GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Rosenberg en Luther.*)

In zijn pas verschenen boek „Der Kampf der evangelischen Kirche in Deutschland" wijdt de schrijver. Dr Arthur Frey, ook een hoofdstuk aan den „Mythus der 20ste eeuw". ^)

De auteur herinnert er aan, dat de hoofdsom van den „Mj'thus" de Duitsche nationale eer is. Zij wordt tot de hoogste autoriteit en éénigste waardemeter verheven; alles moet haar dienen, ook de Kerk. De idee der nationale eer ïs het begin en het einde van alle denken en handelen, van alle gevoelen en begeeren. Zij bepaalt den inhoud en de toepassing der zedewetten; elk gebod is geheel aan den eisch der nationale eer ondergeschikt; religieuze bindingen zijn van lagere orde dan die der natie. Boven het „Gij zult uwen naaste liefhebben als uzelve", staat het „Gij zult uw volk dienen met geheel uw hart en al uw kracht". In een conflict tusschen het Clu-istelijk gebod en dat van het ras, is ong©hoorzaamheid tegenover het eerste plicht.

Dr Frey merkt verder op, dat de idee van den „Mythus" hoe langer hoe sterker in den persoon van den „Führer" belichaamd wordt. Hij is niet alleen de opperste wetgever en rechter, maar ook de verlosser, die aan de nationale eer nieuw leven schonk en nadien over haar waakt; in hem zijn dte kwaliteiten van wereldlijk heerscher en van messias vereenigd; de goddelijke voorzienigheid schonk hem aan het volk. Het terrein, waarover hij gebiedt, is daarom Staat en Kerk tegelijk: voor de Kerk gelden dezelfde levenswetten als voor den Staat.

Het is vooral de „Nationaal-kerkelijke beweging der Thüringsche Duitsche Christenen", welke ook den „Rijksbisschop" Ludwig Muller ondter haar leden telt, die ijvert voor de synthese van Staat en Kerk tot een „ware Duitsche volksgemeenschap". Haar principia komen met die van den „Mythus" practisch geheel overeen. „De God der liefde", belijdt een harer voorgangers 2), „woonde en werkte als heilige geest in ons midden, en schonk ons de kracht tot het geloof aan de vrijheid en de eer der Duitsche natie, en de bereidwilligheid tot de overgave aan de wereldbeschou'wing van den dienst aan bloed en aarde". Die eeuwige God schonk aan het Duitsche ras, zoo gaat het getuigenis voort, ' zijn eigen wet, die in den „Fülirer" en in den door hem gevormden nationaal-socialistischen Staat, gestalte aanneemt. De weg tot de vervulling van deze Duitsche wet is de geloovige, Duitsche gemeente, waarriit de Duitscih-Christelijke nationale Kerk, welke het gansche volk omvatten zal, moet groeien. „In Adolf Hitler zien wij de poort tot de vorming der Germaansohe Kerk opengaan".

« Tegen deze stroomingen werpt de Kerk van Christus met ontzaglijke inspanning nu een dam op. Dat kost haar groote offers; toch aarzelt zij niet, ondanks alle verdachtmakingen en bindernissen. God schenlit haar de kradlit om dien arbeid voort te zetten. Rosenberg en zijn volgelingen willen dat we'rk vei-nietigen. Wie nog meent, dat de Kerk een periode van rust en vrede, van ongestoorde Evangelieverkondiging tegemoet gaat,

leze zijn „Protestantische Rompilger". Wij hebben den vorigen keer gezien, hoe Rosenberg een geheel mislukte poging deed om aan te toonen, dat de „Belijdenisbeweging" verraad aan Luther pleegde, en zich bij Rome aansloot. Op die ficüe van het „nieuwe bondgenootschap tusschen Luther en Wittenberg" 3), rust echter een groot gedeelte van zijn criüek; hij overlaadt de „Belijdende Kerk" met schimpscheuten, maalt haar met de zwartste kleuren af, verdraait de woorden barer dienaren of interpreteert ze op een minderwaardige wijze.

Luisteren we nog eens naar zijn betoogen. Rosenberg wil aan zijn lezers duidelijk maken, dat de „Protestantsche Orthodoxie" in alle opzichten van Luthor afwijkt, niet alleen in methode, leer en richting, maar ook in karakter. Luther geldt bij hem als een type van het echte, edele Germaansche ras, dat alle deugden daarvan beizit. Wie hem verraadt, zoO' luidt het, hoort niet in de volksgemeenschap thuis.

Luther, aldus Rosenberg, verwierp het wereldbeeld van Copernicus. Als Copernicus gelijk had, zeide de her\'ormer eens (althans volgens R.), zou de Heilige Schrift gelogen hebben. Luther, gaat de auteur van de Mythe verder, trok „als innerlijk, waarachtig mensch direct en zonder vrees, de onvermijdelijke conclusies: Wanneer de aarde niet een vlakke schijf was met den hemel boven en dte hel onder, wanneer zij ais kogel vrij in het wereldi- , al zweefde, dan zou er nooit een stoffelijke op^ standing met hemelvaart en hellevaart geweest kimnen zijn(!), dan waren dat slechts hallucinaties, maar geen feiten eener openbaring, waarvan tot dusverre aangenomen werd, dat zij goddelijk was.

