GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nationaal-socialistische geschiedenisbeschouwing.

Dhr T. van Popta schrijft in „IJmuider Kerkbode":

Wanneer men Duitse tijdschriften doorleest, dan ziet men hoe alle krachten worden ingespannen om het Duitse volk op te leiden in de beginselen van het nationaal-sooialisme, in de idee van de totalitaire staat.

Het hele leven moet gericht worden o< p het staatsbelang. Doen en spreken en denken, elke levensuiting moet een openbaring zijn van de staatsgedacht©, de wereldbeschouwing van den burger moet zijn die van het nationaal-socialisme.

Geen Christendom kan hiermee samengaan. Duidelijk wordt dit aangetoond in een „Schulings- 'brief", een soort lesbrief, uit een serie, getiteld: „Eenheid: Arbeid en Bedrijf", met daaronder de leus: „Recht op Arbeid —' plicht tot Arbeidsprestatie", uitgegeven door den Rijksorganisatieleider van de Nat. Soc. Duitse Arb. Partij.

Vervolgens citeert hij enkele openhartige gevallen van verloochening van de christelijke beschouwing der geschiedenis. Aldus;

Daarin vindt men het verschil tussen het rassenbeginsel en het christelijk beginsel als volgt beschreven:

„De van ouds bekende voorstelling van de christelijke geschiedbesohouwing tekent de gang van den mens door deze wereld als een altaarstuk, een schilderij uit drie panelen bestaande, wEiarop drie Bijbelse tonelen.

Het middelste stuk is een afbeelding van Christus' geboorte of van Zijn dood. Van de zijpanelen geeft het linker een voorstelling van Adam's verdrijving uit het paradijs of een ander feit uit de scheppingsgeschiedenis. Het rechter paneel schildert Christus' wederkomst en 't laatste oordeel.

Dit zijn de grote hoofdgebeurtenissen: schepping, verlossing en het einde der wereld.

Tussen deze hoofdtonelen schildert de geschiedheschrijving ons dan de loop van den mens door de eeuwen heen bezuiverd met de Joodse geschiedenis volgens de berichten uit het Oude Testament, terwijl nu en dan een greep wordt gedaan in de geschiedenis van de grote wereldrijken Egypte, Baï)el en Assyrie, dan kort voor Christus' geboorte iets uit de geschiedenis van Rome met het leven van den Heiland intredend in de gang van de Romeinse geschiedenis en uitmondend in 't brede schilderij van de tijd waarin de geschiedschrijver leeft".

Even verder:

Schepping, zondeval, verlo'ssing en eindoordeel vormen het raam, waarop de wereldgeschiedenis geborduurd is.

Maar het nationaal-socialisme kan deze geschiedbesohouwing niet gebruiken.

Daarom schrijft de lesbrief verder:

„De baanbrekende omvorming van het geschiedenisbeeld en ten slotte de totale versplintering van dit geschiedenisraam is uit machtige feiten voortgekomen.

Men ontdekte dat er vóór het begin der jaartelling een veel langere tijd dan de oud-testamentische vierof vijfduizend jaar verlopen was. De scheppingsgeschiedenis had geen wetenschappelijke waarde meer. Het linkerpaneel van het altaarschilderiji moest dus verdwijnen. Daarmee verviel ook het rechterpaneel, dat door zijn voorspelling over de jongste dag bleek geen product van wetenschappelijke kennis, maar van een ander streven te zijn.

Daar men verder landen en beschavingen ontdekte, die beslist buiten het gebied der Middellandse-zeelanden lagen en die in ontwikkeling niet voor de klassieke landen als Palestina, Griekenland en Rome onderdeden, konden deze landen niet meer als het centrum van de geschiedenis beschouwd worden en zo moest de beheersende rol van het Joods-christelijke

middenstuk ook wegvallen". De christelijke geschiedenisbeschouwing is hiermee weggeruimd.

In de plaats van de beschouwing, welke den Christus de eereplaats geeft, treedt dan hier die welke aan het ras een beheerschende plaats toekent.

Ondgerefoimeerde en Crereformeerde Gemeenten.

Voor het gerechtshof van Den Haag (3e kamer), is een proces gevoerd inzake een overblijfsel van een „Oudgereformeerde gemeente" te Scheveningen, dat bezwaar had tegen aansluiting bij de „Gereformeerde Gemeenten". „De Saambinder" vertelt er iets over. Daaraan ontleenen wij, wat de overwegingen van het hof betreft:

Overwegende, dat toch uit dat gevoelen der deskundigen blijkt, dat het wezen der Oud Gereformeerde Gemeenten van dien aard is, dat aansluiting bij de Gereformeerde Gemeenten moet worden geacht te zijn in strijd met haar wezen, immers een zoodanig verschil in beginsel tusschen Gereformeerde Gemeenten en Oud Gereformeerde Gemeenten bestaat, dat dit verschil raakt den grondslag der Oud Gereformeerde Gemeenten;

