GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

EVEN PARKEEREN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EVEN PARKEEREN.

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op de blnnenzool.

God! geeft het voorjaar en den zomer, wij maken er een vagevuur van!

God geeft ieder jaar opnieuw een stukje Paradijs en wij scheppen dat óm in een woestijn!

Als de schaarsche zomeravonden aanbreken, sluiten wij onze kinderen op in een bovenhuisiachterondter en laten hen blokken op repetities in een mengelmoes v, an vakhen.

Als de thermometer een reoord-temper, atuur aanwijst, dTijven wij hen samen in een snikheete zaal om examens af te leggen.

Tot verhooging van de aanstaande vacaatieivreugde van het gezin laten wij hen zakken of geven hun herexamens en taken mede om de ouders in him verloftijd' aangenaam bezig te houden.

Vroeger hief men de leuze aan: De School aan de Ouders! Wel, het is geworden: De School aan den Meester!

Gelukkig, wij hebben paedagogen en psychoilogen, die ons kimnen voorlichten.

Och, dat God ons er een beetje gezond veerstand bij gaf, een beetje oog voor Zijn oirdeningen in dte natuur en een beetje vrome dankbaairheidi voiocP de zegeningen, die Hij zoo mild over ons uitstrooit Als Hij, Die het gelaat dtes aardrijks vernieuwt, ook vernieuwing wilde geven in vastgeroesbe roosters!

Wij spreken gxiaag van des Heeren Ordinantiëin, maar der ménschen ordinantiën drukken ons zwaar!

Dit is geen anti-paedagogen-stukje. Want de vergadlermenschen en organisaüe-menschen zijn geen steek wijzer.

Op een stralenden dag pakken wij de menschetn óp in stikvoUe zalen en zetten ze drie en meer referaten voor. Vergader! zoo spreken wij tot je er bij neervalt! U wacht een eervolle dood': in 't harnas gestorven!

Het is maar de vraag: in welk harnias!

Waarom poten wij in ons vëreenigingslevenniet wat harder aan, zoodat uiterlijk eindl-Mei de examens afgeloopen zijn en d'e vergaderingen worden stilgezet?

Waarom geven wij de werkers, die het geheele jaar ingespannen zijn, niet die paar zomermaand'en althans des avonds aan hun gezinnen? Er zou beter geleerd en meer werk gedaan worden alsi wij van den tempel des Heiügen Geestes, welke ons lichaam is, niet een fabriekje maakten met een altijd puffenden ketel en een suizend'en drijfriem.

Ongestraft blijven o verbreidingen van Go'ds ordeningen niet. Hij laat ons niet toe dat wij van li'et jaar één seizoen, één eindeloozen winter maken!

Juist in deze maanden, in den sabbatli der natuur, treedt bij den miensch vaak een intellectueele uitputting opi, die het werk tot een kwelling maakt.

De zolen en de hakken zijn er afgeloopen en oip die binnenzool strompelt men met brandende voeten verder.

Vacantie voor den werker! Vacantie voor den dominee, een onbeknibbelde vacantie met preekverbod'!

Vacantie voor den hulpprediker; is zijn traktementje karig, steekt de koppen bij elkaar en ziorgt dat hij er eens uit kan!

Beter aan den bakker dan aan den dokter, zeiden de oude ménschen, ik zeg: beter aan de fedslvereeniging dan aan den dokter!

Alle werksters en werkers opi welk gebied ook, die schier nooit een Vrijen avond hebben en vaak ook geen vrijen Zondag, hebben recht op een onbezorgde vacantie!

Als de rechtvaardige het leven van zijn beest kent, dan behoort hij toch zeker het leven te kennen van zijn dominee en zijn hulpprediker!

Huisvader, die zit te wroeten o> m rond te komen, zie als het eenigszins mogelijk is, al is het kort en al is het primitief, er met uw vrouw en uw kinderen eens tusschenuit te komen! En als het niet mogelijk is, geef dan toch aan de avonden iets feestelijks!

Wandel eens met vrouw en kind in de frissöhe natuur. Er zijn nog roeibootjes te huur en fleschjes limonade te koop. Een vroolijk hart maakt van een kogelfleoichje „nektar" en van een zak pinda's „druiven van Eskol".

Bidt God in deze dagen om een Mij' hart, om den kinderzin, die Zijn goede gaven opmerkt.

Gij, groot-inbeUectueelen, zet den motor in uw m, achügen geest een poosje stop! Lees wat mooie gedichten of luister naar gO'ede muziek, dobber wat op de plassen van ons mooie waterland!