Tot zulk een degelijkheid van karakter, om duidelijke conclusies uit een ontdekking te trekken, welke geheel vaststaat, hebben het, vervolgt Rosenberg zijn beschuldiging, noch de Roomsche, noch de Evangelische Kerk kunnen brengen. Zij deden en doen nog steeds alsof Copernicus het oude wereldbeeld niet totaal kapot gemaakt heeft, ... en komen nu, in het nauw gedreven, hopeloos stijfhoofdig met de „eenigste openbaring Gods" aanzetten, welke immers al lang overwonnen is, om die tegen de twintigste eeuw te velde te brengen.

Aan Luther kan men — we volgen nog steeds Rosenberg — zijn afwijzing van het Copernicaansche wereldbeeld en dus zijn handhaving van den Bijbel niet verwijten; de wetenschap was in zijn dagen nog maar aan het begin van haar triomftocht. De menschen van dezen tijd aanvaarden echter allen de nieuwe oosmographie; een ded van hen durft desondanks nog vol te houden, dat „de Heilige Schrift" het „ware woord van God" is, geheel en al. Welk een onwaarachtigheid, roept Rosenberg uit, welk een lafheid, welk gebrek aan karakter. „Luther, de Duitscher, verdwijnt; Luther, de waarachtige, wordt vervormd tot een hoeder van starre, onhoudbai^e dogmata, en uit de Protestantsche gewetensvrijheid groeit... het kerkelijke infantilisme van Kart Barth".

Dat is de toon, waarop Rosenberg zijn tegenstanders toespreekt. De waarheid van hetgeen hij zegt, acht hij boven allen twijfel verheven. Iedereen, die hem niet onmiddellijk gelooft en volgt, moet èf een domkop óf een bedrieger zijn. Maar daar het toch eigenlijk niet aan te nemen is, dait er nog zulke oerdomme menschen bestaan, blijft als eenige mogelijkheid de conclusie over, dat al die betweters karakterlooze misleiders zijn: menschen, die zicbzelf buiten de volksgemeensdhap stellen en ook als zoodanig beihandeld moeten worden.

Luther zal wel nooit gedaclit hebben, dat Mj nog| eens moest dienen om de belijders der Schrift te bewegen hun Bijbel te verwerpen. H|eit is echter slechts een afschuwelijke caricatuur van den groeten hervormer, die aan het volk getoond wordt. Helaas: velen vinden dat beeld natuurgetrouw en mooi.

De „Protestantsche Orthodoxie", die „geen asempje van het Luthersche, Germaansche protesteerende wezen bezit", die „geen vreugde meer over Duitschlands verheffing uit smaad en schande ondervond", die „het groote werk der Duitsche een-wording slechts vanuit het standpunt der liefde tot het Jodendom en zijn Oude Testament beschouwde", die „oude dogmafcisclie afgoden, en meeningen, welke innerlijk al lang afgedaan hebben, boven de eer en de vrijheid der Duitsche naüe plaatst", moet nog veel meer van den auteur der „Mythe" hooren. Hij kan hen niet genoeg schelden: „levenlooze theologen" zijn het, die de „diep-religieuze Duitsche godsdienstigheid vervloeken", en al hun tijd besteden om de grooten, welke Duitschland voortgebracht heeft, te belasteren en verachtelijk te maken. Die „belijdende dominees" vindt Rosenberg gevaarlijker dan de buitenlandsche vijanden.

Het volk moet echter niet denken, dat hij tegen den godsdienst is. Zeer dierbaar is hem het geloof der vaderen. Luistert slechts.

„Niemand van ons is een beeldenstormer, niemand denkt eraan om overgeërfde gevoelswaarden te willen uitroeien". Niemand behoeft vrees te bebben, iedereen zij gerust. „In Duitschland is de godsdienst veilig."

„Wie met een klaar bewustzijn voor het historisch gegevene, door de Duitsche dorpen reist, ziet eerst den kerktoren oprijzen als een eeuwenoud teeken van den geest van gemeenschapszin, die eeiis heerschte. Vlak bij de kerk ligt het kerkhof, in welks aarde de geslachten der boeren rusten. De piëteit tegenover deze voorouders verbindt zich met de achting voor 'het bouwwerk, dat hun doodkist het laatst gezien heeft. Op de traditioneela plaatsen geborgen, ligt de oude Lutherbijbel. Daarin staan de namen der oude bezitters ingeschreven; het tegenwoordige geslacht leest erin met het bewustzijn, dat de oogen der voorvaderen geloovig op dezelfde bladzijden gerust hebben. Geen enkele Duitscher, die nog eenig verantwoordelijkheidsgevoel bezit, zal deze mooie gevoelsuitingen zonder piëteit willen aantasten, maar één ding roept onze tijd van strijd aan alle hoeders van eerbiedwaardige overleveringen toe: De Lutherbijbel, die nu traditie is, was eenmaal revolutie! De man, die hem schreef(!) verklaarde aan een duizendjarige overlevering een oorlog, welke de gansche wereld in verbijstering bracht Uit vroegere revolutie werd echter overlevering, welke kracht gaf, uit traditie versteening, uit deze versteening is nu vijandschap tegenover het leven gegroeid. En onze tijd eischt ... bij alle eerbetoon aan de voorvaderlijke oiverleveringen, dat deze oude leeringen niet aan het behoud van ons leven in den weg staan of zelfs dit leven met zoogenaamde eeuwige dogmata en „openbaringen" vijandelijk en verdoemend tegemoet treden. De wet van ieder waarlijk groot tijdvak leeft ook in ons; wij hebben tot nu toe bewezen, dat wij haar waardig zijn, , wij willen ook verder waardig strijden".

