GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

EVEN PARKEEREN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EVEN PARKEEREN.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Stemüus-varla.

Onlangs kreeg ik bezoek van een jeugdigen slaalsman. Hij droeg een liberalen naam, maaï daarover leed hij dagelijks smart. Om hem over dien naam te troosten, noemen zijn vrienden hem ook wel „de kleine Albarda". En Wijnkoop, 'die zeer mensehlievend is, heeft hem eens met „Waarde Kameraad" aangesproken. Ik kreeg tranen in de oogen, toen ik dat hoorde, want ik ben een gevoelig mensch. Toen hij bij mij binnenkwam, zei ik uit louter menschlievendheid: „Dag, kameraad Albarda!" Maar de jeugdige staatsman nam mij dit niet in dank af. „Noem dien naam niet", zei hij brusk, „die gaat mij niet ver genoeg".

Ja, dat waren zijn eigen woorden, die gaat mij niet ver genoeg! Hij vroeg mij om abonné te wor- 'den op een zeker blad' „De Strijder". Nu ben iksoms een beetje onnoozel, dat ben ik alleen als die menschen er-g vriendelijk tegen mij zijn en ik heb gevraagd of dat blad „De Strijder" misschien het vakblad was voor de Marechaussee? Ik heb altijd wat voor het paardevolk gevoeld' en ben de dappere ruiters van Bax nog niet vergeten, die eens onder de vanen van Maurits voor onze onafhankeliikheidendevrijheidvan religie hebben gestreden. Het scheen echter bestemd te zijn dat ik dezen jeugdigen staatsman moest grieven, want hij zuchtte bij mijn vraag: „O, Tolstoï!" Ik maakte daaruit op, dat de heer Tolstoï een overleden partijgenoot van mijn bezoeker was. Maar ondanks de droeflieid, die ik hem aandeed, was hij bereid mij in te schrijven als partijgenoot. ledere stem is er één, zei hij. Nu, dat vond ik erg aardig van hem! Dat zei ik ook in mijn onnoozelheid — want groote vriendelijkheid' maakt mij altijd onnoozel. Ik zei: „Kameraad Albarda, ik begirijp dat als je alleen verstandige menschen in je partij opnam, het altijd wel een klein partijtje zou blijven!" Misschien had ik mij laten overhalen, maar mijn kameraad herinnerde zich dat hij naar een verloving moest. De kleindochter van een zekeiren Karl Marx zou ringen wisselen met den kleinzoon van Mijnheer Schaepman. Ik heb den beer Schaepman gekend en houd mij overtuigd, dat hij gezegd zou hebben: beter geen kleinzoon, dan zoo'n kleinzoon! En dat meisje van hem moet een zeer wispelturig kind wezen! Zij heeft veel geflirt in haar leven, maar nu schijnt zij onder dak te willen. Ik ken dat meisje zeer goed, want ik heb lang met haar op één plaats gewoond. Zij was gowQldig bij de rede, maar het was soms wat moeilijk den rechten zin van haar woorden te vinden. Ik heb wel hooren zeggen, dat zij erg uit-en-inpraatte en een zeer trouweloos hart had. Maar toen ik al vreesde voor het geluk van den bruidegom, hoorde ik tot mijn blijdschap, dat hij op aanraden van oudere Vrienden besloten had de verbintenis maar niet te laten doorgaan. In den nacht moet het spook van het Centrum hem verschenen zijn en dat heeft hem niet weinig van de verbintenis afgeschrikt.