Intellectueelen in klein bedrijf en intellectueeltjes in huisindustrie, herinner u het woord van den Wijze bij uitnemendheid: Beter is een handvol rust dan de beide vuisten vol arbeid en kwelling des Geestes!

En zoo God het u niet vergunt te rusten, laat dan de Blijdschap des Heeren uwe sterkte zijn!

N. B.

Quin et non solum naturam humanam quoad corpus assumpsit, sed et veram hominis animam, ut verus esset homo. Nam cum anima non minus quam corpus perdita esset, necesse fuit illum utrumque assumere, ut utrumque simul servaret. (Los 403.) (Art 18.)

(Duitsche vertaling: nicht blos hinsichtlich des Leibes , sondern auch eine wahre menschliche Seele, Los 445.)

And did not only assume human nature as to the body, but also a thrue human soul.... it was necessary that he should take both upon him. (Art. 18, Los, 472.)

Credimus, hac conceptione Personam Filii Dei unitam atque conjunctam fuisse inseparabiliter cum humana natura. Ita ut non sint duo Filii Dei, nee duae Personae, sed duae naturae in unam Personam unitae, quarum utraque proprietates suas distinctas retineat. (Art. 19, Los 403.)

TziOTSvofisv on dia zTjaês zrjg avllrjyjsio? rj zov vtov vjzóoz döiaiQézwg rfj dv& QConhj] tpvosi ^vwêrj xal è^svxêtj, & ozs fzrjd sivat fisv ovzs dvo viovs Oeov ovzs övo vTtoozdasig, dvo ös cpvo ev /ilia vnoazaaei ^voyfisvagf avzs^oft£V7]g fiévtsi ixazsQag fpvos olxsimv tSicoftazcov (art. 19, Los, 402). Zwei Naturen in ein und derselben Person vereinigt (Los 445). ....two natures united in one single person (Los, 473). ....deux natures coniointes en vne seule persorme (Los, 190), ....twee naturen in eenen persoon vereenicht (Los, 190). twee nature in eene persoó vereenicht (Leere ende Order, 27, eerste uitgave). ... .twee vereenichde nature in eené eenighe Persoone (Leere ende Order, 27, tweede uitgave). duae naturae in una eademque persona unitae (Collectio Confessionum, ed. H. A. Niemeyer, Lipsiae, 1840, S. 372). deux natures unies en une seule Personne (Los, 346). twee naturen in een eenigen Persoon vereenigd (Los, 347), Dese twee natueren sijn also te samen vereenicht, ende maken eenen Persoon (Leere en Order, p. 27, le editie). Dese twee natueren zijn alsoo tsamen vereenecht, makende eene persoon (Leere en Order, p. 27, 2e editie). Ces deux natures sont tellement vnies ensemble faisant vne personne (Los, 191; zie voor faisant de noten van Los, op den voUedigen tekst van art. 19). ....also te samen vereenicht, ende maken eenen persoon (Los, 191). tellement unies ensemble en une Personne (Los, 346). zóó te zamen vereenigd in één Persoon (Los, 347). ita sunt simul unitae et coniunctae in unam personam (Niemeyer, 372). zotyagovv m 8vo tpvoetg ovta> ^vcofisvat, dot fiiav vTcóoiaai Anozelovusvai wg Lirizs dt' avzov zhv zsXsvz^v diaiQs& iivai. (Los, 404) naturae istae duae, in persona uno ita sunt unitae, ut ne morte quidem ipsius separatae fuerint (Los, 405). so zusammen vereinigt und verbunden zu Einer Person, dass (Los, 446). so closely united in one person, that (Los, 473).

Tusschen interventie en non-interventie. (II.)

Wees ik verleden week reeds op hat feit, dat Dr Steen inzake mijn verhouding tot Prof. Kuyper beweringen durft publiceeren, die ik als uit de luclit gegrepen afvrijs, hetzelfde doet zich voor als hiji het heeft over andere zaken. Hij' fantaseert over een „niet kunnen samen- -werken met Prof. Waterink", hetgeen ; pure fantasie is en hoogstens de uit publiek geworden feiten voor de hand liggende conclusie óm'keert in haar tegendeel, en houdt voorts een lange redeneering over wat ik schreef over de besloten vergaderingen, waarin Prof. Hepp indertijd sprak over het kerkbegrip. Dr Steen vat dan op zijn manier samen wat ik ervan zeide (volgens hem), en begint dan daartegen te opponeeren. Maar ik ga op die zaken niet meer in. Wat ik gezegd heb, wordt door hem met geen woord geciteerd; wat hij opmerkt, heeft mijn Oipmerkingen in geenen deele geraakt, en wat ik over die zaak schreef, is door niemand, ook niet door particuliere mededeelingen, weerlegd, waarom ik het dan ook handhaaf.