71 Overwegende, dat dan ook zij, die destijds vóór aansluiting bij de groep der Gereformeerde Gemeenten stemden, blijk hebben gegeven zich van dit verschil in grondslag bewust te zijn, omdat zij kennelijk begrepen hebben, dat de consequentie van die aansluiting moest zijn, dat de Gemeente zich dan niet langer Oud Gereformeerde Gemeente kon noemen, maar voor het vervolg den naam van Gereformeerde Gemeente moest dragen;

Overwegende, dat wat er zij van de vraag, in hoeverre de beginselen, waarin de verschillen bestaan, al dan niet van godsdienstigen aard zijn te beschouwen — een vraag, die naar 'sHofs oordeel tenslotte niet voor den burgerlijken rechter van doorslaggevenden aard is —, die verschillen in ieder geval zijn gebleken van die beteekenis te zijn, dat zij juist den aard van beide groepen van gemeenten karakteriseeren, hare zelfstandigheid tegenover elkander bepalen, en den grondslag van haar gescheidenheid uitmaken;

Overwegende, dat derhalve, wanneer men zich. inzake die verschillende beginselen tevoren op het standpunt der Oud Gereformeerde Gemeenten heeft geplaatst, doch — daarop terugkomende — zich voor het vervolg op het standpunt der Gereformeerde Gemeenten gaat stellen, men daarin de Oud Gereformeerde Gemeente, waarvan men lidmaat was, verzaakt, zich door die daad van die Oud Gereformeerde Gemeente afscheidt, en daardoor heeft opgehouden lid dier gemeente te zijn.

Hier volgt het vonnis:

Veroordeelt ieder der appellanten om IV een bedrag van f 150 te betalen voor eiken Zondag en algemeen erkenden Christelijken feestdag en een bedrag van f50, — voor eiken anderen dag, dat, nadat het vonnis en dit arrest in kracht van gewijsde zullen zijn gegaan, hij (zij) nalaat om aan de in het vonnis sub. II en III omschreven veroordeeling te voldoen.

Buchman-beweging.

Ds A. M. Boeijinga schrijft in „Geref. Kerkblad voor Haarlem":

Gelijk men weten kan, heeft deze beweging in Indië en in sommige van onze kerken daar, tamelijk groote ingang gekregen. De classis Batavia, die alle Gereformeerde Kerken van Indië omvat, heeft zich genoodzaakt gezien hierover te handelen. Haar uitspraak was echter zoo slap, dat deze in de kerken van ons land bijna onvermengde tegenspraak heeft gevonden.

Nu heeft Ds Mak van Medan zich opgemaakt om het besluit der classis Batavia te verdedigen. Als korte saamvatting daarvan zegt Ds Popma van Amersfoort in de „Soester Kerkbode":

„Dit betoog heeft als uitgangspunt de hoop, dat de Buchman-beweging nog eens grondig veranderen zal en al zuiverder schriftuurlijk worden. Deze hoop vindt z'n grond in: a. de bewering: de beweging is nog zoo jong. 't Is nog verward en er kan nog van alles uit groeien. b. We zien toch goede resultaten."

Daartegen merkt hij echter op:

„Laat ik nu voor een oogenblik onderstellen, dat deze gedachten-gang juist is, wat mijn inziens niet 't geval is.

Wie zijn nu de menschen, die meehelpen deze jeugdige beweging in goede banen te leiden?

Toch in de eerste plaats zij, die scherp en klaar de fouten aanwijzen op grond van Gods Woord. Dit zijn de menschen, die barmhartigheid toonden en zorg voor de ziel van anderen.

Daartoe is arbeid noodig van achter de schrijftafel. In de geschriften toch der Buchman-menschen hebben we hun overwogen oordeel over de dingen en niet losse invallen. Met de geschriften voeden zich de Buchman-menschen tot opbouw van hun geestelijk leven.

Alleen critiek en nog eens critiek kan hulp brengen.

Nu zeggen anderen: neen, begeef u in de beweging en ga dan van binnen uit verbetering brengen. Maar dat kan niet juist zijn, want wie begint met mee te doen, begint met — zij het voorloopig — een onjuiste houding aan te nemen. We mogen nu eenmaal niet een tijd lang met verkeerde dingen meegaan en meedoen in de hoop langzamerhand alles te verbeteren. En dat onjuiste zit nu eenmaal in het subjectivistisch uitgangspunt, dat heel de methode dezer beweging beheerscht.

Overigens komt de verbetering eerst, als de Schrift het centrum gaat vormen en dus de Buchmanbeweging geen Buchman-beweging meer is.

We hebben niet te vragen naar wat in den loop der historie een beweging nog worden kan, maar naar wat ze nu is. En naar het beginsel, dat openbaar wordt. Is een geschrift soms minder een levensuiting dan eenig ander ding? Mag ik bij mijn schrijven Gods Woord los laten, als ik maar op andere punten mij als geloovige gedraag?

