meent te moeten aanmerken. In het bijzonder toont de schrijver aan, hoe de meening als zou een presbyteriaal-syno- 'iale kerkinrichling en de plaats, die daarbij aan de classicale vergaderingen wordt gegeven, dè kerkinrichting zijn, die overeenstemt met „den eisch van Gods Woord", op een volslagen fictie berust."

Zoo gauw zijn wij nu nog niet geneigd te zeggen, dat de schrijver deze dingen werkelijk aantoonde.

Hij póógl het aan te toonen. En hij is daartoe begonnen met zijn lezers zoetjes aan rijp te maken voor het relativistisch standpunt, waar hij hen ten slotte, zijn conclusies aanvaardend, hebben wil.

Dat „rijp maken" begint mei: een vertoog, dat er een enorme verscheidenheid is van kerkinrichling. Is het bestaanbaar te adhten, dat het overgroote deel der Christenheid in deze dingen tegen den eisch van Gods Woord in gaat?

• Men zou óók een vraag willen stellen, en wel deze b.v. of dan het geloof in een ambtsimagie, dat onder een groot deel der Chrigtenheid gevonden wordt en leidt tot sacramentalisme, ons aan het reformatorische „, sola fide", alleen dooir het geloof in het Woord, moet doen twijfelen. Ier toelichting diene de omschrijving, die Brou- Nver zelf geeft van dit door hem als sacramentalisme betitelde verschijnsel: „Onder sacramentalisme verstaan wij, dat bepaalde religieuse handelingen die iemand ondergaat of verricht, eenzekere krachtwerking op hem oefenen afgezien van het ieit dat hij het zelf wil of zelf in eenige geloofstbetrekking staat tot de godheid waarmee die religieuze handeling verband' houdt. Het is een zeker „natuurlijk" gebeuren, dat Ihet best te vergelijkein is met de werking van een electrischen draad. Wie daarmee in aanraking komt, bewust of onbewust, willens of onwillens, ondergaat de werking van den electrischen stroom. Een eenvoudig voorbeeld hiervan is de opvatting, dat de toediening van den doop aan leen pas geboren kind ten gevolge zou hebben, dat de erfzonde van het kind wordt afgewasschen of weggenomen." (bl. 125).

Als de lezers, zich bewust gev^orden van de geïsoleerde positie, die voortvloeit uit hun aanvaarding der presbyteriaal-synodalie kerkorde, bereid zijn om de vragen die hier rijzen, onder het oog te zien, komt Bro> uwer' hen zeggen, hoe groote verscheidenheid er, behalve in kerkiimchting, ook is in eeredienst en ambt. Hoe verschillend wordt niet de vraag beantwoord, of zang of muziek' in den eeredienst thnis hooren. Op dat gebied' kan men toch moeilijk met den eisch van Gods Woord komen. Een beroep op het tweede gebod en op Salomo's tempeldienst doet partijen in zulke zaken recht tegenover elkaar staan.

Maar merk nu op, dat ook ten aanzien van het ambt groote verschillen bestaan. De Quakers willen geen enkel ambt. De Anglicanen willen bisschoppen, maar geen paus, zooals de Roomsch- Katholieken. De Gereformeerden in het algemeen een presbyteriaal-synodale orde. Zij beroepen zich dan op C a 1 v ij n. Intusschen brengt men niet in rekening, dat C a 1 v ij n en de Gereformeerde vaderen een doctorenambt kenden; dat C a 1 v ij n diakenen-ziekenverzorgers en diakenen-armverzorgers onderscheidde en met hem nog het convent van Wezel; en dat C a 1 v ij n s kerkorde van 1541, met zijn ruime toedeeling van bevoegdheid aan den stedelijken raad, een , zeer aristocratisch karakter droeg.

Waarom dan nu drie ambten? Omdat het eisch van Gods Woord is? Men heeft de neiging gekregen, om het met B/r o u w e r mee te gaan ondel"zoeken. Maar men prepareere zich. Als men met „eisch van Gods Woord" bedoelt, wat wij omtrent de oud-christelijke ambten in het Nieuwe Testament vermeld' vinden, dan kan men dit, aldus de hoogleeraar, alleen op grond van een onverdedigbare uitlegging der , H. Schrift volhouden. (Blz. 15>

Wat is er immers niet een verscheidenheid in uitlegging der bijbelsche gegevens! Lightfoot 'kwam bij zijn exegese tot de slotsom, dat het Nieuwe Testament doet koersen naar een episcopaal stelsel. B a t i f t o 1 poogt aan te toonen, dat de oorspronkelijke clrristenheid geleidelijk zich tot Katholicisme en tot jRoomsch-Katholicisme heeft ontwikkeld. Lijnrecht daartegenover heeft S o h m betoogd, dat 'volgens het Nieuwe Testament kerk en organisatie vierkante tegenstellingen zijn. Har- Iiack heeft het hem weer betwist. S tree ter heeft willen bewijzen, dat tijdens de eerste eeuw op verschillende plaatsen in verschillende gemeenten ook geheel verschillende organisatievorm voorkwam. Wat wil men toch met zijn „eisch van Gods Woord"?