Minder vermoeiend, maar niet minder onjuist, is wat Dr Steen dan verder opmerkt over miJQ poging, om den feilen aanval, dien de hoogleeraren Kuyper en Hepp hebben geopend op de Professoren VoUenhoven en anderen, te weerleggen. Hij: merkt op, dat ik wel dien aanval afwijs, maar niet zeg, wat ik zelf over de filosofische denkbeelden van de genoemde hoogleeraren zeg, of den'k.

Mijn antwoord kan kort zijin:

a) als iemand in onzen kring inzake wetenschappelijke problemen publiceert, wat hij meent, zeggen sommigen: mijnheer, u moest nog maar eens vijftien jaar erover studeeren; en als hij' nog niet publiceert, klagen dezelfden soms: waarom doet U het niet?

b) ik denk er niet over, over alle punten, die a n d e - r e n in het debat brengen, een eigen beschouwing te gaan publiceeren. Ten eerste kan ik dat niet, ten tweede wil ik dat niet; dan zou een vreemde mijn werkprogram bepalen. Bovendien is de eisch zélf dwaas; ik wees er reeds op, dat niemand de meening der thans polemiseerende hoogleeraren kent ten aanzien van de eigenlijke punten, waarop zij den aanval hebben geopend (zie verleden week). Ik zwijg nu maar over Dr Steen zelf, die nu reeds zijn zóóveelsten broeder onderhanden heeft, zonder over alle punten van het debat zijn meening te hebben gegeven in thetische behandeling;

c) speciaal op het punt van de kwesties, die aan een kerkelijke „commissie van acht" ziJu overgegeven, heb ik geen enkele reden tot publicatie van eigen meening. Wèl heb ik het recht, en den plicht, den publieken aanval dergenen, die de toestanden „erger dan vóór Assen" noemen, te onderzoeken, en konkrete beschuldigingen op haar juistheid te toetsen. Ik heb argumenten genoeg gegeven, en ga daarmee verder, om te betoogen, dat men konkrete bezwaren inbrengt, die niet juist zi|n, en derhalve een groep' van ernstige werkers onbillijk beoordeelt. Als ik dat doe, dien ik daarmee den vrede; men kan nu wel het oog sluiten voor het feit, dat niet ik aanval, maar dat anderen dit deden, terwijl ik dien aanval slechts toets en pareer, doch het gereformeerde volk is niét zoo kort van memorie;

d) dat die aanvallen mij' niet zouden aangaan, en ik me dus ook niet daarin zou hebben te mengen, lijkt me nog al een vreemd beweren. Gaan de zaken ons allen niet aan? Hebben niet de aanvallers zelf in hua-eepste

optreden een breed verband gelegd tusschen een groep, die zij als groep betrokken in (m.i. denkbeeldige) „factievorming"? En is daarbij niet ook in het openbaar mijn naam genoemd? Wat is dan logischer, dan dat in een rubriek voor kerkelijk leven eens van nabij' bekeken wordt, wat men nu eigenlijk heeft in te brengen, als het op argumentatie aankomt?

e) dat ik niet opzettelijk tegenover de meeningen van de collega's Vollenlioven en Dooyeweerd de mijne plaatste, voorzoover dit zou noodig zijn, is heusch geen wonder. Als ik 't had gedaan vóórdat de wondere atmosfeer geschapen is, waarin we thans leven, zouden enkele broeders alweer gezegd hebben: 't gaat tegen de V. U. Als aig Dr Steen aan zulke dwaasheden voet geeft, al weer met fimg miskenning van notoire feiten, wat zouden dan anderen g zeggen? Bovendien heb ik tegen bepaalde meeningen on )g zcöv handelingen van de aanklagers van thans bezwaren, die mij veel zwaarder wegen, dan de enkele bedenkingen, die ik heb tegen bepaalde opinies der bedoelde hoogleeraren, wier meening trouwens nog niet In alles bekend is. Voorts zie ik in het optreden van deze laatsten erg veel, dat ik van harte toejuich en een zegen voor ons gereformeerde leven acht. Verder acht ik de tegenwoordige atmosfeer veel te onzuiver, dan dat het op dit oogenblik de tijd zou kunnen zijn voor een oppositie mijnerzijds op die bepaalde punten, waarop ik misschien zou willen opponeeren. Eerst moet die ellendige sfeer weg, waarin we thans elkaar benauwen, eerst moeten die aanklachten -worden ontzenuwd. Vervolgens: ik heb tegen de eigen wetenschappelijke opinies van hoogleeraren der V. U. nog nooit me verzet. Den aanval daarop openen, dat laat ik over aan den hoogleeraar Hepp, die desverlangd antwoord krijgen kan en het kreeg.