Nauwelijks was ik door den eenen staatsman verlaten of nummer twee kwam mijn vertrek bin- Inen. Hij stak zijn arm uit, ik was onzeker, of hij mij - wilde omhelzen oï een opstopper verkoopen, maar het bleek, dat hij slechts de lucht wilde slaan. Daar had ik geen bezwaar tegen. Hij begon eerst met over zijn tamiliet te praten. Die was heel oud. een zijner voorvade'ren was een priester van Wodan geweest en een ander lunchte dagelijks met menschenvleesch en gerstebier. Ik geloof het ook, want de kaken van dezen naneef waren nog buitengewoon ontwikkeld. Hij bleok ernstig bezwaar te hebben tegen Karel den Groote, die de confessioneele scholen had ingevoerd, die moesten zoo gauw mogelijk weg en de jongensen meisjesvereenigingen eveneens. Het onderwijs moest vereenvoudigd worden en inplaats van den catechismus moest heilgymnastiek worden ingevoerd. Ook had' hij een nieuwen Vader des Vaderlands ontdekt. Ik vroeg hem! of hij wel eens van Daniël gehoord had. Die Daniël' kon| snedig met die groote mannen omspringen. Hij heeft eens tot Nebukadnezar, ook zoo'n groote leider, gezegd: o koning, leef in eeuwigheid, gij zult gras eten gelijk de ossen! Ik vond dat zeer treffend. Mijn bezoeker kon er echter geen behagen in vinden en verdween om weldra gevolgd te worden door een socialist. Deze was zeer gezellig, hij floot als een lijster: O, dierbaar plekje grond, waar eens mijn wieg op stond, mijn vaderland! Zoo'n visite, daar kikker je nog eens: van op! Om van een communist te zwijgen, die kwam mij vrijheid van godsdienst verzekeren als ik op Lou stemde.

Neen, daar is Colijn niets bij, die kan beter

inpakken....

N. B.

zijn zal het besluit der Synode in alle plaatselijke kerken worden nageleefd en toegepast. Dat brengt het kerkverband mee. Wij leven nog niet in een kerkverband, waarin een Synodaal besluit volkomen naar willekeur, al of niet kan worden opgevolgd. Wij behoeven slechts te verwijzen naar art. 31 van onze Kerkenordening: „Hetgeen door de meeste stemmen goed gevonden is, zal voor vast en bondig gehouden worden. Tenzij dat het bewezen worde te strijden tegen het Woord Gods of tegen de artikelen in deze Generale Synode besloten, zoolang als dezelve door geen andere Generale Synode veranderd zijn". Als dus door geen enkele kerk bezwaren tegen het besluit der Synode aangevoerd worden, gegrond op het Woord Gods, volgt daaruit tegelijk, dat het, indien noodig, ten uitvoer gelegd zal worden. En voorts heeft de Synode richtlijnen aangegeven in het rapport voor de uitoefening der tucht tegenover hen, die openlijk „propaganda maken" en tegenover hen, die de afwijkende gevoelens voor zich houden.

Wij lezen verder: „Wij blijven vasthouden aan den elementairen eisch van rechtspleging, dat wie beschuldigt, moet bewijzen, dat zijn beschuldiging juist is. Zoolang de Synode dat niet doet, kunnen wij moeilijk haar beslissing ernstig nemen. We moeten ook nog zien, dat deze beslissing gehandhaafd blijft. We hopen op bezinning als straks aan de hand van een concreet tuchtgeval tot in hoogste instantie de zaak principieel zal moeten worden uitgevochten".

Wat heeft de Synode gedaan? Feitelijk niets anders dan de belijdenisuitspraken der kerk van vroeger gehandhaafd tegen de dwalingen, die in den laatsten tijd zijn opgekomen. En noch de Heilige Schrift, noch de belijdenisschriften der Geref. Kerken willen iets weten van het anti-militairisme, zooals het door de C.D.U. wordt voorgestaan. Principieel is met de afwijzing van dit standpunt door de Generale Synode de kwestie reeds beslist. De Synode heeft zeer beslist het lidmaatschap van de C.D.U. kerkelijk veroordeelenswaardig geacht. Het komt alleen op de practische uitvoering van het genomen besluit aan. En daarvan geldt het: „dat het bij alle tuchtoefening in de eerste plaats te doen moet zijn om onder Gods zegen, wat afdwaalt en verloren dreigt te gaan, door liefdevol en lankmoedig vermaan te behouden en daartoe terug te brengen van zijn verkeerden en zondigen weg". (Synodaal rapport.)

H. M.

De N.S.B, en de veihouding van Kerk en Staat.

In, -Haart 1936 was het oogenblik aangebroken, vfaarop 'de leider van de N.S.B., Ir A. A. Mussert, het gewenscht achtte brochure 3 te laten vervallen in verband met de vele bezwaren, van verschillende zijden er tegen ingebracht, en te doen vervangen door brochure 5 „Staatkundige Richtlijnen". De vervaUenverklaring van brochure 3 en de uitgave van brochure 5 werd hierdoor gemotiveerd „dat onze beginselen en de daaruit vaortvloeiende doelstellingen) aan concreetheid hadden gewonnen" (brochure 5, pag. 9).