Wanneer in de toekomst mocht blijken, dat de Buchman-beweging zich verbeterd heeft en naar de critiek geluisterd heeft, dan is er alle reden, dat — desnoods langs kerkdijken weg — met blijdschap te constateeren."

Deze critiek is inderdaad bondig en juist. Als men bij deze beweging en zoovele andere, alleen maar weet te zeggen, dat er toch nog wel wat goeds in is en zich daardoor zou laten leiden, is men de zuivere koers van het begin af al kwijt.

Namen noemen?

i Ds F. J. W. Schiebaan schrijft in „Geref. Kerkbode voor Hoeksche Waard en IJselmonde":

Een enkele maal komt het voor, dat het bestuur van één of andere neutrale vereeniging aan de diaco> nie vraagt, de namen en adressen der ondersteunden op te geven, met het doel, dezen uit de vereenigingskas een extra-tje te geven.

72 Ds Schiebaan wijdt dan aan het vraagstuk een beschouwing, en besluit als volgt:

Als regel dient dus te worden aangenomen: aan buitenstaanders worde geen opgaaf van namen der ondersteunden verstrekt. Maar — als het bestuur van een vereeniging z'n uitkeering van die opgave nu eens afhankelijk stelt? Als het dus zegt: ge moet mij de namen noemen en anders gaan we uw behoeftige leden voorbij?

Dan moeten onze diakenen niet gaan schipperen. Niet zeggen: nu ja, vooruit dan maar. Als de Heiland in Matth. 6 een voorschrift geeft, óók voor de diaconale practijk, dan dient men dat te eerbiedigen. Alleen in den weg der gehoorzaamheid kunnen de belangen van de armen worden gediend.

De drievoudige macht.

Ds Van Strien schrijft in „Groningsche Kerkbode":

Men is het er in Gereformeerden kring over eens, dat 'Christus aan Zijn kerk een drievoudige macht gegeven heeft.

In de eerste plaats de macht om het Woord en de Sacramenten te bedienen.

In de tweede plaats de macht om te doen wat voor den goeden gang van het kerkelijk leven noodig is, de macht om ambtsdragers te kiezen en om regelingen te treffen, die voor den welstand van de kerk bevorderlijk zijn.

En in de derde plaats de macht om kerkelijke tucht te oefenen.

Deze drievoudige macht schonk Christus aan Zijn terk.

Nu komt de kwestie zoo te staan — en daar gaan de wegen uiteen —: 'Gaf Christus die drievoudige macht aan de plaatselijke kerk alleen, of ook aan het kerkverband?

Wijlen Prof. Dr H. Bouwman geeft in zijn boek 'Oiver Gereformeerde kerkrecht dit antwoord: „Deze drieërlei macht komt niet toe aan de meerdere vergadering, maar aan de ambtsdragers der plaatselijke kerk".

En Prof. Dr H. ïï. Kuyper gaf in de jaren voor „Assen" precies hetzelfde antwoord.

Deze korte opmerking heeft hierom haar waarde, wijl de drie machtsoefeningen naast elkaar gesteld worden, zooals ook wij het onlangs in „Kerkelijk Leven" deden met het viertal: belofte, bedreiging, vermaning, sacrament. Wie inzake de derde macht (tucht) de vergadering van kerken ziet optreden met een bevoegdheid zooals tegenwoordig door sommigen haar toegekend wordt, die moet verder gaan dan dit eene punt.

Promotie in 't belang der kerk.

Men herinnert zich hetgeen Prof. Greijdanus bij herhaling heeft geschreven over doctorale studies. Tegenover degenen, die betoogden, dat daarmee slechts een wetenschappelijk en geen kerkelijk belang gediend werd, en die daarmee het Kamper promotierecht wilden tegenhouden, hield hij vol wat onze lezers nog pas hebben kunnen nagaan. Laat ons nu ook citeeren wat Ds H. Veldkamp schrijft in „Friesch Kerkblad", naar aanleiding van Dr Schippers:

en daarom wil ik thans reeds namens onze Redactie, zoowel den gepromoveerde als de kerk van Wanswerd, die hij' dient hartelijk gelukwenschen. Ds Schippers zou zeker niet deze belangrijke arbeid ondernomen hebben, indien hij' niet van oordeel was, dat de studie in het belang was van de kerk, en zelfs niet alleen van de kerk welke hij dient, hoewel die daarvan de beste vruchten genieten zal. Wij zijn precies dezelfde meening toegedaan, en spreken de hartelijke wensch uit dat God die studie, niet in 't minst deze die in zekeren zin „midden in het leven" staat, zegene.

Het verblijdt ons, dat Prof. Greijdanus en Ds Veldkamp het in dezen zoo hartelijk eens zijn.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 december 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 december 1938

De Reformatie | 8 Pagina's