Hoewel ik Prof. Hepp's meeningen in veel opzichten niet deel, heb ik me er nooit toe gezet, ze te bestrijden; noch in den Kamper Studentenahnanak, noch in besloten vergaderingen, noch in de pers. Hoewel ik Prof. Waterink's anthropologie niet juist acht, heb ik er niet tegen gestreden. Waarom zou ik het wél doen tegen de hoogleeraren Vollen'hoven en Dooyeweerd, als ik meen, dat hun optreden veelszins gereformeerd is (men denke maar eens aan de gemee'he-gratie-exoessen van Dr Steen of van anderen)? Men veöht tegen zijn collega's alleen als 't noodig is, hard noodig.

En zóó „ver" als Dr Steen, die aan „pantheïsme'' denkt als hij Prof. VoUenhoven leest, ben ik nog niet; ik zal ook wel nooit zóó „ver" komen.

f) de klacht, dat mijn afwijzen van Prof. Hepp's aanval derhalve wel polemiseert, maar geen leiding geeft, is er dus naast. Ze gaat uit van de nog te bewijzen these, dat er tegen de aangevallenen zéér ernstig opgetreden dient te worden. Laat men deze voorshands ondanks alle betoogen van Heraut en Prof. Hepp nog onbewezen vóóronderstelling los, dan is het wel degelij'k voldoende, aan te toonen, dat konkrete klachten als Prof. Hepp slaakte, den zakelij'ken grond missen, dat derhalve de toestand onzuiver geteekend is in den feilen aanval van Prof. Kuyper, die een paar jaar geleden nog vroeg, wie tot al die polemieken aanleiding gaf.... en dat men dus beter doet niet te spreken, tenzij men deugdelijke bewijzen 'heeft. Hetgeen tot nu toe niet gebleken is. De „leiding" (zoo men daarvan spreken wil) is dus wel degelijk gegeven: want tegen de „leiding'' die zei: „erger dan vóór Assen" is een andere gesteld, een tegen-leiding, zoo men het nare woord he'bben wil. En deze „tegen-leiding" heeft gezegd: het staat met de V. U. heusch niet zoo miserabel ervoor, als twee van haar professoren beweren, en als op hun voetspoor Ds Kersten en consorten klagen. Pas op, zei Ds Den Houting, voor den schijn van een strijd om de hegemonie. Zoo langzamerhand ga ik het hem nazeggen.

Volgende week nog enkele opmerkingen.

K. S.

Voor de militaire tehuizen.

D'e Ned. Militaire Bond (Sportlaan 107, Den Haag, Giro No. 127892) heeft de kerkeraden ieder jaar in de gelegenheid gesteld om iets voor de jonge lidmaten in militairen dienst te doen; door het zenden van een circulaire, die aan het bestaan van de Tehuizen voor Militairen wilde herinneren.

De Bond heeft den steun, om de Tehuizen in stand te houden, dringend noodig. Hij voelt zich mede door de Kerken, geroepen, om de Tehuizen in stand t© houden.

Op verzoek wil ik het werk van den Bond ook gaarne hier aanbevelen. Een collecte, elke gave.... „ja, zelfs een sympathiek schrijven", zal welkom zijn.

De volgende Tehuizen zijn aangesloten bij den Bond: Amersfoort, Arnhem, Assen, Bergen op Zoom, Breda, Deventer, Dordrecht, Ede, Groningen, Gorinchem, Haarlem, Harderwiit, Harskamp, Helder, Kampen, Legerplaats bij Nieuw Milligen, Legerplaats bij Soesterberg, Legerplaats bij Laren, Legerplaats Hoogte 50, Leiden, Middelburg, Naarden, Nijmegen, Rotterdam, Utrecht, Venlo, Vlissingen.

Tehuizen, niet bij den Bond aangesloten, zijn:

Amsterdam, Plantage Muidergracht 149; 's-Hertogenbosch, KruUaerstraat; Den Haag (2 Teh.), Heemskerken Riouwstraat: en Legerplaats biji Oldebroek.