Dan pas volgt het overzicht van Birouwers exegese van de verschillende plaatsen, die in het Nieuwe Testament over de kerkorde handelen. Op dat gedeelte hopen we nog terug te komen. Van zijn inhoud hebben de lezers al wel een indruk.

Welnu, zoo concludeert Brouwer, het is bejgrijpelijk, dat 'Calvijn en de andere Hervormers de onbijbelsche hiërarchie der Roomsch- Katholieke kerk hebben willen vervangen door een organisatie die opkwam uit het algemeen priesterschap der geloovigen. , Het is ook begrijpelijk, dat C a 1V ij n wegens de Wederdooperij bang was voor de z.g.n. Geestes-ambten. Maar onbegrijpelijk is, dat men C a 1 v ij n s organisatie dekken wil met Gods Woord.

Moet men niet de \'ruchten van een vierhonderdjarige studie der Schrift ook in dit opzicht oogsten ?

Men kome tot de conclusie, dat de organisatie blijkbaar niet een onveranderlijk deel der heilsfwaarheid is, maai- is overgelaten aan do behoeften van de practijk. (bl. 77, 78).

Wie hier nu iets van zeggen wil, zal moeten beginnen toe te geven, dat we hier op een zeer moeilijk terrein zijn. Ten aanzien van de geciteerde laatste conclusie b.v. zal men niet willen zeggen, dat de kerkorde overgelaten is aan „de behoeften van de practijk", en toch willen toegeven, dat in de organisatie van de eerste eeuw binnen de grenzen van die eeuw, en onder eigen apostolische leiding, kerkorde-wijzigingen zich blijlibaar hebben voltrokken. Van „onveranderlijk deel der heilswaarheid" zal hier ook geen Gereformeerde willen hooren. Hij heeft leeren onderscheiden tusschen tijdelijke en blijvende ambten in de Nieuw-Teslamenlische gemeente. Hij zal ook in dit opzicht zoowel de eenheid als de geschiedenis der Nieuw-Testamentische Godsopenbaring willen vasthouden. Voorts zal de oude onderscheiding tusschen „historisch" en „normatief' Schriftgezag hem hier willen helpen en benauwen tevens, wijl de bedoelde onderscheiding leigen moeilijldieden in zidi bergt.

Maar de Gereformeerde zal het zioh veel moei­ lijker moeten maken dan Brouwer het zich gedaan heeft. Hij wil niet spreken van „onverr anderlijk", no'ch van „veranderlijk" zonder meer; voorzichtig onderscheidende zal hij den eisch van Gods Woord ter zake willen opdiepen.

Dat zal door exegese moeten gebeuren. En êe Gereformeerden hebben tot dusver ook nimmier beweerd', dat zij hier onafhankelijk zijn van het resultaat van Schriftuitlegging.

Wij hebben altijd een zeer scherp onderscheid geleerd tusschen Schrift en belijdenis. En dan ook nog weer tusschen belijdenis en vigeerende kerkorde. Waarlijk niet alleen theorie 1 We hebben onze vragen van wijziging eii uitbouw van de belijdenis gehad, en ze zeer voorzichtig aangepakt. We hebben ook onze vragen van wijziging en uitbouw der kerkorde gekend, en niet geschroomd er toe over te gaan. De Dordtsche Kerkenordeining is niet ons heilig huisje. Jaartallen als 1905 en 1933, toen min of meer beduidende wijzigingen werden aangebracht, vertellen d'at. Ook hebben we uitgebouwd. Met een heele Zendingsorde zelfs. En door allerlei bepalingen voor de practijk, b.v. in zake het consul entschap en het dejutaatschap.

Ook wordt er onder ons voortdurend over kerkrechtelijke vraagstukken gedebatteerd', omdat we weten, dat in menig geval de Schrift geen lijnrechte gegevens biedt en mpt zooveel woorden onze rechter is.

Onze confessie is over de ambten der kerk zeer kort. Er is ruimte voor exegese te over gelaten.

Deze exegese van de Schriftplaatsen over het ambt hebben we in onze liturgisohe formulieren; die van de bevestiging der verschillende ambtsd'ragers. Maar ook deze geijkte exegese geldt onder ons geenszins voor onaantastbaar.