Thans heeft de N.S.B, een proeve er van gegeven, hoe de beginselen, neergelegd in brochure 5, inmiddels „aan concreetheid hebben gewonnen". Het was reeds in brochure 3 verzekerd, dat de N.S.B., 'geloofs- en gewetensvrijheid erkennende, zich angstvallig heeft te „onthouden van alles wat zweemt naar bemoeienis op religieus terrein". Hoewel deze brochure is ingetrokken, de vermelde uitspraak geenszins. In Staatkundige Richtlijnen (pag. 33) heet het: „Wanneer het Nederlandsche Nationaal-Socialisme.... de Volkseenheid op deni voorgrond stelt om sociale vrede en samenwerking te scheppen, dan moet bet terrein van Godsdienst en kerk ais zoodanig onbetreden blijven."

Op dit punt heeft de N.S.B, blijkbaar haar houding gewijzigd !

De heer E. J. Roskam, die reeds eenige bekendheid gekregen heeft als „schrijver" ^) van eenige „Open brieven" en als secretaris van den Raad van Kerkelijke Aangelegenheden voor de N. S. B., heeft een stuk geschreven in het maandblad „Nieuw Nederland", als brochure afzonderlijk versohenen onder den titel: „Het Calvinisme, de N.S.B, en de Geref. Kerken". Deze brochure is aan sommige (aan alle? ) kerkeraden van Geref. Kerken toegezonden. In dit geschrift wordt in hoofdstuk 3, „Het standpunt van de N.S.B, tegenover de Geref. Kerken", ook een uiteenzetting gegeven, hoe de verhouding tusschen Staat en Kerk in den Nationaal- Socialistischen Staat zal zijn. Als er in een stadsdeel drie Gereformeerde predikanten zijn, die elk een veel te groote wijk te verzorgen hebben, dan zullen er voor de som van de traotementen „geen drie maar minstens vijf predikanten worden aangesteld". Het zal in den nieuwen staat „niet worden geduld, dat er leeraren aan het middelbaar onderwijs werkloos rondloopen, terwijl Gereformeerde predikanten deze betrekking er bij waarnemen." „Tenslotte is het volgens nationaal-socialistische opvatting niet geoorloofd, dat predikanten zich extra laten betalen voor hun lezingen en artikelen. Deze bedragen moeten gestort worden in de kas van hun kerken, die worstelen met groote tekorten."

Zoo zal de Nationaal-Socialistische Staat er voor zorgen, dat de afgestudeerde theologen een arbeidsveld vinden en dat de tekorten in de kerkelijke kassen worden weggewerkt!

Al dit fraais werd aan den drukker toevertrouwd in de maand April van het jaar 1937. Men kan wel heel duidelijk den vooruitgang constateeren in beschouvnngswijze sinds de verschijning van brochure 5. Het is dus niet langer zoo, dat het terrein van de kerk onbetreden blijft. De Staat zal zich wel terdege inlaten met interne kerkelijke ^) kwesties.

De Raad van Kerkelijke Aangelegenheden werd inder, tijd opgericht om de verhouding tusschen de kerken en de beweging en in de toekomst de verhouding tusschen Staat en Kerken „zuiver te doen zijn, om wrijvingen en conflicten te voorkomen". Als nu door den heer E, J. Roskam publiek reeds zulke verklaringen worden afgelegd, kunnen wij ons er - welyëhn voorstelKng van vormen in welke richting de N.SrB. bezig is haar gedachten te ontwikkelen. /

Wij mogen er dankbaar voor zijn, dat deze „winst aan concreetheid" nog slechts op papier staat.

H. M

De N.S.B. en het besluit der Synode.

Zoóals te verwachten was heeft ook de N.S.B, zich uitgesproken over het bekende besluit der Generale Synode van onze Geref. Kerken inzake het lid-zijn van deze organisatie. De N. S. B. heeft dit op eenigszins andere manier gedaan dan de C.D.U. Achtte de politieke leider van de C.D.U. het voldoende zijn volgelingen op te zetten tegen dit besluit in het officieel orgaan der Unie, de N.S.B, heeft een brochure van den heer E. J. Roskam, getiteld: „Het Calvinisme, de N.S.B, en de Gereformeerde Kerken", toegezonden in onbedrukt couvert aan de kerkeraden van onze Geref. kerken en heeft in deze brochure als het ware publiek ter kennis gebracht, dat de Beweging met het besluit der Synode geenszins aocoord kan gaan.