Er zijn dus 32 Tehuizen, waarvan 27 aangesloten bij den Nederlandsohen Militairen Bond. Het Bondsbestuur bestaat uit de heeren: J. J. G. van Dijk, Minister van Defensie, Voorzitter, enD. J. G. van Reenen, Oud Lt. Kol. K. N. I. L., Secr.-Penningm.

Wij hopen, dat deze herinnering doeltreffend zal zijn.

K. S.

Prof. Dr J. D. Du Toit.

In September van dit jaar hoopt Prof. Du Toit ons land te bezoeken, volgens zijn schriftelijke medede.ellng aan schrijver dezes. Aangezien vele van onze jonge menschen hem slechts bij naam kennen, voldoen we gaarne aan het verzoek van den redacteur van „De Reformatie", om iets mede te deelen aangaande onzen aanstaanden gast. Niet alleen door zijn arbeid als Professor aan de Theol. School van de Geref. Kerk in Zuid- Afrika te Potchefstroom, maar ook door zijn gedichten heeft hij in Zuid-Afrika een algemeen bekenden naam. Door zijn arbeid als leider van de commissie uit drie kerken (de Geref. Kerk, de Ned. Geref. Kerk en de Herv. Kerk) inzake de vertaling van den Statenbijbel in het Afrikaansch, heeft Prof. Du Toit naam gemaakt onder al wat gereformeerd is in vijf werelddeelen.

Prof. Du Toit is geboren in 1877 in De Paarl (Kaapprovincie). Zijn vader was de beroemde Ds S. J. Du Toit, Superintendent van onderwijs in de Transvaalsche Republiek. Het geslacht van de Du Toits (spreek uit Tooi) is volgens officiëele gegevens uit Frankrijk afkomstig. Naar Nederland gevlucht met andere Hugenoten, 1688, heeft de stamvader Francois Du Toit eenigen tijd te Leiden gewoond, en is daarna vertrokken naar Kaap de Goede Hoop.

De naam Du Toit, oorspronkelük Du Toict, wordt afgeleid van het feit, dat een van de voorvaderen uit dit geslacht den Franschen koning een schuilplaats heelt verleend op den zolder van zijn huis. Als belooning daarvoor heeft deze koning hem in den adelstand verheven met den titel: du toict, d.i. van het dak. Het familiewapen bevat dan ook drie zwaluwen, vogels die gewoon zijn onder het dak van een huis te schuilen. De stamvader van de Zuid-Afrikaansche Du Toits heeft in 1692 de boerenplaats „Kleinbos" gekocht, waar thans Daljosaphat ligt, nabij De Paarl in de Kaapprovincie.

De vader van Prof. Du Toit, de bekende Ds S. J. Du Toit, heeft geleefd van 1847—1911. Zijn werkzaam leven is beschreven door zijn zoon in een boek van 469 bladzijden in 1917. Daarop in te gaan zou ons afleiden van ons onderwerp. Wij volstaan dus met te zeggen, dat D's S. J. Du Toit de vader is van de Afrikaansche taalbeweging door de oprichting van het Genootschap van Regte Afrikaners in 1875. Doel van dit genootschap was om te komen tot een „Afrikaanse Bijbelvertaling". Dit werk, onlangs voltooid, heelt dus een periode van 60 jaren noodig gehad om verwezenlijkt te worden.

Ds S. J. Du Toit was ook een dichter. Wie kent niet zijn „Transvaalsche Vrijheidslied".

Di Fiirkleur fan ons diirbaar land. Dl waai weer o'er Transvaal, En wé di Godfergete hand, Wat dit weer neer wil haal!

Minder bekend is echter zijn lied „Di Afrikaanse Taal":

Gen Hollans, Duits of Frans, Gen Engels of Jafaans, Gen Kaffers of Boesmans, Al goi jij almal in di skaal, Fer ons kan huUe nooit ophaal Di ware Afrikaanse Taal.

De lezer hiervan, die deze schrijfwijze vergelijkt met die van de pas uitgekomen „Afrikaanse Bijbelvertaling", zal bemerken, dat in den loop van 60 jaren deze heel wat veranderd is. De oorsprong van de taalbeweging is te vinden bij het Genootschap van regte Afrikaners. Maar het opkomen van de nationale beweging in 1914, onder de leuze: „Om 'n volk te wees moet ons 'n eie taal hè", is oorzaak, dat de beweging algemeen is geworden en met de Bijbelvertaling in het Afrikaansch is bekroond geworden.

S. O. LOS.

(Wordt vervolgd.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 juli 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

EVEN PARKEEREN.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 juli 1937

De Reformatie | 8 Pagina's