Brouwer heeft veel aandacht besteed aan de taak der zeven mannen van Hand. 6. Ons bevestiigingsformulier zegt, dat we daar van den oorsprong en de instelling van het diakenambt lezen tunnen. Brouwer ziet dat anders. De zeven mannen zijn volgens hem „oudsten", dezelfde personen als in Hand. 15 met de apostelen vergaderen. Hij zou zich voor zijn afwijking van de kerkelijk-traditioneele exegese hebben kunnen beroepen op gereformeerde theologen, b.v. op Dr A. Kuyper Sr, die in de artikelen over de Kerk, Heraut no.'s 2193—2195 een exegese verdedigd heeft, die sterk aan die van Brouwer herinnert. Hij had ook kunnen wijzen op wat Prof. Grosheide, Geref. Theol. Tijdschr., 26e jaarg. bl. 181 vlg. over Handelingen 6 schreef, waar hij de opvatting verdedigd heeft, dat het afzonderlijk zetten der armenzorg van den ambtelijken dienst niet het voornaamste was. Deze nieuwe amtsdragers waren wel met den tafeldienst belast, en dat was zeker armenzorg, maar zij hadden toch ruimier arbeidsveld dan de diakenen van later.

En ook in andere zaken weten wij Gereformeerden ons niet slaafsch gebonden aan onze bevestigingsformulieren. Alweer Dr Kuyper zeide in „Onze Eeredienst", blz. 543, dat de uitspraak in het bevestigingsformulier, dat Paulus met de „behulpsels" bedoelt degene, die in de gemeente gesteld zijn, om de armen en ellendigen in den nood bij te staan, kortweg een verzinsel is. De woorden: „weldadigheid doen aan alle menschen, inzonderheid aan de huisgenooten des geloofs" (Gal. 6:10), in het bevestigingsformulier tot de diakenen gericht, zijn onder ons al lang bekend 'in hun eigenlijken zin, die met de diakonale taak niets uitstaande heeft en die is, dat wij zedelijk goed moeten handelen jegens den naaste.

In dit verband mag ook genoemd het bezwaar, dat Ds K. van D ij k te Wonosobo heeft tegen wat de vigeerende Zendingsorde, zelf vrucht van latere exegese en kerkrechtelijke opvattingen, over den missionairen dienaar des W'oords zegt. Hij ziet in de gegevens der Schrift over de evangelisten de aanduiding van een speciaal zendingsambt, dat met den dienst des Woords in de geplante kerk geen verband houdt.

Genoeg om te doen zien, dat de Gereformeerde verlangens, om uit te gaan in den opbouw deikerkorde van den eisch van Gods Woord niet d© critieklooze aanvaarding, der traditie beduiden; evenmin de aanvaarding van exegetischen arbeid uitsluiten. De Gereformeerden zullen niet gauw zeggen, wat Brouwer van sommige zijner lezers schijnt te verwachten, dat men vroegei- veel dieper over deze dingen gedacht heeft en dat ©en van de traditie afwijkende opvatting daarom reeds te veroordeelen is. (bl. 3). •

Het bezwaar dat we tegen dit boek hebben en hier ontwikkelen, is dus niet, dat het zich nauwkeurig poogt te vergewissen van de houdbaarheid der kerkorde tegenover de Schrift, maar dat het de Schrift bij het kerkordedebat wil uitschakelen.

Men kan Dr Brouwer heel wat toegeven en over andere punten, die hij aansnijdt, een discussie met hem begeeren, en ook sommige exegolische resultaten van hem pertinent afwijzen, maar dan is men met dit boek niet klaar. Want het wil den Bijbel elimineeren, dat is over den drempel zetten van de zaal, waar de meeningsverschillen over de re-organisatie der kerk ter tafel zijn.

Het is zeer goed mogelijk, dat men dan in 'die

zaal met Dr Brouwer de dingen behandelende^ in de practijk tot gelijksoortige resultaten komt. Hij wil in de practijk de presbyteriaal-synodale orde behouden. Ook zijn boek, hoewel het zegt, dat het Nieuwe Testament wijst in de richting van een episcopale kerkorde, is allerminst bedoeld als een pleidooi voor een bisschoppelijke kerkinrichting. Hij is van meening, dat de historie van zijn kerk en onze volksaard geen bisschop kunnen verdragen. (BI. 90. Dat van dien volksaard Minkt een heel klein beetje nationaal-socialislisch!)

Doch men krijgt dan een kerkorganisatie uit utiliteitsoverwegingen. Uiteraard is dan het oordeel over het apparaat van 1816 en volgende jaartallen, over de dusgenaamde „bestuurlijke inrioliting" der Ned. Herv. Kerk, zeer zacht. En voor een grondige re-organisatie kan men dan ook niet grootelijks danken gaan. Want ze is zoo puur mènschenwerk en vrucht van menschelijke wijsheid en menschelijke bereidheid tot het comproimis, dat men er niet te veel goeds van zeggen moet.

Maar zal men niet, het Woord elimineerend uit het reorganisatie-debat over de orde der kerk, het apostolisch karakter der kerk ondergraven, en allerlei menschelijk maclitsgepruts brengen in het Huis Gods, dat door Paulus aan dat menschelijk machtsspel uitdrukkelijk onttrokken is in de titulatuur: Kerk van Jezus Christus?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 maart 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

HET BOEK VAN DE WEEK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 maart 1937

De Reformatie | 8 Pagina's