Het is meer dan verschrikkelijk!

De boeren worden met eenige dierbare woorden over hun erfgoed en over hun f amiüebijbel gestreeld. In werkelijkheid haat de vleier dien Bijbel met doodelijken'haat, spreekt hij over den inboud daarvan met de meest lasterlijke woorden, vertreedt bij Gods Woord en Gods Wiet onder zijn lompe voeten, zou hij niets liever doen dan bladzijde na bladzijde uit het boek des levens scheuren om ze te verbranden, kent hij geen andere begeerte dan het Kruis te vernielen en degenen, die daarvoor knielen, te bespotten en weg te sleuren.

En dat alles in den naam van Luther, die de rechtvaardigmaking door het geloof predikte, die getuigde van zonde en schuldvergeving, van oordeel en genade, van verderf en reinigmaking door het bloed, die bereid was om ten doode toe te strijden voor de Heiligheid van Gods Naam, die den aanval van de machten der wereld begroette met den geloofsjubel:

„Gods W'bord houdt stand in eeuwighei Én zal geen duimbreed wijken".

Met welk een ontroering is dat Lutherlied g& - Izongen op het plein van Dahlems Kerk, en op (zoovel© andere plaatsen, waar de geloovigen ver- 1 zameld waren als de gewelddadige hand der Over- Iheid zich naar de dienaren van Christus uitstrekte.

„Geen aardsche macht begeeren wij Die gaat weiras verloren! Ons staat de sterke Held terzij Dien God ons heeft verkoren".

Nooit heeft de Kerk een üjd beleefd, waarin zooveel schandelijken laster over haar hoofd is uitgestort, nooit heeft de menschheid voor een zoo diepen afgrond gestaan, nooit is een volk met zulke afschuwelijke leugens vergiftigd. Alle menschelijk woord schiet tekort om het bederf te beschrijven, dat nu in de zielen van een volk gestort wordt.

Het is noodzakelijk, dat „Protestantisch© Rompilger" door ieder gespeld wordt. De monden zullen daai-na geen vergoelijkende woorden over den Duitschen kerkstrijd meer kunnen voortbrengen.

Of zal er dan nog gezegd worden, dat al die valsche getuigenissen slechts de persoonlijke meening van Rosenberg zijn? Het antwoord gaeft hij zelf.

„Het is", schrijft deze opvoeder des volks, wan- [neer hij een artikel van een Professor Sasse [aanhaalt, „hier heel duidelijk, dat het in dezen strijd (bedoeld is die der „Belijdenisbeweging") niet meer gaat om een aanval tegen mijn persoon- 'lijke overtuigingen op godsdiensüg-wijsgeerig terrein, maar om ©en „eensgezind georganisecrdte poging, welke de geestelijke grondslagen der naüonaal-socialististfhe gedachtenwereld en der Duitsche wedergeboorte aantasten wil".

En ditmaal heeft Rosenberg gelijk. ; '

De groote strijd gaat tusschen de leer der erfzonde ©n die van de zelfverlossing van den „van nature edelen mensch", tussdien het Woord van God en de Mythe.

In dien strijd kiest de Staal meer en meer partij.*) Daarover den volgenden keer.

B.. t. B.


* Dit en het voorgaand artikel waren reeds geschreven voordat de auteur kennis kon nemen van de artt. van Ds Vreugdenhil inzaice de iboeken van Laatsman en Frey.

1) Over dit boek schreef Ds M. Vreugdenhil in „De Ref." van 22 Oct. een uitvoerig artikel.

2) Aangehaald door Dr Frey, pg. 113 e.v.

3) Rosenberg haalt ook veel van Karl Thieme aan, die, zooals bekend, een soort synthese tusschen het „Protestantisme" en het „R, KathoHcisme" voorstaat; de lezer moet den indruk krijgen, alsof hier een typische representant der „Belijdenisbeweging" aan het woord is. En dat is Thieme in het geheel niet. '. '.4, ; i; S': vy-1, > - '-.i!i: \

4) Na het schrijven van dit stuk, lazen we in de dagbla- Iden, dat een groot aantal Duitsche predikanten zich, o.m. Inaar aanleiding van „Protestantische I R o m p i 1 g e r", tot de overheid gevfend hebben met de vraag of het hun toegestaan is of niet, het Evangelie te I prediken, zonder dat zij en hun gehoor als verraders en 1 staatsvijanden beschouwd worden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 november 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 november 1937

De Reformatie | 8 Pagina's