Het zal niet noodig zijn over deze critiek op het Synodale besluit veel te zeggen. Hoewel het geschrift, dat ons toegezonden werd, 27 pag. telt, 'handelen op zijn hoogst vier bladzijden over het rapport dat ter Synode aanvaard werd. De rest van de brochure wordt vooi een groot deel gevuld met het weergeven in extenso van brieven, die leden van de N.S.B., tevens leden van de Geref. Kerk, zonden aan de Generale Synode en met een afschrift van het schrijven, dat door Ir Mussert en door den Raad van Kerkelijke Aangelegenbeden aan de Synode werd toegezonden.

De heer Roskam had volgens zijn zeggen geeni oogenblit de illusie, dat de Synode een klaar geluid zou doen hooren. Het rapport dat versohenen is, is, zoo schrijit hij op bladzijde 23 „een volkomen bevestiging van onze stelling, dat wetenschappelijke scholing hoe belangrijk ook, toch op zichzelf geen waarborg biedt voor een helder en klaar inzicht, ook over vraagstukken als hier aan de orde zijn." In dat opzicht zijn de N.S.B, en de C.D.U. het, wat de beoordeeling van het rapport betreft, wel volmaakt met elkander eens.

De conclusie, waartoe de heer Roskam na eendge beschouwingen komt, is merkwaardig genoeg om weergegeven te worden. Op pag. 26 zegt hij dan: „Heeft de

Synode beslist dat wij uit de kerk moeten gezet? Geenszins. Heeft men ook maar eenig houvast gegeven? Al evenmin. Men nam stelling, al of niet juist tegen buitenlandsohe stroomingen en erkende tevens, „dat de N.S.B., wat haar zelf betreft, veel van die beginselea desavoueert, " waarmee men dus dat heele betoog op losse schroeven zet. Verder trachtte men ons beginselen in de schoenen te schuiven, die wij juist bestrijden en heeft men onze eigen beginselverklaring over de verhouding Staat—Kerk eenvoudig naast zich neer gelegd. Men nam zelfs geen nota van de duidelijke principieele uiteenzettingen van onzen leider."

Het is wel verbijsterend, dat men na de lezing van het goed-gedocumenteerde rapport van de Synodale Commissie zelfs tot deze slotsom kan komen.

Op welke wijze de heer Roskam tot deze conclusie gekomen is ?

Wel, hij kan het gedeelte dat handelt over de hoofdtrekken van het Nationaal-iSocialisme langs zich heen laten gaan omdat de Synode zelf verklaart, dat de N. S. B. het niet in alle onderdeelen met deze hoofdtrekken eens is. Een gedeelte van het rapport zakt voorts tot het peil, dat bekend is uit „politieke propagandagesohrifen en uit de polemieken van Prof. Schilder" en als het peil van het rapport weer gestegen is „wordt open en onomwonden waardeering uitgesproken over onze positieve stelling nemen tegen een Godloozen Staat".

Zoo kan de eindconclusie luiden : „dat de N.S.B, zich stelt op een door Gods Woord verboden grondslag, is niet bewezen."

Zou het den heer Roskam nu werkelijk ontgaan zijn, dat het rapport — na de verklaring, dat de N.S.B, veel van de behandelde algemeene beginselen desavoueert —, uitdrukkelijk verzekert, dat de ongerustheid in de kerken over deze Beweging in het minst niet mag verzwakken? Wij kunnen het niet gelooven !

Zou men in het Hoofdkwartier van de Beweging te Utrecht nu werkelijk denken, dat onze kerkeraden zoo onnoozel zijn, dat ze de conclusie van den heer Roskam in de plaats zouden gaan stellen van deze slotsom van de Synodale Commissie : „Haar advies aan de Synode kan geen ander zijn dan. . .. om de leden onzer kerken dringend te vermanen, zich om des beginsels wil van deze Beweging verre te bouden"? Indien men deze gedachte al heeft dan heeft men onze ambtsdragers toch danig onderschat.

H. M.


1) De aanhalingsteekens zijn van de redactie. Ondergeteekende heeft handschrift van den heer Roskam gezien. K. S.

2) En persoonlijke, K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 mei 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

EVEN PARKEEREN.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 mei 1937

De Reformatie | 8 Pagina's